Als een voor Nederland ongekend plompe steen in de vijver: zo laat zich het stuk van Joris Luyendijk in de NRC van 14 januari over het thema ‘Brexit’ het beste omschrijven. Het verscheen tegelijkertijd ook in The Guardian, en schijnt ginds tot vele woedende reacties te hebben geleid. Een toonaangevende Nederlandse journalist die Westminster de Europese wacht aanzegt: dat komt zelden voor. De meeste Nederlandse politici opereren in elk geval, als het om de Britten gaat, op kousenvoeten, premier Rutte vooraan.
Zoals ze zich in Londen koesteren in hun special relationship met Washington – waarbij altijd onduidelijk blijft of die gevoelens volledig wederkerig zijn – zo koestert Den Haag zich vanouds in de veronderstelling van een special relationship met Londen, waarbij zeker twijfelachtig is of dat aan gene zijde van de Noordzee ook zo wordt gezien. Minder twijfelachtig is dat Den Haag altijd bereid is om voor Londen de kastanjes uit het vuur te halen – dat was al zo tijdens het beruchte Grondwetreferendum van 2005. Reactie van een Britse diplomaat op het Nederlandse fiasco, dat Blair een eigen riskante volksraadpleging bespaarde: “We are so glad you did this for us”.
Voor de Britten, en het erbijhouden van de Britten, doet Nederland inderdaad alles. Dat is een oersentiment, dat teruggaat tot de begindagen van de Republiek: de bedreiging kwam steevast van over land – eerst de Spanjaarden met Filips II, dan de Fransen met Lodewijk XIV en Napoleon, dan de Duitsers met Bismarck en Hitler – en de redding van over zee, waarbij de hulpvaardige Engelsen inmiddels alleen voor de Amerikanen hebben plaats gemaakt. Valt België op door een sterk Europese oriëntatie, Nederland is eerder Atlantisch – waar de Belgische regering altijd eerst naar Parijs kijkt, kijkt de Nederlandse bij voorkeur naar Londen en Washington, ook al dwingt onze economische status als de facto Duitse deelstaat in de praktijk steeds vaker nauwe afstemming af met Berlijn.
Dit valt niet los te zien van de ligging van de eigen nationale regeringszetel: Brussel midden in het land, Den Haag aan de maritieme rand. Veelzeggend – en zonder parallel in de naburige talen – is de uitdrukking die Nederlandse politici bezigen als zij vanonder de Haagse kaasstolp vandaan kruipen om de kiezers op te zoeken. Dan zeggen zij dat zij het land ingaan – als per abuis gestrande varensgasten die helaas even de beschermende kust achter zich moeten laten, maar Godzijdank ’s avonds terug mogen keren naar het veilige Scheveningse strand.
Begon de eerste bevrijding van vreemde overheersing in 1572 niet juist vanaf de Noordzee met de overval van de Watergeuzen op Den Briel? In het verlengde daarvan zoekt Den Haag nog steeds graag mentale steun bij dat andere schippersvolk, als tegenwicht voor die overgehaalde landrotten op de rest van het Europese continent.
Bovendien delen wij met de Britten een uitgesproken handelsgeest – waar Frankrijk, Duitsland en Italië zichzelf nog steeds als industrienaties zien en dus niet vies van protectionisme zijn, gaat Engeland – net als neoliberaal Nederland – helemaal voor de grenzenloze (afzet)markt.
Die markt: dat is het enige waarvoor de Britten EU-lid zijn, niet om politieke redenen. Dat was ook de kern van de Uri Rosenthal-doctrine: volgens de VVD zijn ook wij slechts EU-lid om makkelijker onze aardappelen te kunnen verkopen. Vooral geen politieke vergezichten graag! Niet toevallig kan Rutte het zo goed met Cameron vinden. Misschien was daarom de woede in Engeland over Luyendijks artikel wel extra groot: van Nederlandse zijde had men zulks niet verwacht.
De kern van zijn betoog: Europa moet zich niet door Cameron laten chanteren om de Unie uit te hollen teneinde de Britten binnenboord te houden, want ingeval van een Brexit heeft niet zozeer Brussel, als wel Londen een groot probleem. Dus geef niet toe, maar speel het spel keihard!
Luyendijk heeft met dat laatste gelijk. Een van de zaken die Cameron wil bedingen, is dat de Pond niet onder beslissingen ten gunste van de Euro lijden mag – lees: dat de Britse banken vrij spel houden. Niet toevallig zijn vooral zij voor een Brexit doodsbang. Sinds Thatcher het nationale Britse verdienmodel op de financiële in plaats van de industriële sector gegrondvest heeft, is Westminster de buikspreekpop van de City geworden, en heeft het alle hervormingsmaatregelen gefrustreerd. De kredietcrisis van 2008, waaronder Europa nog steeds zucht, was immers mogelijk door de deregulering van de financiële markten. Wat in Londen als de kip met gouden eieren geldt, is voor Europa namelijk een ramp.
Nog in een tweede, verwant dossier ligt Londen dwars: de aanpak van de brievenbussen in belastingontduikersparadijzen voor multinationals, waarvan naast Engeland ook Nederland er overigens eentje is. Jaarlijks lopen Europese landen rond de zestigmiljard Euro aan belastinginkomsten mis. Zoals Google bij Cameron kind aan huis is, wordt Bill Gates op het Binnenhof gefêteerd, en reist Rutte nu zonder belastingaanslagformulier naar Silicon Valley af. Microsoft, Google en Apple betalen vergeleken bij gewone bedrijven aan de fiscus een schijntje, en de burger betaalt het gelag. Europa wil terecht aan deze buitensporige facilitering een einde aanmaken, maar stuit nog steeds op tegenwerking van Londen en Den Haag.
De grootste gotspe komt daarbij wel voor rekening van VNO-NCW: volgens haar woordvoerder Jeroen Lammers in het Financieel Dagblad moet de EU vooral niet als één homogene economie benaderd worden. Laten het namelijk anders altijd juist de werkgevers zijn, die er met hun eeuwige gehamer op een level playing field van de Noordkaap tot Gibraltar op aandringen om Europa toch vooral als één ongedeelde grote afzetmarkt te beschouwen.
Thomas von der Dunk, 3 februari 2016