De Nederlandse Eurocommissarissen
Tien Nederlanders hebben deel uit gemaakt van de Europese Commissie i en haar voorgangers. Negen mannen en een vrouw. Op de ‘eerste de beste’ – Dirk Spierenburg, de beste onderhandelaar – na allen oud-ministers met een academische titel die hun laatste politieke functie vervulden. Zij hebben belangrijke posten bekleed in de Commissie, maar behalve een korte periode van Mansholt heeft geen Nederlander het tot voorzitter gebracht.
Het boek van het Montesquieu Instituut is een pareltje geworden, dat een vlot lezend beeld geeft van het werk van de Commissie als ‘dagelijks bestuur van Europa’ en van de personen die daarin namens Nederland zitting hadden. En dat tegelijk de belangrijkste gebeurtenissen schetst uit de laatste zestig jaren. Daarmee is het boek ook een beknopte geschiedenis van de Europese integratie geworden en het debat daarover, die door zijn persoonlijke accenten door EBN-leden niet gemist moet worden.
De commissarissen worden treffend getypeerd. Mansholt i als ‘Baanbreker en volbloed Europeaan’, Lardinois i als ‘Te veel brandweerman en te weinig architect’; Vredeling i als ‘Een Nederlandse machtspoliticus machteloos in Brussel’; Andriessen, i lid van drie commissies, als ‘Een monument van een commissaris’ (een citaat uit de speech van Delors bij zijn afscheidslunch); Hans van den Broek i als ‘Poortwachter van de Unie’ die als ‘toegewijde dossiertijger’ op weg naar een Europa-brede Unie de roeping van de Commissie zag in sonderen en begrijpen van wat haalbaar was en op basis daarvan Europees beleid ontwikkelen; Bolkestein i als ‘Een Euroscepticus in Brussel’, die door de hardnekkige en uitgesproken ideologische wijze waarop hij aan zijn standpunten vasthield velen tegen hem in het harnas joeg, waardoor de speerpunten van de Lissabon-strategie i (zoals de post- , overname- en dienstenrichtlijnen) slechts na veel geharrewar en in verwaterde vorm tot stand kwamen; en Neelie Kroes i onder de kop ‘Kroes control in crisistijd’, die in de financiële crisis met de steun van een ijzersterk ambtenarenapparaat het mededingingsbeleid wist te richten op het tegengaan van zowel marktdominantie als staatssteun. Hiermee is zij volgens de schrijvers uitgegroeid tot een herkenbaar Europees boegbeeld, die het nogal eens afwezige debat over Europa wist te stimuleren en te voeden, en in gewone mensentaal kon uitleggen waar Europa voor staat . Interessant in dit hoofdstuk is ook het oordeel van Neelie dat de Commissie ondanks de economische tegenwind de neuzen in dezelfde richting hield, maar bovendien op het internationale toneel zichtbaarder is geworden: in 2009 schoof de Commissie voor het eerst officieel aan bij de G20. i
Jan Werts onderscheidt in het boek vier kerntaken van de Commissie: de initiatiefnemende taak om wetgevende voorstellen te ontwerpen en te lanceren, de bestuurstaak met een eigen beslissingsbevoegdheid, de toezichthoudende taak als hoedster van de verdragen op de naleving van de duizenden Verordeningen, Richtlijnen en Beschikkingen; en de externe vertegenwoordigende taak, tevens optredend als onderhandelaar namens de Unie en haar lidstaten. Haar invloed reikt veel verder dan de leidende organen van enige andere internationale organisatie. Zij blijft de spil in het ‘multi-level’ proces Europese besluitvorming, maar haar voorzitter moet daarbij wel een schaap met vijf poten zijn: hij moet overweg kunnen met het veelkoppige Europees parlement, met 27 staatshoofden en regeringsleiders, in de Europese Raad met hun uiteenlopende belangen, met zijn 26 collega’s en met een omvangrijk ambtelijk apparaat met voor iedere nationaliteit een eigen manier van werken.
Bij de presentatie van het boek luchtte Frits Bolkestein zijn gram over de Commissie-leden die volgens hem hun voorzitter te slaafs volgden, ook als zij bezwaren hadden. Het besef van subsidiariteit was ver te zoeken was en de Commissarissen stelden allerlei onnodige dingen voor omdat zij niets beters te doen hadden. Daarom was hij van mening veranderd en nu voorstander van een Commissie van 12 leden, zes van de grote landen en zes roulerende over de rest. Zelf zag ik meer in een reorganisatie binnen de Commissie zelf, bijvoorbeeld door een clustering van commissarissen op deelgebieden of eventueel een kernkabinet zoals het Rapport Spierenburg van 1979 voorstelde. Het is uiteraard waar dat een commissaris er niet zit om nationale belangen te verdedigen, maar toch zullen onze landgenoten meer vertrouwen hebben in een Commissie waarin een Nederlander zit, dan wanneer wij die functie waarschijnlijk meer dan één periode aan andere nationaliteiten moeten overlaten. Maar daarover zijn niet alle EBN leden het eens.
Wim van Eekelen, oud-staatssecretaris van Europese Zaken.
De Nederlandse Eurocommissarissen, onder redactie van Gerrit Voerman, Bert van den Braak en Carla van Baalen, Boom / Amsterdam voor het Montesquieu Instituut. 2010, 354 blz, € 24.50
Koop het boek nu met € 5,- korting!