Tot de velen naderhand gebroken beloftes van Mark Rutte tijdens dertien jaar premierschap behoorde, twee jaar geleden, toen hij wegens zijn leugens in de Omtzigt-functie-elders-affaire door D66 naar huis dreigde te worden gestuurd, die van een nieuwe bestuurscultuur, waarover hij toen haastig verklaarde vergaande ideeën te hebben. Waar we gisteren echter getuige van werden, was echter vooral een schaamteloos vertrouwde voortzetting van de oude.
Het kabinet heeft namelijk besloten vertrekkend CDA-leider Wopke Hoekstra voor te dragen voor de door Frans Timmermans’ terugkeer naar Den Haag vrijgekomen post van Nederlandse eurocommissaris, terwijl er toch een veel voor de hand liggender kandidaat voorhanden was, die eveneens belangstelling zou hebben getoond: vertrekkend D66-leider Sigrid Kaag. Iemand die, gezien haar brede internationale ervaring en belangstelling, geknipt zou zijn voor die post, niet in de laatste plaats ook vanwege haar diplomatieke gaven.
Speciaal dat in duidelijk contrast met Hoekstra, die, gezien zijn horkerige, puur op de populistische geen-cent-mee-naar-zuidelijke-uitvreters-sentimenten van het thuisfront gerichte houding in de coronacrisis, meer in een traditie van Hollandse botheid past, ooit door zijn voorganger op Financiën Jan Kees de Jager zo treffend verwoord met de woorden: “I am Dutch, so I can be blunt”. Ons goede geld wordt daarginds immers toch maar in de steeds talrijkere zwoele zomernachten voor drank en vrouwen over de balk gesmeten, om met De Jagers opvolger Jeroen Dijsselbloem te spreken, die een minimum aan tact soms eveneens overbodig vond.
Is dat passeren van Kaag ten gunste van Hoekstra Ruttes wraak voor de val van zijn kabinet – net (als ik de vergelijking even mag maken) een dag nadat Poetin op zíjn manier wraak op het verraad van Prigozjin heeft genomen? In ieder geval zal het voor de vele critici van de Haagse bestuurscultuur, waarvan juist Omtzigt tot de belangrijkste voorman is uitgegroeid, een bevestiging vormen van de onverbeterlijke neiging tot vriendjespolitiek in Haagse kringen, waarbij – (bij alle bloedige verschillen) net als in het Kremlin – binnen het old boys-Binnenhof-network loyaliteit zwaarder telt dan kwaliteit.
Nog eventjes snel een benoeming erdoor drukken, nu dat nog in de oude politieke constellatie kan, voordat Pieter en Caroline daar straks door getalsmatige overmacht in het parlement definitief een stokje voor steken!
Het zegt tevens iets over de nog steeds geringe waarde die op het Binnenhof aan Europa en het buitenland wordt toegekend, zoals dat ook lange tijd bij Rutte zelf het geval was, voor wiens partij buitenlandse politiek van oudsher vooral handelspolitiek is. Dat blijkt niet alleen door Ruttes nonchalante keuze, tot driemaal toe, in eigen VVD-kring voor de post van minister van Buitenlandse Zaken: eerst Uri Rosenthal, dan Halbe Zijlstra en Stef Blok.
Alledrie typisch binnenlandse benoemingen, waarbij binnenlandse politieke steunpilaren beloond moesten worden, die nooit door enige visie op de Grote-Mensen-Wereld voorbij Zundert en Zevenaar waren opgevallen. Rosenthal is ons vooral bijgebleven door zijn opmerkingen over de diplomatie als rustiek tijdverdrijf en het EU-lidmaatschap als exportstimulans, Blok door zijn faux pas over multi-etnisch Suriname. En Halbe, ach Halbe: hoe graag zou onze grote fabulator dezer dagen niet op die fameuze datsja zijn geweest om Poetin persoonlijk zijn visie op de ondergang van Prigozjin te horen onthullen!
De secundaire positie die de buitenwereld kennelijk in het wereldbeeld van het kabinet inneemt, blijkt ook uit het feit dat nu dus eveneens tussentijds de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken opstapt. Sinds Poetins overval op Oekraïne februari vorig jaar was de boodschap van de coalitie immers geweest dat in deze gevaarlijke tijden personeel-bestuurlijke continuïteit cruciaal was, en dus elk parlementair zagen aan de poten van de internationaal meest gezichtsbepalende politici – premier en buitenlandminister – onverantwoord zou zijn. Vervolgens blaast de premier echter zélf zijn kabinet over een feitelijk non-probleem op, en kiest de buitenlandminister voor een zeer tijdelijke andere baan.
Wat die opvolging van Timmermans betreft: men kan natuurlijk inderdaad argumenteren dat het maar voor een jaar is. En de klimaatportefeuille, hoe essentieel ook voor de toekomst op deze planeet, raakt niet meteen aan het acute Europese veiligheidsprobleem dat Poetin met zijn agressieoorlog heeft gecreëerd.
Maar een jaar is in de politiek zeer lang, en de klimaatproblematiek zeer urgent – men mag hopen dat na de wereldwijde verzengende hittegolf en megabosbranden van afgelopen zomer dat besef nu ook eindelijk ingedaald is bij díe partijen, die vanwege de belangen en sentimenten van hun achterban – boeren, industrie, luchtvaart – jarenlang liever de kop in het zand hebben gestoken. Maar er erg gerust op kan men niet zijn, gezien de penibele positie van Hoekstra’s eigen partij, en het feit dat de EVP, waartoe zijn CDA in Brussel behoort, onder leiding van Manfred Weber meende het klimaatbeleid zoveel mogelijk uit te moeten kleden.
Hoeveel stagnatie door struisvogelpolitiek kunnen we ons nog in Brussel in dit dossier veroorloven? Betekent een jaar Hoekstra als eurocommissaris een verloren jaar? Het feit dat er, om de verdere opwarming van de Aarde te stoppen, pijnlijke keuzes gemaakt moeten worden, dat niet langer meer alle denkbare kolen en geiten gespaard kunnen worden, omdat de kwalitatieve winst door technische vooruitgang in pakweg de luchtvaart steeds teniet wordt gedaan door de voortgaande kwantitatieve groei ervan, zal niet alleen voor de komende Nederlandse Kamerverkiezingen van november, maar ook voor de Europese Verkiezingen van volgend jaar een zeer belangrijk thema moeten vormen.
Thomas von der Dunk, 25 augustus 2023