My Blog

Europe in Dialogue

Europe in Dialogue

De Bertelsmann Stiftung wil het debat over de toekomst van het Europese project voeden met een reeks publicaties ‘Europe in Dialogue’. De vijfde in de reeks is net verschenen en bespreekt de sociale dimensie van het nieuwe Europese economische bestuur.

De bundel bevat vijf essays. Thomas Fischer en Sarah Hoffmann (beiden verbonden aan de Bertelsmann Stiftung) schetsen dat het sociale beleid i door de toenemende financiële disciplinering binnen de EU i in de knel kan komen. Zij benadrukken dat er een gedeeld belang is in goed functionerende, efficiënte systemen van publieke voorzieningen op nationaal niveau – zowel vanuit een oogpunt van sociale insluiting als van macro-economische stabiliteit in de eurozone i. Dat kan tot uitdrukking worden gebracht in een ‘Sociaal Investeringspact’ als complement van het Euro Plus Pact i. Zowel in nationale begrotingen als in het EU-budget moet voldoende prioriteit worden gegeven aan investeren in mensen, van voorschoolse educatie tot duurzame inzetbaarheid van ouderen.

Het meest interessant vind ik de bijdrage van Kalypso Nicolaïdis en Juri Viehoff (beiden werkzaam in Oxford) over ‘duurzame solidariteit’ in Europa na de crisis. Zij ontleden het begrip solidariteit. Het is om te beginnen een hybride concept dat zowel waarneembaar sociaal gedrag als de normatieve basis ervoor kan beschrijven. Solidariteit gaat over de betrekkingen tussen (groepen) mensen, maar uit gedrag alleen kan niet worden opgemaakt of sprake is van een uiting van solidariteit. De auteurs stellen solidariteit nadrukkelijk niet gelijk aan altruïsme, maar plaatsen deze in een spanningsveld tussen, langs de ene as, eigen belang en gemeenschapsdenken, en langs de andere as, politieke verplichting en altruïsme. Betrekkingen van solidariteit dragen in de regel elementen van elk van deze vier motiveringen in zich. Solidariteit in de EU/eurozone zien zij primair als een kwestie van het in een wat breder en langer termijn perspectief plaatsen van de eigen belangen; men ziet dan af van het hoogste economische profijt voor de verschillende nationale belangen op korte termijn.

Een kernvraag met actualiteitswaarde is: stellen wij echt belang in de toekomstige welvaart van andere EU-landen i, waaronder Griekenland? En zijn we in staat die – niet-verplicht voorgeschreven maar ook niet vrijblijvende – solidariteit ook goed te organiseren, in een Unie van 27 lidstaten? Hoe verhoudt zich (solidariteit in) de EU zich tot de lidstaten die elk afzonderlijk een ‘solidariteitsgemeenschap’ vormen?

De auteurs beklemtonen dat ook binnen lidstaten solidariteit verschillende stappen van schaalvergroting moet ondergaan om sociale rechtvaardigheid op nationaal niveau te kunnen realiseren. Daarmee beschouwen zij de vraag in hoeverre nog een (grensoverschrijdende) stap verder kan worden gezet bij het institutionaliseren van solidariteit vooral als een empirische kwestie.

Nicolaïdis en Viehoff besluiten hun bijdrage af met een viertal principes voor actie:

1.) Solidariteit bezien vanuit een langetermijnperspectief op de houdbaarheid van het Europese project (en niet als tijdelijke oplossing);

2.) Europa vormt een Unie, géén eenheid; de EU is gebaseerd op wederzijdse erkenning en rechtvaardiging;

3.) Solidariteit is voorwaardelijk, afhankelijk van het gebruik dat de ontvangende partij ervan maakt;

4.) Solidariteit kan niet worden afgedwongen, maar is een keuze – en dat geldt ook voor institutionalisering van solidariteit binnen de EU.

Kortom: “Solidarity in the European Union must rest on institutions that ensure its constant and renewed fairness to all sides. The choice for sustainable solidarity is at that price”.

Andrew Watt (onderzoeker bij het European Trade Union Institute i) neemt als vertrekpunt dat problemen van concurrentievermogen en van resulterende overheidsschulden ‘symmetrisch’ zijn, en dus ook om symmetrische aanpassingen door tekort- en overschotlanden vragen. Het is stellig in het belang van overschotlanden om te bevorderen dat de noodzakelijke aanpassingen van de tekortlanden zo veel en zo snel mogelijk in een omgeving van groei kunnen plaatsvinden. Maar daarbij past toch beter het beeld van het meetrekken van achterblijvers dan van het nivelleren naar een gemiddelde dat Europa in de wereldeconomie niet verder helpt.

Gordon Bajnaj i (premier van Hongarije in 2009-2010) plaatst de huidige crisis in Europa wel in het kader van de globalisering. Deze noodzaakt tot aanpassing van het Europese ‘verdienmodel’. Europa ziet zich gesteld voor vijf uitdagingen: lagere groei; omgekeerde sociale mobiliteit; intergenerationele conflicten; populisme, protectionisme, isolationisme, nationalisme; en mondiaal verschuivende machtsverhoudingen. En Europa is kwetsbaar door halfslachtige, halfdoordachte, halfuitgelegde integratie die daardoor halverwege is blijven steken. Bajnaj pleit voor verdergaande integratie, om slagvaardiger te kunnen reageren op economische uitdagingen en om continuïteit te verzekeren, als tegenwicht tegen de kortademige politieke cycli in de lidstaten. Dat vraagt wel om versterking van de democratische legitimatie van besluitvorming (hoe precies, blijft in het vage).

Vanessa Rossi en Stephanie Hare (beiden verbonden aan Oxford Analytica) vinden dat de EU een ‘gouden standaard’ voor maatschappelijke investeringen in menselijk kapitaal moet aannemen, op basis van een substantiële uitbreiding van grensoverschrijdende programma’s voor onderwijs en opleiding. Een jaarlijkse investering van 40 tot 50 miljard euro (0,3 procent van het bbp van de EU) zou vier tot vijf miljoen grensoverschrijdende ‘plaatsingen’ (voltijds en deeltijds) per jaar kunnen opleveren. Daarmee zou de vorming van een Europese arbeidsmarkt, met de nodige grensoverschrijdende mobiliteit, kunnen worden gestimuleerd. De opleidingsprogramma’s kunnen daarbij worden gericht op het wegwerken van knelpunten op de arbeidsmarkten. De auteurs vinden een stevige inzet van de EU gerechtvaardigd vanwege de belangrijke externe effecten die aan onderwijs en opleiding zijn verbonden. Bij een subsidiariteitstest zou een dergelijk EU-beleid hogere ogen gooien dan het huidige gemeenschappelijke landbouwbeleid. Dit interessante voorstel van Rossi en Hare verdient zeker nadere uitwerking en overweging.

Gordon Bajnai e.a., Solidarity: For Sale? The Social Dimension of the New European Economic Governance , Europe in Dialogue 2012/01, ISSN 1868-5048, www.bertelsmann-stiftung.org, 151 pp.

Marko Bos

 

administrator_ebnEurope in Dialogue