Tot de opmerkelijkste commentaren die mij n.a.v. het Griekse drama onder ogen kwamen behoorde dat van Melvyn Krauss, emeritus hoogleraar in New York, op 30 juli in De Volkskrant. Titel: “De Griekse crisis heeft de euro sterker gemaakt”.
Krauss: “De belangrijkste Griekse les is dat het verlaten van de euro zo angstwekkend is dat zelfs de harde kern van de radicalen in Griekenland ervoor terugschrikt. Dat betekent dat de ‘euro van regels en hervormingen’ de wind fors in de zeilen krijgt en de radicalen in en buiten Griekenland in de verdediging drukt. Zelfs de opperradicaal van Griekenland, premier Tsipras, heeft zijn extreem-linkse standpunten verlaten. Hij kon de euro niet veranderen, en daarom heeft hij zijn beleid veranderd. Waarom moeten we pessimistisch zijn over de toekomst van de euro als zijn vijanden de witte vlag hijsen?”
Ik laat de doelbewuste framing en demonisering van Tsipras als ‘extreem-links’ en vijand van de euro even buiten beschouwing. Wat Tsipras wilde, was helemaal niet zo radicaal, want in feite klassiek-Keynesiaans stimuleringsbeleid, dat door veel economen als veel verstandiger wordt voorgestaan dan het huidige bezuinigingsbeleid dat Griekenland juist verder de afgrond in geholpen heeft.
Het gaat mij nu om iets anders, de basis onder de triomfantelijke ondertoon van Krauss, die namelijk een grote bedreiging voor een democratisch Europa vormt – namelijk voor het geloof van de burgers dat Europa ook ‘hun’ Europa is, en zij er ook nog iets over te zeggen hebben. Niet het feit dat Krauss een bepaalde politiek-economische koers voorstaat is hier het probleem, maar het feit dat de euro elke alternatieve koers volgens hem onmogelijk zou maken – en hij dat toejuicht.
Krauss’ juichkreet is namelijk de juichkreet van de dictator: U kunt wel iets anders willen, maar U heeft lekker geen keus. Want wat staat er feitelijk in het citaat? Dat de euro de kiezers elke mogelijkheid ontneemt om nog zelf iets anders dan ‘hervormingen’ te willen – waarbij ‘hervormingen’ dan eufemistisch staat voor verlaging van pensioenen, verslechtering van het ontslagrecht en anderssoortige afbraak van de welvaartsstaat. Het was daartegen dat de Griekse kiezer in januari in opstand kwam en daarom dat de vorige corrupte regering werd weggestemd.
Krauss’ boodschap is helder: die Griekse kiezer heeft gelukkig niets meer te willen. Referenda? Houdt ze maar zoveel U wilt, maar ze veranderen toch niets.
Velen zullen nu in eerste instantie schouderophalend reageren: ach, dat is gewoon het probleem van die slecht functionerende Grieken. Maar het raakt uiteindelijk iedereen, omdat hier het basisprincipe van de democratie op het spel staat. Namelijk dat er niet slechts één beleidssmaak bestaat, maar meer opties zijn.
Ook Nederland wordt namelijk herhaaldelijk geconfronteerd met verplichtingen en maatregelen die lijnrecht ingaan tegen wat de eigen bevolking in meerderheid wenst, en waarover ze tegelijk dus steeds minder te zeggen heeft.
Niet alleen niet op nationaal niveau, omdat het nationale niveau daar steeds minder over gaat, maar ook op internationaal niveau, omdat de democratie in Brussel nog minder naar behoren functioneert dan binnen de afzonderlijke staten.
Dat heeft niet alleen te maken met de nog altijd beperktere bevoegdheden van het Europese parlement, of het ontbreken van een echte regering, waardoor er ook geen echte oppositie bestaat. De traditionele grote middenpartijen nemen allemaal tegelijk deel aan de Coalitie van de Macht, dus voor zover er oppositie is, kan die als populistisch en anti-Europees weggezet worden. Daardoor kan die meestal geen deuk in een pakje boter slaan, terwijl tegelijk de door haar verwoorde sentimenten breder worden gedeeld. Dat was ook de les van het referendum van 2005.
De Europese verkiezingen zijn nog steeds amper van invloed op de Europese Commissie, waarin vooral elk land een plaatsje krijgen moet. Het zijn bovendien ook de andere regeringen die – zie de Griekse kwestie – samen bepalen hoeveel ruimte een land krijgt om eigen beleid te voeren, maar daarvoor tegelijk aan niemand (behalve ieder voor zich aan hun eigen nationale parlement) verantwoording schuldig zijn. Merkel en Rutte kunnen niet door Brussel naar huis gestuurd worden, en evenmin door Athene dat hun maatregelen het meeste voelt.
Nog gevaarlijker voor de steun onder de Europeanen voor Europa is echter iets anders. Dat is, dat als gevolg van de eenzijdig op economische groei en uniformering van de markt gerichte koers die Brussel al decennia vaart, het belang van grote bedrijven het wint van dat van gewone burgers. Die hebben zelden de financiële en organisatorische capaciteit om zich tot een krachtige Europese lobby te verenigen. Tabaksgigant Philip Morris heeft in Brussel bijvoorbeeld meer dan tweehonderd beroepslobbyisten rondlopen. Daar kan, als het om de beïnvloeding van wetgeving gaat, geen goedwillende artsenorganisatie tegenop, ook zonder dat een minister – zoals ooit Hans Hillen – betaald tabakslobbyist hoeft te zijn.
Met de op de belangen van dergelijke multinationals toegeschreven arbitrage-overeenkomst ISDS binnen het handelsaccoord TTIP zullen de burgers en hun nationale democratieën nog meer op achterstand worden gezet, omdat bij een democratisch besloten wetswijziging die niet met de financiële belangen van een multinational stroken, enorme schadeclaims wegens gemiste winsten dreigen.
Concreet: omdat Morris nu tegen Australië procedeert vanwege de nieuwe antirookwetgeving, ziet Nieuw-Zeeland van overname daarvan af. Als het TTIP ingang vindt, staan dergelijke beperkingen van democratische rechten ons ook in Europa te wachten, en zullen de Europese burgers zich dan nog meer van Brussel vervreemden. En een Europa zonder Europeanen is op den duur politiek niet levensvatbaar. Alleen dat al is een reden waarom elke fatsoenlijke parlementariër in Brussel het TTIP in de huidige vorm naar de prullemand dient te verwijzen.
Thomas von der Dunk, 5 augustus 2015