My Blog

Routebeschrijving voor Nederlandse regering naar Europees Parlement

Routebeschrijving voor Nederlandse regering naar Europees Parlement
donderdag 20 december 2012, 9:10, Marko Bos

Ben Knapen heeft in september jl., kort voor zijn aftreden als staatssecretaris, in de Montesquieu lezing het terrein ‘voorbij eurochagrijn en eurofilie’ willen verkennen. Daarbij zag hij een noodzaak de macht van de Commissie – die volgens hem de laatste jaren “enorm is toegenomen” te corrigeren, onder meer door democratische controle. Maar het Europees Parlement i vond hij daarvoor niet de geschikte instantie.

Hij had dan ook nog geen kennis kunnen nemen van het advies ‘Nederland en het Europees Parlement’ dat de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) in november 2012. heeft uitgebracht – op zijn verzoek, en dat van de voormalige minister Rosenthal. In de adviesaanvraag stelden zij drie vragen aan de AIV. De eerste twee luiden, kort samengevat:

1.) Hoe kunnen we onze invloed op de besluitvorming van het EP vergroten?
2.) Wat kan Nederland wat dit betreft leren van andere EU-landen?


De derde vraag van beide bewindslieden is het waard om volledig te citeren:

3.) “Terwijl het EP meer bevoegdheden heeft gekregen, kunnen burgers zich minder goed vereenzelvigen met een parlement van 27 lidstaten. Hoe kan het kabinet dit dilemma adresseren? Op welke wijze wordt de geloofwaardigheid van het EP bepaald door kwesties als vergoedingen, de zittingen in Straatsburg en verhoging van de EU-begroting?”


De AIV heeft de vragen van de bewindslieden min of meer op de kop gezet en beantwoord met een heel verstandig advies waarin hij een helder onderscheid aanbrengt tussen beelden en feiten. De regering – of breder: de nationale politiek – is de weg naar het EP kwijtgeraakt en blijkt zelf een flinke belemmering te vormen voor identificatie van burgers met de EU en daarmee ook het EP (zie pp. 20/21):

“Te vaak is de EU gebruikt als zondebok voor impopulaire nationale maatregelen. Het delen van bevoegdheden op EU-niveau werd vooral beschouwd als ondermijning van de nationale soevereiniteit, waarmee een kunstmatige tegenstelling is gecreëerd tussen Den Haag en Brussel. Het heeft Nederlandse bewindspersonen vaak ontbroken aan gehechtheid aan compromissen die op EU-niveau zijn gesloten, hetgeen niet bevorderlijk is voor een duurzame identificatie met het Europese proces. Zolang Europa door de Nederlandse politiek niet als integraal onderdeel van het nationale bestuur wordt beschouwd en de Europese boodschap met te weinig kennis van zaken, overtuiging en passie gebracht wordt, merkt de burger dat en oogst de politiek wat zij zaaide: laatdunkendheid.” mijn cursivering)

Voor de zekerheid brengt de AIV dit kernpunt aan het slot van het advies nogmaals onder de aandacht. Verantwoordelijke politici onderkennen de cruciale rol van het EP in het Europese besluitvormingsproces en zijn functie binnen de Europese rechtsgemeenschap, en dragen die ook uit, zo benadrukt de AIV. En het is zaak dat leden van het EP en van de nationale volksvertegenwoordiging elkaar zien als potentiële bondgenoten en proberen elkaars taakvervulling wederzijds te ondersteunen.

Vereenzelviging van burgers met het EP

De AIV formuleert in antwoord op de drie vragen van het vorige kabinet in totaal 23 conclusies en aanbevelingen. Acht daarvan betreffen de versterking van de vereenzelviging van burgers met het EP, en daarmee ook in mijn ogen de kern van de zaak. Punt 7 is eigenlijk prealabel: Europa is niet iets dat ons overkomt; bewindslieden moeten staan voor de besluiten die zij in de Raad zijn overeengekomen. Of zoals Knapen zelf het in de Montesquieu-lezing kernachtig verwoordde: “We reizen af namens Nederland en keren terug namens Europa”.

De zeven andere conclusies en aanbevelingen in dit verband kunnen als volgt worden samengevat:

1.) De Europese burger zal zich eerder deelgenoot van de EU voelen wanneer deze als institutionele buffer tegen de gevolgen van globalisering fungeert (output-legitimiteit).
2.) Verkiezing van de Commissie-voorzitter door een meerderheid van de Europarlementariërs. De Commissie-voorzitter krijgt daardoor een duidelijker politiek mandaat, de verkiezing van het EP een meer directe betekenis voor de burgers.
3.) Het opstellen van Europese kieslijsten, ter wille van Europese partijvorming en een Europees politiek bewustzijn.
4.) Een grotere gelijktijdigheid van debatten in het EP en in de Tweede Kamer.
5.) Afwijzing van het dubbelmandaat, op verdragsrechtelijke en praktische gronden.
6.) Geen invoering van een Europese senaat bestaande uit parlementariërs van de lidstaten.
7.) Nationale politici moeten de cruciale rol van het EP meer in de schijnwerpers zetten.


Nederlandse belangenbehartiging en EP

De vijftien andere conclusies en aanbevelingen hebben betrekking op de Nederlandse belangenbehartiging in de EU en via het EP. Daarbij maakt het advies onderscheid tussen drie actoren: regering, nationaal parlement en belangenorganisaties. Hiermee geeft de AIV antwoord op de twee eerste vragen in de adviesaanvraag.

Een interessante aanbeveling is nr. 20, gericht aan het Nederlandse parlement:

“De praktische waarde van de veel bezongen gele- en oranjekaartprocedure is beperkt. Daarnaast is deze vooral gericht op het tegenhouden van EU-voorstellen. De AIV ziet dit graag aangevuld met constructieve bevoegdheden, zoals de mogelijkheid te verzoeken om Europese wetgevingsinitiatieven.” Dat zou inderdaad de weg kunnen openen voor een meer evenwichtige, tweezijdige hantering van het principe van subsidiariteit.

Vragen

Met dit advies levert de AIV zonder meer een interessante en relevante bijdrage aan het publieke debat over de Europese integratie en de rol daarbij van het Europees Parlement. Deze wegwijzer naar het EP is nu heel welkom, alleen al met het oog op de uitdaging om over anderhalf jaar, bij de komende EP verkiezingen, de neergaande lijn in de opkomstcijfers te doorbreken.

De conclusies en aanbevelingen van de AIV vormen prima stof voor een goed debat over de toekomst van de EU en het EP, en de rol van Nederland daarin. Daarmee zijn niet alle voorstellen naar mijn smaak even overtuigend. Neem de eerste aanbeveling. Natuurlijk: waar de EU (en in het kielzog ook het EP) burgers bescherming kunnen bieden, is dat een goede zaak. Maar helaas is die bijdrage vaak niet afzonderlijk herkenbaar en worden successen graag ook door anderen opgeëist. Want wie denkt bij de gelijke behandeling van mannen en vrouwen nog met dankbaarheid terug aan de pioniersrol van de (E)EG op dit vlak? En de EU zou er niet verstandig aan doen nu taken op zich te nemen die voor haar vanuit subsidiariteitsoogpunt minder geëigend zijn, alleen met het oogmerk daardoor de eigen output-legitimiteit te vergroten.

En met betrekking tot de tweede aanbeveling: ik denk dat wij nog eens na moeten denken over de consequenties die een indirecte verkiezing van de Commissievoorzitter, via het EP, met zich kan brengen. Volgens de AIV kan de kiezer dan gemakkelijker duidelijk worden gemaakt dat er iets op het spel staat. Maar wat kan dat nu precies zijn? Wat betekent zo’n indirecte verkiezing voor de samenstelling van en de verhoudingen binnen het college van Commissarissen? Welke vertaling zou ‘het duidelijker politieke mandaat’ van de Commissievoorzitter kunnen krijgen in de wetgevingsvoorstellen voor de Commissie of bijvoorbeeld in het toezicht op het mededingingsbeleid? En leiden botsingen van ongelijksoortige politieke mandaten wel tot meer transparantie en grotere legitimiteit?

Een belangrijke kwestie mis ik nog. Door de versterking van de EMU raken de nationale beleidsvoering en de Europese beleidscoördinatie intenser met elkaar vervlochten. Niet voor niets wordt gesproken over een beweging naar een Politieke Unie. Dit roept spanningen op, en vragen over de democratische legitimatie van wat door velen als ingrijpen van ‘Brussel’ in de nationale soevereiniteit wordt gezien. Hoe organiseren we een draagvlak voor pijnlijke aanpassingen die nodig zijn voor de financiële stabiliteit van de eurozone als geheel en van de afzonderlijke lidstaten? Welk samenspel tussen de verschillende actoren op het nationale en het Europese vlak is daarvoor nodig? Hoe kan het EP daarin een goede rol spelen?

Op die vraagstukken gaat het AIV-advies helaas nauwelijks in. Die vragen zullen door anderen moeten worden opgepakt. Maar dit AIV-advies biedt daarvoor wel al een goede basis.

AIV, Nederland en het Europees Parlement – Investeren in nieuwe verhoudingen, nr. 81, november 2012, 41 pp., te vinden op: www.aiv-advies.nl

 

administrator_ebnRoutebeschrijving voor Nederlandse regering naar Europees Parlement