My Blog

Thomas von der Dunk column: Kan Europa leren van de Romeinen?

thomas

Aanstaande zondag is het de Idus van Maart. Dat was, zoals sommigen van U zich ongetwijfeld nog van school zullen herinneren, de dag waarop Julius Caesar werd vermoord – inmiddels 2058 jaar geleden. In de nasleep daarvan wist zijn adoptiefzoon Octavianus in het jaar 27 v.Chr. de macht in het Romeinse Rijk naar zich toe te trekken. Daarmee begon de keizertijd. Octavianus ging vanaf dat moment als keizer Augustus de geschiedenis in.

Liefst vier eeuwen, tot de ondergang met de Grote Volksverhuizing, heeft zijn creatie, het eerste supranationale staatsverband op Europese (en tevens deels op Afrikaanse en Aziatische) bodem, stand weten te houden – daarbij vergeleken zijn Napoleon en Hitler onbeduidende passanten geweest.
De Britse suprematie duurde een eeuw, de Pax Americana duurt nu nog niet eens zo lang. Dat zij gelijk de Pax Romana vier eeuwen zal omvatten, mag, omdat de Amerikaanse dominantie met de opkomst van een nieuwe multipolaire wereld nu weer op z’n einde lijkt te lopen, onwaarschijnlijk heten. Kortom: als het om duurzaamheid gaat, kan Octavianus Augustus, die het werk van Caesar voltooide, als een van de meest succesvolle staatslieden uit de Europese geschiedenis gelden.

Kan de huidige Europese Unie daarvan iets leren, nu zij plots zowel met bedreigingen voor de interne stabiliteit als voor de externe veiligheid te kampen heeft? Het probleem met de euro valt in de eerste, het conflict over Oekraïne in de tweede categorie, en dat met IS feitelijk in beide.
In Europese kring koestert men graag Karel de Grote als een soort founding father – het oorspronkelijke Europa van de Zes besloeg ook inderdaad grofweg het territorium van het Frankische Rijk op z’n hoogtepunt – maar Karels imperium kan moeilijk als inspirerend voorbeeld van vreedzaamheid en duurzaamheid gelden. Het bezweek al binnen twee generaties aan externe druk – de Noormannen – en interne verdeeldheid: met het bekende delingsverdrag van Verdun in 843 werd het ten behoeve van zijn drie kleinzonen in stukken geknipt.

Daaruit kwamen dan later Frankrijk en Duitsland voort, wier in erfvijandschap ontaardende rivaliteit in hoge mate de bloedige loop van de Europese geschiedenis zou bepalen, met tal van nog steeds onverwerkte nederlagen als gevolg. Een gemeenschappelijke Europese herdenking van de Eerste Wereldoorlog bleek vorig jaar nog steeds niet mogelijk – precies zoals de Tweede nog altijd de Grieks-Duitse betrekkingen belast, en, tot de Sudetenduitsers recent verklaarden van elke restitutieclaim af te zien, ook lange tijd de Tsjechisch-Duitse.

Maar zelfs een Belgisch plan voor een Europese herdenkingsmunt voor de Slag bij Waterloo is dezer dagen afgeblazen, omdat Napoleons definitieve nederlaag in Frankrijk nog te gevoelig ligt – tweehonderd jaar na dato. In dat opzicht is in Europa met ons historische geheugen helaas soms juist wel eens wat te weinig mis.

Wat zouden wij in dat opzicht van het oude Rome kunnen leren, dat na een eeuw van de bloedige burgeroorlogen en twee eeuwen van bloederige veroveringen zo lang bínnen de grenzen van het eigen rijk voor voorspoed en stabiliteit zou zorgen (daarbuiten voelde men nog regelmatig de Romeinse knoet in de nek), als meest succesvolle multi-culturele en multi-etnische samenleving van de Oudheid?
Wat Rusland nu is voor Brussel, waren voor Rome de Parthen als opvolgers van de oude Perzen: de geopolitieke hoofdrivaal, die voortdurend vanuit het oosten aan het Romeinse Rijk poogde te knabbelen, maar met veel militair machtsvertoon – en af en toe een korte veldtocht tussendoor – op afstand werd gehouden. Omdat Europa, op zich – met twee vernietigende wereldoorlogen in het achterhoofd – begrijpelijk (anders dan Amerika) uitstraalt elk risico op een directe militaire confrontatie te willen vermijden, geeft het Poetin natuurlijk relatief vrij spel. De sancties mogen economisch effect hebben, politiek hebben ze dat (nog) niet.

De noord-zuid-tegenstelling op economisch en monetair gebied, die steeds opnieuw de euro op dreigt te breken, deed zich in het Romeinse imperium zo niet voor. Als ouderwets rijk verschilde het in één wezenlijk opzicht van een moderne staat: de dwang tot interne unificatie was geringer, omdat de overheid veel minder in het dagelijks leven van de ingezetenen intervenieerde. Op veel maatschappelijke terreinen bestond totaal nog geen ‘beleid’. ­De talloze provincies werden op een zeer diverse basis bestuurd, waarbij – net als later in Brits Indië – voor lokale machthebbers soms een belangrijke bemiddelende rol bleef weggelegd. Zie hoe het toeging in Palestina in bijbelse tijden, met stadhouder Pilatus en koning Herodes.

Eén cruciaal pluspunt vormde het religieuze absorptievermogen. Het ontbreken van een Heilig Boek met goddelijke gedragsvoorschriften vergemakkelijkte de omgang met andere culturen. Het oude Rome had op het christelijke Europa en de Islam zijn polytheïsme voor, dat altijd ruimte liet aan nieuwe goden en nieuwe godsdiensten, omdat het geen uniciteitsclaim voor één enkele ware God kende. De Romeinen bezaten zelfs tempels voor de onbekende godheid – je kon er immers altijd eentje over het hoofd hebben gezien. Dat zij problemen kregen met het Jodendom en het Christendom, was juist omdat die geen ruimte aan andere goden lieten – alleen voor de zélf onverdraagzamen waren de Romeinen onverdraagzaam.
En de omgang tenslotte met ‘onze’ eigenwijze volkeren van nu, de Italianen, de Fransen en de Grieken? De Italianen – dat waren Caesars Romeinen zelf: Berlusconi’s keizerlijke pretenties had die vast vanzelfsprekend gevonden. En de Grieken stonden toen in hoger aanzien dan nu, omdat de Romeinen wèl tegen hun cultuur opkeken. Alleen met de nieuwe Galliërs had Julius Caesar natuurlijk triomfantelijk korte metten gemaakt. Dat is echter iets wat Juncker beter niet proberen kan, ten einde niet straks Marine Le Pen een triomftocht te bezorgen.

Thomas von der Dunk, 13 maart 2015

administrator_ebnThomas von der Dunk column: Kan Europa leren van de Romeinen?