Europa en nationale identiteit
dinsdag 10 april 2012, 16:53
In zijn column ‘De culturen in het continent Europa’ (NRC-Handelsblad van 1 maart jl.) geeft J.L. Heldring weer toe aan zijn drang om het Europese project dood te verklaren. De PVV-kliksite over overlast door Midden- en Oost-Europeanen i brengt hem tot de stelling dat “de normen, waarden en omgangsvormen van deze Europeanen anders zijn dan die van de Nederlanders, en dat veroorzaakt wrijving in plaats van verbroedering.” Maar hoeveel hebben de Nederlanders eigenlijk op dit vlak met elkaar gemeen? Een greep uit dezelfde krant van 1 maart: dat collectieve wegkijken in Westkapelle, behoort dat tot de Nederlandse identiteit? En de intimiderende hufterigheid van Rutger Castricum en zijn PowNed-vrienden?
Prinses Maxima i deelde jaren geleden al met ons het wijze inzicht dat er niet zoiets bestaat als ‘de Nederlander’. En voor zover er sprake is van een Nederlandse identiteit, geeft deze ons weinig reden tot gevoelens van superioriteit. Huizinga (Nederlands geestesmerk, 1934) zag de eenheid van het Nederlandse volk gelegen in zijn burgerlijke karakter. Dat bepaalde in zijn ogen de overwegende handelsgeest en de weinig militaire geest (gelukkig waren anderen, onder wie die zo vermaledijde Polen, bereid om tijdens de Tweede Wereldoorlog voor ons te vechten). “In burgerlijkheid wortelen ook onze hinderlijkste nationale gebreken: de vrijdom der baldadigheid, het gemis aan publieke wellevendheid en de vaak beklaagde krenterigheid’, zo stelde Huizinga vast.
Gelukkig voor ons aller samenleven zijn er nog genoeg mensen in ons land – autochtonen en allochtonen – die niet aan deze historisch bepaalde norm voldoen. En de Europese integratie helpt reuze om elkaars zwakheden wat te compenseren en elkaars sterke punten aan te vullen. Samen staan we sterker in de wereld – en vanuit de wijde wereld bezien hebben wij Europeanen toch weer verrassend veel met elkaar gemeen.
Marko Bos