Opinies

De Toekomst van de Euro

De Toekomst van de Euro
donderdag 1 september 2011, 9:15, Paul de Hen

Lucratieve zaak voor de Nederlandse schatkist, die grote Europese schuldencrisis. Tenminste, zolang de regeringen van Portugal, Ierland en Griekenland blijven betalen voor de financiële steun die de rest van Europa ze verschaft. Op iedere onder Nederlandse garantie aan de drie probleemlanden uitgeleende euro wordt een kleine drie procent toeslag geheven boven de rente waartegen het geld op de kapitaalmarkt wordt geleend. Via de Europese Commissie komt dat geld uiteindelijk aan Nederland ten goede in de vorm van een kleinere bijdrage aan de EU-begroting. Alleen, blijven ze betalen?

Kan Griekenland terugbetalen?

Voor Ierland en Portugal lijkt dat geen wezenlijk probleem. De betaalcapaciteit wordt bepaald door factoren als het overschot van de overheid aan inkomsten boven uitgaven afgezien van de rente en aflossing, de verwachte economische groei, de rente op de staatsschuld en de looptijd van de leningen.

Zsolt Darvas, Jean Pisany-Ferry en André Sapir van de Brusselse denktank Bruegel berekenden in februari dit jaar al dat het met een stevig maar in historisch perspectief niet irreëel zuinig begrotingsbeleid en een realistische inschatting van hun economische groei voor Ierland en Portugal (en voor Spanje, als dat nodig zou zijn) mogelijk is om in maximaal twintig jaar vanaf 2014 hun schulden af te lossen tot het Europees gewenste streefniveau van 60 procent van het Bruto Binnenlands Product. Maar niet voor Griekenland (A Comprehensive Approach to the Euro Area Debt Crisis , Bruegel Policy Brief).

Waarschijnlijk is er nauwelijks een econoom te vinden die serieus meent dat de Griekse regering zonder een economisch wonder, of zonder onmogelijk grote bezuinigingen, van de huidige schuldenlast af kan komen. Het Centraal Planbureau i waarschuwde dit voorjaar: ‘zeker voor Griekenland bestaat de kans dat het land zijn schuld niet volledig kan afbetalen’. Eigenlijk is de afweging volgens het CPB: een beslissing over kwijtschelden of anderszins herstructureren van de schulden uitstellen, of die beslissing nu nemen. (Nederland en de Europese Schuldencrisis, CPB Policy Brief 2011.03).

Schuldherstructurering?

De Europese Centrale Bank i, en nationale centrale banken als De Nederlandsche Bank i, wijzen herstructurering van de Griekse schulden fel af. Zo’n reductie treft – dat is de bedoeling – ook particuliere investeerders.

De Griekse staat zou officieel kunnen verklaren dat zij bijvoorbeeld 30 of 50 procent van het geleende geld niet terugbetaalt, en daar ook geen rente meer over vergoedt. Een zachtere benadering zou zijn om eenzijdig de looptijd van de leningen te verlengen, dus aflossing uit te stellen onder handhaving van de rentebetaling.

ECB-bestuurder Lorenzo Bini Smaghi dreigde in The Financial Times dat afgewaardeerd Grieks staatspapier niet langer acceptabel zal zijn als onderpand voor ECB-krediet. De Griekse banken, die net als de Portugese niet meer terecht kunnen op de internationale geldmarkt en afhankelijk zijn van ECB-financiering, zouden daardoor gedoemd zijn. Meer dan de helft van alle Griekse staatsleningen in handen van de Europese bankensector zit bij Griekse banken. De centrale bankiers vrezen dat het herstructureren van de Griekse schuld aan particuliere partijen opnieuw een algemene vertrouwenscrisis op de financiële markten teweeg brengt.

Dat legt de oplossing bij de begroting, en dus de belastingbetaler, in de andere EU-lidstaten. Gelukkig is Griekenland een uitzondering, maar dat hoeft niet zo te blijven. Aan de orde is een nieuwe opzet van de overheidsfinanciering in de euro-zone.

De Grauwe: het probleem van euro-landen …

De Leuvense hoogleraar Paul de Grauwe trekt op het ogenblik de aandacht met een pleidooi om in te zetten op euro-obligaties (op 20 juni spreekt De Grauwe op Clingendael). De Grauwe doet dat in een uitvoerige analyse voor de denktank CEPS (The Governance of a Fragile Eurozone, CEPS Working Document no 346, mei 2011).

Door het opgeven van zijn eigen munt voor de euro komt een lidstaat, zo schetst De Grauwe, in de positie van een ontwikkelingsland dat al zijn staatsleningen plaatst in een vreemde valuta. Omdat ze euro’s hebben, kunnen beleggers die een lidstaat niet vertrouwen hun geld makkelijk naar een ander euro-land overbrengen. De regering van het getroffen land kan dan geen kant op, want ook de eigen centrale bank kan niet zomaar euro’s bijmaken om de overheid te financieren. Op de ECB heeft de nationale regering geen greep. ‘In een monetaire unie krijgen financiële markten een enorme macht en kunnen iedere lidstaat op de knieën krijgen.’ De banken in het getroffen land worden ook meegesleept, zelfs als ze voordien gezond waren, zoals in Griekenland en Portugal. Ook zij krijgen onvoldoende particulier geld, omdat hun beleggingen in nationale staatsobligaties moeten worden afgewaardeerd en hun balans daardoor verzwakt.

Als een euro-land eenmaal in problemen raakt, gaat de rente die investeerders vragen op beleggingen in dat land omhoog. Het land kan door het dure krediet niet langer aan zijn verplichtingen voldoen. Het bankroet waar beleggers voor vreesden, halen ze zo zelf dichterbij. De schuldencrisis en de bankencrisis kunnen een neerwaartse spiraal op gang brengen: het wordt steeds erger en de bezuinigingen die de regering noodgedwongen toepast, maken de tekorten niet kleiner. Dat heeft op zijn beurt gevolgen voor de andere landen in de eurozone.

… en de oplossing

Er is dus een gedeeld belang om zo’n debacle in een euro-land te voorkomen.

Het ideaal is voor De Grauwe een gezamenlijke Europese begroting. Dat is politiek niet haalbaar, maar ‘kleine stappen’ kunnen ook een oplossing bieden.

Eerste stappen zijn al gezet, want gezamenlijke euro-obligaties bestaan al, compleet met beursnotering (in Luxemburg).

De Europese Commissie leent, voor gezamenlijke rekening van alle 27 lidstaten, geld dat (met een renteopslag) wordt doorgesluisd naar lidstaten in nood, zowel in als buiten het euro-gebied. Een tweede bron van euro-staatsobligaties is de begin dit jaar opgerichte European Financial Stability Facility i (EFSF). Dat is een tijdelijke, aparte organisatie buiten de Europese Commissie, alleen door de 17 euro-landen gegarandeerd. Ze kan tot 440 miljard lenen. Als een speciaal verdrag eenmaal is geratificeerd krijgt EFSF onder de nieuwe naam European Stability Mechanism (ESM i) een permanent karakter.

Maar dit zijn allebei noodmechanismen, niet bedoeld om de gewone staatsleningen die ieder euro-land uitgeeft te vervangen. Het ESM gaat volgens de huidige plannen eisen dat in geval van steun aan een euro-land ook particuliere beleggers delen in de pijn door een ‘haircut’ op hun vordering.

Permanente euro-obligatiefinanciering stuit vooral op bezwaren bij regeringen die nu goedkoop geld lenen omdat de markten hun beleid en economie vertrouwen. Regeringen als die van Duitsland en Nederland. Een euro-obligatielening zou voor hen duurder kunnen zijn dan een nationale staatslening.

Ook voor De Grauwe is het ESM is een van de kleine stappen die hij bepleit, maar hij acht de opzet onjuist. De rente die gevraagd wordt is te hoog. Dat bemoeilijk het verminderen van de begrotingstekorten. De clausule die particulieren dwingt om te delen in eventuele herstructurering van schulden zal (net als de ECB vreest) averechts werken. Als dat doorgaat zullen beleggers een hogere rente eisen ter compensatie van het hogere risico. De bezuinigingen die voor een ESM-lening worden geëist, kunnen de recessie verergeren.

Algemene introductie van euro-obligaties is de tweede stap die De Grauwe bepleit. Hij denkt de bezwaren van de landen die zelf nu goedkoop lenen te ondervangen door een combinatie van eerdere voorstellen. Het belangrijkste is dat een nationale overheid voor niet meer dan 60 procent van het Bruto Binnenlands Product mag participeren in de gezamenlijke Europese staatsleningen. Naast deze ‘blauwe’ obligaties zou een land eigen obligaties kunnen uitgeven, maar die missen de garantie van de gezamenlijke lidstaten. Landen die deelnemen in de ‘blauwe’ leningen moeten bovendien een extra vergoeding aan de rest betalen als hun begrotingspositie minder sterk is.

De derde stap van De Grauwe is een beperking op overmatige kredietverlening in een lidstaat. Ierland en Spanje raakten onder meer in problemen door een ruimhartig gefinancierde onroerend goed-boom. De Grauwe vindt dat de ECB hier een rol kan spelen door per land verschil te maken in de reserve- of kapitaaleisen waaraan banken moeten voldoen. Dat beperkt hun kredietmogelijkheden.

 

administrator_ebnDe Toekomst van de Euro
read more

Herstel van stabiliteit van de Eurozone in tien stellingen

Herstel van stabiliteit van de Eurozone in tien stellingen
donderdag 1 september 2011, 9:04, Marko Bos

1. De crisis rond Griekenland kon ontstaan doordat de andere lidstaten en de financiële markten lange tijd niet hebben opgelet en omdat we zelf zo min mogelijk Europese inmenging in ons beleid wensten – en daarbij jarenlang zelfs afspraken over controle van nationale statistieken tegenhielden.

2. Praten over een ‘politieke unie’ of een ‘fiscale unie’ helpt ons niet verder. Politieke unie is een vaag begrip dat verwarring zaait en de indruk wekt dat voor de stabiliteit van de eurozone een vorm van ‘politieke eenheid’ nodig is. En ‘fiscale unie’ riekt naar een gezamenlijk begrotingsbeleid en/of vergaande belastingharmonisatie. Dat is allemaal niet aan de orde.

3. En een ‘economische regering’ voor de eurozone, zoals door Merkel en Sarkozy voorgesteld, heeft vooral symboolwaarde. Waar het om draait, is de E van EMU van voldoende effectieve instrumenten te voorzien. De EMU is een twee-eenheid van een economische en een monetaire unie, maar de economische poot is onderontwikkeld in vergelijking met de monetaire poot. Meer verplichtende coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten is hard nodig. Immers, beleidsfouten in de ene lidstaat kunnen keihard terugslaan op andere lidstaten. En voor het herwinnen van effectief handelingsvermogen zijn de lidstaten op bindende vormen van samenwerking aangewezen.

4. Wie een EMU aangaat, moet enige soevereiniteit inleveren. Materieel hoeft dit niet veel in te houden zolang we nationaal maar verstandig beleid voeren. Maar het is onzinnig om te suggereren dat de stabiliteit van de eurozone elders beperkingen oplegt maar ons niet zou (mogen) raken. Dat helpt ook niet om het maatschappelijk draagvlak voor de EMU te versterken.

5. In de EU is een onafhankelijke toezichthouder nodig die zo nodig kan ingrijpen en lidstaten tot de orde kan roepen. Daarvoor is destijds de Europese Commissie i in het leven geroepen. Er is geen enkele reden om daarvoor een andere instantie in te stellen (zoals de Kamermotie Weekers-De Nerée van mei 2010 suggereert). Integendeel, Nederland heeft er alle belang bij de positie van de Europese Commissie te helpen versterken en de communautaire methode in ere te herstellen.

6. Sancties op slecht beleid zijn niet geloofwaardig zodra een lidstaat in de gevarenzone zit. Dan zijn boetes en dergelijke contraproductief. Maar ook in de daarin voorafgaande fase van het corrigeren van buitensporige tekorten is het boetewapen te bot gebleken voor praktische toepassing. Daarom moet veel zwaarder worden ingezet op preventie van buitensporige tekorten en op het tijdig aanpakken van macro-economische onevenwichtigheden. Dat vraagt om een verdergaande bemoeienis van de EU met de voorbereiding van het financieel-economisch beleid.

7. Bij het crisismanagement heeft de EU belangrijke bakens verzet en tot voor kort ongekend instrumentarium ingezet. Desondanks heeft de Europese politiek de afgelopen anderhalf jaar steeds achter de feiten van de financiële markten aangelopen. Het wordt tijd voor een grote stap voorwaarts om het initiatief te nemen, politiek leiderschap te tonen en daardoor de financiële markten te imponeren.

8. Belangrijke ingrediënten van een effectief en geloofwaardig beleidspakket zijn:
– Spoedige aanvaarding, zonder afzwakkingen, van het pakket wetgevingsvoorstellen voor verscherping van de regels voor en het toezicht op het begrotingsbeleid en het economisch beleid waarover het Europees Parlement op 14 september as. stemt.
– Een forse uitbreiding van het noodfonds EFSF.
– De invoering van euro-obligaties.

9. De invoering van euro-obligaties kan, mits slim vormgegeven, de noodzakelijke budgetdiscipline helpen versterken.

10. We zitten met z’n allen in hetzelfde EMU-schuitje. De ontbinding van de EMU is géén reële optie. Deze zou met langdurige onzekerheid en grote economische schade voor alle betrokkenen gepaard gaan. Versterking van verantwoordelijkheid en van solidariteit moeten hand in hand gaan om deze storm te doorstaan.

 

administrator_ebnHerstel van stabiliteit van de Eurozone in tien stellingen
read more

Interview met Norman Davies: Sikorski speech signals a shift in political patterns in Europe

Interview met Norman Davies: Sikorski speech signals a shift in political patterns in Europe

davis01Professor Norman Davies (1939), a leading English historian, has just published Vanished Kingdoms: A History of the Half-Forgotten Europe . The book is already on the list of Books of the Year 2011, published by The Financial Times. The irony is that this book about the rise and fall of states in Europe is published when the survival of the European Union is at stake. A good opportunity for Polonia.nl to talk with prof. Davies about Europe, Poland – holding the rotating EU-Presidency – and Poland’s new role in Europe.

Malgorzata Bos-Karczewska: The main theme of your book is a statement by Rousseau in his ‘Social Contract’: “ If Sparta and Rome perished, how can any state hope to live forever?”. All human institutions fall apart. The European Union is a man-made construct. What is the relevance of your book to the EU as we have right now?

Prof. Norman Davies: I didn’t think about this five years ago when I started writing this book. But now everybody is I asking me not about the history but about the present. The message is obvious: all institutions are fragile and if we don’t take care of them, reform them in time, then they will collapse. No state, institution, organization, corporate firm is immortal.

Rousseau said: “The Body Politick, like the body of a man, begins to die as soon as it is born; it contains the seeds of its own destruction.” The organizations which they think are immortal like the Soviet Union are most vulnerable. The Soviet Union was the biggest state in the world, had the biggest nuclear power ever seen, millions of troops and policemen to preserve it, but it evaporated.

The European Union is very young in terms of political organizations, it has been been enlarging, and everybody’s thoughts have been about expansion and prosperity but not about political governance. The real problem in the European Union is that its organs of governance are unsuited to its economic structures. They were set up in the belief that the political structures would follow.

The present problem in the EU is not economic or financial, Europe has plenty of money, it is rich. The problem is political. We are in the situation of a patient with an internal fault. He is perfectly curable, but there is no surgeon to operate him. Surgeons are arguing among themselves who will do the operation.

Mr. Sikorski’s (Polish Minister of Foreign Affairs – MBK) recent speech in Berlin was brilliant in drawing attention to this problem. The surgeons in the European hospital cannot endlessly argue about who will lead the surgery. They have to create a surgical team and correct this flaw in the the Body Politick of the Eurozone. Hopefully the patient will recover, if they don’t do it soon, the patient will die.

Sikorski has been invoking a sense of urgency saying: we are on the edge of a precipice, we have to make clear choices, either deeper integration or collapse.Sikorski’s speech was about davis002

the inactivity of Germany which is the largest single player. Germany hesitates because there are no established institutions to deal with. Germans are full of complexes, for historical reasons. They left political leadership to France, traditionally. But it is no longer acceptable in the Europe of 27. It is a terrible picture Merkel and Sarkozy telling privately Greece what to do. Sikorski’s call is for rapid political reorganization to provide common structures to deal with economic problems.

Is it typical that a Polish minister of Foreign Affairs is telling something everybody in the EU has in mind?

Yes, it is typical. The emperor has no clothes and it is a little brave boy who says: Mother, Caesar is naked. This signals a shift in political patterns in Europe. New member states like Poland were naturally reluctant to take the lead. It could well be that Poland whose economy is now in better shape than it ever was, could become one of a political leaders in Europe.

In which sense a political leader?

Poles, like all countries of Eastern Europe, are conscious that systems can collapse – the communist system collapsed. It was not just the collapse of the Soviet Union and the withdrawal of Soviet tanks, the economic system collapsed. The money system collapsed, there was a hyperinflation in 1989, the Balcerowicz-plan was laying foundations for the market economy.

They have seen a systematic collapse in their lifetimes. People in the West have forgotten. You have to be 80 years old to remember World War II and since then everything here was getting better. West Europeans are paralyzed, by prosperity, by inertia, by not making political reforms before crisis happens.

The Western countries are like rabbits, paralyzed. They cannot act. Countries in the West system cannot imagine a collapse. David Cameron, the British PM who represents a member state from outside the euro zone, he is absolutely paralyzed. He is in a coalition government and the agreement is: “there shall be no initiative on Europe”. The way out is creating institutions and seeing to it that rules are enforced.

Lack of political institutions will not be cured by good will. It will be cured when Europeans get really frightened. Things have to get worse first. We still have petrol to drive a car. There is still money coming out of cash dispensers.

Political leadership is about taking action before the crisis becomes very severe. Sikorski was the first person to call it. There will be others.

In Berlin Sikorski demanded action by Germany. The biggest threat to the security of Poland aren’t German tanks or Russian missiles but the collapse of the Eurozone, he said. Was it a historic speech?

ND_booksYes, I think so. The European Movement was launched in Western Europe, the people here have still in their heads, ”the West should take a lead”. It is something they are used to, but Western countries are not taking the lead. So somebody else has to do that. Hopefully Sikorski’s serious political proposals will be met by some with open arms.

I was talking last week to Prime Minister Donald Tusk, Poland is holding the rotating EU-presidency. He is very much aware of a vacuum in Europe. Clearly Sikorski talked with Tusk and they have decided that since nobody will say what is necessary, Poles have to tell it.

I hope that the Poles will start the ball rolling, encourage a political solution and then pass it on to Denmark, the next presidency. Poland could set an example for smaller countries to create a forum where serious decisions are taken by all members, some will make proposals, accepted in common and enforced in common. If not it is the end of my book : the patient will die. The Eurozone will collapse.

The interview took place in The Hague on December 1, 2011.

Malgorzata Bos-Karczewska hoofdredacteur van Polonia.nl

taalaan(“en”) Vanished Kingdoms: The History of Half-Forgotten Europe
taaluit By Norman Davies (Allen Lane/The Penguin Press, 830 pp., 39,99 euro)
De speech van minister Sikorski in Berlin is te downloaden via www.polonia.nl.

 

administrator_ebnInterview met Norman Davies: Sikorski speech signals a shift in political patterns in Europe
read more

Ontmatiging

Ontmatiging
vrijdag 20 mei 2011, 11:29, Paul de Hen

Juni 2011 wordt een interessante maand voor het economisch bestuur van de Europese Unie. Als het mee zit worden de lidstaten en het Europees Parlement het eens over versterkte beleidscoördinatie. Dat wil zeggen: meer Europese greep op het financieel-economische beleid van de lidstaten, met name van de landen die deel uitmaken van de eurozone.
Dat er iets moet gebeuren staat buiten twijfel. De bestaande coördinatieafspraken konden ernstige begrotingsproblemen in een reeks landen niet voorkomen, waardoor andere lidstaten zich genoopt voelden op grote schaal financieel bij te springen.

Toch boezemen de plannen angst in. Niet in de laatste plaats bij de vakbeweging. De veruit grootste Nederlandse vakcentrale, FNV, waarschuwt al maanden in brieven, debatten en een opiniestuk van FNV-voorzitter Agnes Jongerius in NRC-Handelsblad voor de gevaren die dreigen. Het nationale loon- en arbeidsvoorwaardenbeleid zou onder EU-voogdij kunnen komen. ‘De voorstellen over het monitoren van de loonkosten per eenheid product, het ontkoppelen van de lonen van de inflatie en het opleggen van loonmatiging in de publieke sector zijn … nog springlevend in Europa’, aldus Jongerius in maart.

Daar heeft ze gelijk in. Maar wat hadden ze bij de FNV dan gedacht? Dat landen waar de overheid in ernstige begrotingsproblemen zijn geraakt het zonder nare ingrepen meestal ook wel redden?

De FNV-voorzitter heeft vast historisch besef, en weet dus wel beter. Dertig jaar geleden, toen Nederland in ernstige economische problemen raakte, sloot een van haar voorgangers (Wim Kok i, de latere premier) een akkoord over onder meer loonmatiging dat de basis legde voor herstel. Het verschil is dat er toen geen Europese Unie klaar stond om iets op te leggen, maar dat hoeft bij inwerking treden van de nu overwogen nieuwe Europese wetgeving ook niet het geval te zijn.
Het staat iedere lidstaat, en de sociale partners in iedere lidstaat, vrij om pro-actief op te treden en zelf een ernstig overheidstekort te lijf te gaan voordat er vanuit de Europese gezamenlijkheid aanbevelingen komen. Of om aanbevelingen naar eigen inzicht in te vullen.

Wie de procedures zoals die nu in discussie zijn leest, ziet dat aanbevelingen steeds de eerste stap zijn. Ze worden volgens de voorstellen voorgesteld door de Europese Commissie i, maar moeten worden overgenomen door de raad, dus de gezamenlijke lidstaatregeringen.

De voorziene aanpak laat nog een grote beleidsvrijheid aan de nationale overheden en aan vakbeweging en werkgevers om zelf te verzinnen hoe gevaarlijke economische onevenwichtigheden moeten worden aangepakt. Alleen wordt het lastiger voor ze om te doen alsof er niets aan de hand is. En dat is dringend gewenst.
Handelen ze niet tijdig dan worden de aanbevelingen dwingender en gaan ze vergezeld van Europese missies die toezicht komen houden en eventueel van financiële sancties.
Toezichtmissies, afgedwongen ingrepen – zo gaat het nu ook al, maar een stadium later, als de economische situatie van lidstaten echt uit de hand is gelopen en hun regeringen geen kant meer opkunnen. Behalve die van het staatsbankroet. De Grieken, de Ieren, de Portugezen, onder gezamenlijke curatele van Europese Unie en IMF i, ervaren momenteel aan den lijve wat dat aan verlies van nationale zeggenschap over hun lonen, pensioenen en de omvang van hun publieke sector betekent.

Om het zover te brengen hoeft een land trouwens helemaal geen EU-lid te zijn, of de euro als munt te voeren. Het IMF hanteert als het geheel op eigen kracht bijspringt vergelijkbare methodes.

Zolang de Nederlandse overheidsfinanciën op orde blijven zal er van Europese loonmatigende aanbevelingen of aanbevelingen inzake andere arbeidsvoorwaarden niet snel sprake zijn. De Nederlandse regering vreest, anders dan de vakbeweging, in feite een heel ander soort aanbevelingen: Europese pleidooien voor meer economische stimulering en misschien wel minder snel bezuinigen. Dat zegt de regering niet met zoveel woorden, maar zowel in haar eerste schriftelijke commentaar als uit uitspraken van minister De Jager i van Financiën blijkt dat haar eerste wens is dat de aanbevelingen aan de lidstaten ‘asymmetrisch’ zullen zijn. Lees: wees streng voor de tekortlanden, maar zeg geen vervelende dingen tegen de overschotlanden.

Dan gaat het niet om de begrotingstekorten op zichzelf (die heeft Nederland immers ook), maar om een van de achterliggende oorzaken, de situatie van de betalingsbalans. Het in het ongerede raken van de nationale economie heeft niet alleen en soms helemaal niet te maken met binnenlands financieel wanbestuur. Een belangrijke oorzaak is ook het ontstaan van grote tekorten op de lopende rekening van de betalingsbalans. Tegenover de tekorten van Griekenland of Spanje staan grote overschotten in andere EU-landen i. De Jager is er zich vast goed van bewust dat er in de internationale discussie over economische onevenwichtigheden ook veel aandacht is voor de landen met extreem grote betalingsbalansoverschotten. Nederland is zo’n overschotland, net als Duitsland. Het zou heel wel denkbaar zijn dat de Europese Commissie, als zij beleidsaanbevelingen opstelt, ook met suggesties komt om wat minder zuinig te zijn in de overschotlanden. Extra loonsverhoging bepleiten ligt niet zo voor de hand omdat dat ook in EU-verband geen overheidszaak pleegt te zijn, maar er zijn wel andere manieren om de vraag naar importproducten in een land met grote betalingsbalansoverschotten te stimuleren. Dat zou de landen in problemen ook helpen, minder zuinigheid en daardoor een kleiner betalingsbalansoverschot hier betekent allicht wat meer vraag naar hun producten en diensten. En dus een stimulans die hun economie helpt de problemen te overwinnen.

FNV-voorzitter Jongerius houdt zo te zien geen rekening met die mogelijkheid van de Europese aanbeveling tot minder matiging. Of zij wil hoe dan ook ‘Brussel’ buiten de deur houden. Minister De Jager wil bij alle instemming met een stringentere beleidscoördinatie ter bestrijding van tekorten het terugdringen van overschotten uitsluiten, blijkens zijn pleidooi voor asymmetrie.

Terwijl minder matiging hier toch zo’n mooie bijdrage aan een evenwichtiger economische situatie binnen de Europese Unie zou kunnen zijn.

administrator_ebnOntmatiging
read more

NRC en Algemene Rekenkamer scheppen verwarrend beeld Nederlandse betalingspositie EU-begroting

NRC en Algemene Rekenkamer scheppen verwarrend beeld Nederlandse betalingspositie EU-begroting
maandag 28 februari 2011, 10:55, Marko Bos en Bart van Riel

Sinds 1994 staat Nederland te boek als nettobetaler aan de EU. Maar wist u dat ons land in 2009 meer uit de EU-begroting i heeft ontvangen dan het heeft afgedragen? Waarschijnlijk niet, want de Algemene Rekenkamer en NRC-Handelsblad van 9 februari j.l. schetsen een heel ander, verwarrend en onjuist beeld.

De Algemene Rekenkamer stelt in zijn EU-trendrapport 2011 dat Nederland in 2009 3,4 miljard euro meer aan de EU betaalde dan het van Brussel aan subsidies e.d. ontving. Volgens de NRC verwacht de Rekenkamer voor volgend jaar weer een stijging van de Nederlandse netto bijdrage omdat Nederland in 2009 nog kortingsgeld uit 2007 en 2008 tegoed had. Hier worden twee fouten op elkaar gestapeld.

De NRC ziet over het hoofd dat het achterstallige kortingsgeld (2,1 miljard) al in de 3,4 miljard euro is verwerkt. Feitelijk droeg Nederland in 2009 netto 1,3 miljard euro af (het saldo van 3,4 miljard aan afdrachten en 2,1 miljard aan ontvangsten). Alleen ten opzichte van dit bedrag zal de nettoafdracht door het wegvallen van het achterstallige kortingsgeld toenemen.

Maar de onderliggende fout betreft het door de Algemene Rekenkamer genoemde bedrag van 3,4 miljard euro. De Rekenkamer vermeldt in een voetnoot dat het hier om de boekhoudkundige definitie van de nettobetalingspositie gaat die “doorgaans” hoger uitkomt dan de berekening van de Europese Commissie.

“Doorgaans” betekent hier eigenlijk per definitie, omdat als bijdrage van Nederland wordt meegeteld wat ons land namens de EU int aan douanerechten op goederen die van buiten de EU worden ingevoerd. En dan gaat het om een fors bedrag: 1,7 miljard euro (na aftrek van een royale vergoeding voor perceptiekosten van zo’n 600 mln euro die ons land zelf mag houden).

Dat bedrag is zo hoog doordat Nederland de belangrijkste toegangspoort tot de Europese interne markt is voor producten uit China en Japan. De opkomst van China heeft tot een enorme stijging geleid van producten die vanuit Nederland worden doorgevoerd of na een kleine bewerking worden uitgevoerd naar andere Europese landen (vooral Duitsland). De in Rotterdam of Amsterdam betaalde invoerrechten op Chinese elektronica of Japanse auto’s worden uiteindelijk grotendeels in rekening gebracht aan de consumenten in andere EU-landen i. Dat de Algemene Rekenkamer klakkeloos de door het Ministerie van Financiën gehanteerde boekhoudkundige definitie overneemt, gaat niet alleen in tegen het EU-verdrag maar ook tegen economische inzichten over de verdeling van de lasten van belastingheffing.

Het bovengenoemde NRC-artikel suggereert dat pas op 8 februari jl. bekend werd dat Nederland in 2009 minder aan de EU betaalde dan in voorgaande jaren. Dat klopt voor wie zich uitsluitend richt op de Nederlandse Rekenkamer. Zowel de Europese Commissie i als de Europese Rekenkamer i hebben echter vorig jaar reeds uitgebreid gerapporteerd over de nationale afdrachten aan en ontvangsten uit de Europese begroting.

Het gedetailleerde EU budget Financial Report dat de Europese Commissie jaarlijks publiceert, geeft aan dat Nederland in 2009 netto 1,7 miljard euro aan de EU betaalde (waarbij de eenmalige korting over 2007 en 2008 buiten beschouwing wordt gelaten). Dit zijn de andere cijfers van de Europese Commissie waarover verderop in het artikel wordt geschreven, waarbij het de lezer niet makkelijk wordt gemaakt door absolute bedragen te vergelijken met percentages van het bruto nationaal inkomen.

Als we de nettobijdrage relateren aan het nationale inkomen, verkeert Nederland inmiddels in het goede gezelschap van Denemarken en Duitsland. Premier Rutte i zet in op een permanente korting op de bijdrage aan de EU en wil op langere termijn geen nettobetaler meer te zijn (NRC Handelsblad, 25 januari jl.). Dat is een opmerkelijke ambitie voor een lidstaat met het op een na hoogste inkomen per hoofd in de EU.

Wij zouden de Nederlandse regering willen aanraden terug te keren naar de door het toenmalige kabinet in april 2008 geformuleerde uitgangspunten voor de herziening van de Europese begroting:

1) EU-uitgaven moeten een economische toegevoegde waarde hebben, zowel ten opzichte van private initiatieven als ten opzichte van nationaal beleid.
2) Meer welvarende lidstaten moeten bijdragen aan de ontwikkeling van de minder welvarende lidstaten; de afdrachten aan de EU moeten gebaseerd zijn op de welvaart en
3) de totale uitgaven van de Unie blijven constant als percentage van het nationale inkomen van de EU (zoals zij zich al een kwart eeuw rond de één procent van het bbp van de EU bewegen).

Daarbij past een verregaande relativering van netto-betalingsposities van lidstaten. Aan de ene kant omdat ze maar een beperkt beeld geven van de totale baten en lasten van de Europese Unie (zo blijft de werking van de interne markt geheel buiten beeld). Aan de andere kant omdat de sterke nadruk op deze verdelingscijfers noodzakelijke hervormingen in het beleid van de EU eerder bemoeilijkt en afremt. De achterliggende keus is tussen een zo goedkoop mogelijke Unie of een EU die de welvaart in ons land en de overige lidstaten zo goed mogelijk helpt bevorderen.

 

administrator_ebnNRC en Algemene Rekenkamer scheppen verwarrend beeld Nederlandse betalingspositie EU-begroting
read more

Het EU-budget: in 2011 nieuwe ronde, nieuwe kansen!

Het EU-budget: in 2011 nieuwe ronde, nieuwe kansen!
maandag 6 december 2010, 16:49, Marko Bos

Oude tijden herleven. Er was een tijd, vóór de meerjarige Financiële Perspectieven orde en discipline in het begrotingsproces brachten, dat de EU i met enige regelmaat het nieuwe jaar in moest gaan zonder goedgekeurde begroting. Dat gebeurde in 1980, 1985, 1986 en 1988. Toen begon Europa i het jaar met een volgens de methode van de ‘voorlopige twaalfden’ bevroren begroting. De ironie van de geschiedenis wil dat juist de koppeling die het Europees Parlement i nu wil aanbrengen met het meerjarige begrotingskader voor de periode na 2013 tot een conflict met de lidstaten – meer in het bijzonder het Verenigd Koninkrijk en Nederland – over de begroting 2011 heeft geleid. Dat conflict is met veel ketelmuziek gepaard gegaan. Maar het lijkt erop dat mede dankzij de Europese Commissie i nog voor het einde van het jaar een oplossing kan worden gevonden. Hierbij een aantal observaties over de mogelijke betekenis van dit conflict voor de toekomst van de Europese integratie.

Het is geen verrassing dat het Verenigd Koninkrijk en Nederland de twee (hardnekkigste) dwarsliggers onder de lidstaten zijn. Het VK blijft vasthouden aan een buitengewoon royale korting op de afdrachten. Deze is in 1984 door mevr. Thatcher afgedwongen en sindsdien nooit aangepast aan veranderende omstandigheden (zoals de toegenomen welvaart van de Britten die nu op gelijke hoogte met de Duitsers staan). Helaas moeten wij ervan uitgaan dat de Britten zich ook de komende tijd weer met hand en tand zullen verzetten tegen de hoognodige aanpassing van een inmiddels volstrekt niet meer te rechtvaardigen korting. Of zou Nederland, in ruil voor steun in het verzet tegen een grote meerderheid van het Europees Parlement, van de Britten inschikkelijkheid op dit punt hebben bedongen?

Nederland blijft zich steevast beklagen over het feit dat het de grootste netto-betaler is. Ons land schijnt maar niet te willen beseffen dat het inmiddels – na Luxemburg – van de EU-landen i het hoogste inkomen per hoofd heeft. Dan kan het ook niet verrassend zijn om bovenaan de lijst van netto-betalers aan het EU-budget te staan. Ronduit misleidend is dat de Nederlandse overheid zich in dit debat ook de invoerrechten die het namens de Europese Unie int, als nationale middelen toe-eigent. Daarmee wordt vervolgens een sterk overdreven beeld van de nationale afdrachten aan ‘Brussel’ geschetst. Nationale politici en media laten zich maar al te graag door dit gemanipuleerde beeld leiden. Wie is er inmiddels nog niet van overtuigd dat wij veel te veel aan de EU moeten betalen? Terwijl ons land juist een bonus ontvangt omdat het maar liefst een kwart van de invoerrechten als ‘inningskosten’ zelf mag houden!

Hoe kunnen we tot normalere financiële verhoudingen komen? De Europese Commissie en het Europees Parlement zijn op zoek gegaan naar nieuwe inkomstenbronnen voor de EU, om daarmee het begrip ‘eigen middelen’ nieuw leven in te blazen. Dat wordt vaak vertaald in ‘nieuwe belastingen’, en roept dan weer Pavlov-reacties op bij degenen die de Europese Unie geen enkele vorm van fiscale autonomie willen geven. Deze mensen kunnen weer rustig gaan slapen: er komt geen EU-belastingdienst en ook geen eigen belastinggebied. Van een risico dat het EP ‘zomaar’ de EU-uitgaven zou kunnen verhogen, is absoluut geen sprake. Het gaat louter om afspraken om bepaalde soorten inkomsten – die we dan ‘eigen middelen’ noemen – geheel of gedeeltelijk aan het EU-budget te doen toekomen. Die middelen zullen ook in de toekomst door nationale administraties moeten worden verzameld; en zowel de uitgaven als de inkomsten van de EU blijven naar omvang en samenstelling onderworpen aan de instemming van alle lidstaten.

Het zoeken naar nieuwe ‘eigen middelen’ is eigenlijk een vrij onschuldig tijdverdrijf. Het kan op zich geen kwaad, maar het lost op dit moment ook geen wezenlijk probleem op. Het zal niet helpen om de discussies over onrechtvaardige ‘netto-posities’ te doen verstommen, en al helemaal niet zolang lidstaten geïnde ‘eigen middelen’ toch als deel van hun eigen bijdrage aan het EU-budget blijven beschouwen. Bedenk verder dat er geen sprake van is dat lidstaten nu teveel of te weinig aan ‘Brussel’ zouden betalen: de nationale afdrachten aan het EU-budget zijn keurig proportioneel aan het nationaal inkomen. Afgezien van de verschillende kortingregelingen (voor het VK, Nederland en andere netto-betalers) is er dus niks mis met de wijze waarop de financiering van de EU-begroting is geregeld. De uiteenlopende netto-posities zijn een gevolg van verschillen in hoe uitgaven van de EU neerslaan in de afzonderlijke lidstaten. En dan gaat het met name om de twee grootste uitgavencategorieën, het gemeenschappelijk landbouwbeleid i en de structuurfondsen (inclusief het cohesiefonds i).

Natuurlijk kan het heel zinnig zijn om eventuele heffingen op (inkomsten uit) grensoverschrijdende activiteiten – denk aan klimaatbeleid, energie, luchtvaart en/of bankwezen – in Europees verband te regelen en vervolgens de opbrengsten ervan – net zoals de invoerrechten – ten goede te laten komen aan het EU-budget. Maar de insteek is dan een optimale belastingheffing, op het juiste schaalniveau gecoördineerd; de voeding van de EU-begroting met nieuwe ‘eigen middelen’ kan daarvan dan een gevolg zijn. Maar ook dan zal het EU-budget aangewezen zijn op aanvullende nationale bijdragen. Het zal immers niet lukken om het totaal van de ‘eigen middelen’ precies af te stemmen op de totale uitgaven van de EU. En, zoals bekend, moet de EU-begroting elk jaar weer in evenwicht zijn. Dat is een van de waarborgen voor verstandig begrotingsbeleid i.

De grote uitdagingen voor hervorming van de EU-begroting zitten niet aan de inkomstenzijde, maar aan de uitgavenkant. Het is zaak om de kwaliteit (doelmatigheid en doeltreffendheid) van de uitgaven te vergroten, door scherper te toetsen op subsidiariteit en de toegevoegde waarde die de EU kan leveren (ten opzichte van de lidstaten). De EU-begroting zou ook veel gerichter moeten worden ingezet als instrument voor de huidige en toekomstige prioriteiten van het Europese beleid – in het bijzonder de Europa2020 strategie. Dit moet concreet vorm krijgen door : minder geld voor landbouwbeleid; een meer gerichte inzet van structuurfondsgelden; meer geld voor kennis en innovatie en voor energie.

Het is goed dat leden van het EP zich nu kritisch uitlaten over de besteding van een deel van de EU-uitgaven voor regionale ontwikkeling (vooral naar aanleiding van het jaarverslag van de Europese Rekenkamer i en berichten in de Financial Times over misstanden). Dankzij het Verdrag van Lissabon is de positie van het EP versterkt, ook ten aanzien van de EU-begroting. Het EP kan een uitstekende rol gaan vervullen als bewaker van de kwaliteit van het Europese (uitgaven)beleid, door de Europese Commissie aan te sporen met echte hervormingsvoorstellen voor bijvoorbeeld landbouwbeleid en structuurfondsen te komen, en door de lidstaten te dwingen om gevestigde belangen op te geven. De Europese Unie wens ik alvast spannende onderhandelingen over de EU-begroting voor 2012 toe – en ik hoop van harte dat ons land er voor die tijd in slaagt passende ambities voor de toekomst van (Nederland in) Europa te formuleren.

 

administrator_ebnHet EU-budget: in 2011 nieuwe ronde, nieuwe kansen!
read more