Europa begint pas
Als permanent vertegenwoordiger van werkgeversorganisatie VNO-NCW i in Brussel hield Jan-Willem van den Braak zich de afgelopen drie jaar intensief met Europa bezig. Het inspireerde hem tot het schrijven van een zeer leesbaar boekje waarin hij zijn eigen herinneringen aan, en belevenissen in Europa vanaf de jaren zestig verweeft met de ‘grote’ geschiedenis: het voortschrijden van de Europese integratie en het opheffen van de deling van dit continent.
De rode draad in het boekje is een ‘kritische dialoog’ met ‘eurofielen en federalisten’. Hij houdt ons cq. hen voor dat een levensvatbare federatie “een echte gezamenlijke publieke ruimte nodig [heeft], een gezamenlijke historische achtergrond en cultuur. De diversiteit van Europa, die juist zijn kracht en schoonheid vormt, staat daaraan volledig in de weg.” (p. 69) Als afschrikwekkende voorbeelden van ‘gedrochten’ van federaties noemt hij dan nog de Sovjet-Unie en Joegoslavië.
De ‘kritische dialoog’ blijkt overigens in essentie een dialogue intérieur . Echte, hedendaagse eurofielen komen er niet aan te pas. Het gaat vooral om een interne tweestrijd. Een tweestrijd die bij het referendum over het grondwettelijke Verdrag onbeslist eindigde (p. 17, cursivering door de auteur): “Zelf onthoud ik mij uiteindelijk van stemming op 1 juni. Vóór omdat de Grondwet inhoudelijk weer een stap voorwaarts op het Europese pad is, tegen omdat het hoe dan ook in symbolische zin ook een stap richting ‘superstaat’ is en daarmee ook een miskenning van de soms terechte kritiek op het ondoorzichtige ‘Brussel’. Als ik dit in het Haagse vertel aan deze of gene, wordt telkens zeer verbaasd tot vertwijfeld gekeken.”
Die verbazing verdwijnt met het lezen van dit boekje niet, althans niet bij mij. Om te beginnen komt Van den Braak met niet veel meer dan de titel van het verdrag plus de daarin vervatte symboliek van vlag en hymne om zijn weerzin te onderbouwen. Verder zou uit zijn redenering volgen dat de ja-stemmers op 1 juni 2005 – met 38,5 procent van het totaal weliswaar in de minderheid, maar nog altijd een forse minderheid – zonder meer tot de ‘eurofielen en federalisten’ moeten worden gerekend.
Nee, het lezen van dit boekje heeft mij ervan overtuigd dat Jan-Willem van den Braak zelf ook een eurofiel is – maar dat hij moeite heeft ‘uit de kast te komen’. Hij houdt van Europa en koestert hoge verwachtingen van de toekomst van de Europese Unie. Alleen al uit de titel van zijn boekje spreekt ambitie. Van den Braak pleit voor een offensief beleid van Europa op terreinen als handelspolitiek, veiligheid, innovatie, energie en migratie. Hij onderstreept ook het karakter van de EU als een waardengemeenschap. Dit alles accentueert hij nog eens door hoofdstuk 1 – Europese integratie: essentieel voor onze welvaart – van het recente SER-advies over de nieuwe Lissabon-strategie als bijlage in zijn boekje op te nemen. Maar de term ‘integratie’ lijkt Van den Braak om een of andere reden uit de weg te gaan.
In een afzonderlijk hoofdstuk gaat de auteur in op het ‘Europese sociale model’. De opvattingen van werkgevers en vakbeweging terzake schetst hij als volgt. Werkgevers vinden dat sociaal beleid vanwege uiteenlopende culturen en voorkeuren primair nationaal moet worden geregeld, met twee uitzonderingen: “Ten eerste de regelingen voor gelijke behandeling van mannen en vrouwen, gelet op hun fundamentele karakter. En ten tweede de arbeidsomstandighedenregels, omdat “ondernemingen daarop niet (moeten) willen concurreren”.” (p. 24) Die laatste formulering nodigt uit tot een debat over al dan niet gewenste vormen van (beleids)concurrentie.
Volgens Van den Braak ontwikkelde de vakbeweging op dit vraagstuk “een nog veel complexere, nogal tegenstrijdige visie. Enerzijds was men natuurlijk voor behoud en verbetering van nationale arrangementen, de nationale vakbonden zouden daar ook nooit afstand van doen. Tegelijk wilde men een breed Europees level playing field , van een Europees minimumloon tot Europese medezeggenschap, arbeidstijden en wat al niet. (…) Eigenlijk waren die twee uitgangspunten onverenigbaar maar een duidelijke keuze werd niet gemaakt. En tegelijk was het verwijt (…) dat “Europa niet voldoende sociaal is”. “ (p. 24)
Het boekje is verluchtigd met diverse foto’s en tabellen. Zijn visie op de toekomstige uitdagingen voor de Europese Unie heeft Van den Braak in een handzaam schema (op p. 70) samengevat. Bijlage 1 geeft een beeld van de Europese lobby van VNO-NCW. Bijlage 3 bevat een overzicht van voorzitters van de Europese Commissie. Dit overzicht bevat helaas een aantal storende fouten, waardoor maar liefst drie ex-voorzitters over het hoofd worden gezien.
Jan-Willem van den Braak, Europa begint pas , Assen (Van Gorcum) 2009, ISBN 978 90 232 4594 0, 90 pp.
Marko Bos
(sinds lang werkzaam bij de SER i; daardoor is de auteur voor mij geen onbekende)