Grenzeloos of Grenzen aan Studeren?
maandag 5 september 2011, 12:10, Stefanie de Geus
Een Master Politieke Communicatie aan de Universiteit van Antwerpen, een studie Politics en International Studies in Uppsala, een Mphil aan Oxford, een jaartje studeren in Spanje, promotieonderzoek in Frankrijk of mijn kansen beproeven als starter op een ruime arbeidsmarkt?
Terwijl ik mijn toekomstpad probeer uit te stippelen, stroomt het Malieveld vol met studenten die protesteren tegen de plannen voor het hoger onderwijs. In deze tijden van bezuinigingen moet ook – of juist vooral – het hoger onderwijs eraan geloven: boetes voor langstudeerders, geen studiefinanciering in je Masterfase en een drastische verhoging van het collegegeld voor een 2e Master. Studeren in Nederland wordt steeds kostbaarder. Al deze maatregelen maken één ding duidelijk: het buitenland lonkt.
Met name de groep recent afgestudeerden dreigt tussen wal (verder studeren) en schip (arbeidsmarkt) te vallen. Immers: in Nederland verder studeren is te duur, en werk voor starters is er nauwelijks.
De verhoging van het collegegeld is voor veel jongeren zodoende een belangrijke reden om over de grens te kijken. En waarom zou je ook niet gaan studeren in het buitenland? In deze tijden van krapte op de arbeidsmarkt is het een goede manier om jezelf te onderscheiden en een goede aanvulling op je CV. Studeren in het buitenland biedt tevens een belangrijk financieel voordeel. De hoogte van het collegegeld verschilt van lidstaat tot lidstaat namelijk aanzienlijk.
Vrij Verkeer van Studenten!
Scandinavië en Schotland zijn veruit de beste opties, want daar betaal je geen helemaal collegegeld. Daarnaast worden in Scandinavië veel studies in het Engels aangeboden, waardoor de taal geen probleem hoeft te zijn. Griekenland is ook een goede optie, daar haal je gratis je Bachelor (in ieder geval op het moment van schrijven, je weet immers nooit of de invoering van collegegeld een volgend middel wordt om de Griekse schulden af te betalen…)
Voor veel Nederlandse studenten, is ook België overigens een populair land om te studeren. Lekker dichtbij, dezelfde taal, goede friet en maar 550 euro collegegeld. Ook kun je bij onze Oosterburen, in de meeste deelstaten, terecht als je voor rond de 1000 euro een studie wilt volgen. In Spanje is er wéér een andere regeling, daar betaal je per studiepunt. Er zijn echter ook duurdere landen. In Engeland is het collegegeld flexibel met een maximum tot 9000 pond. [1]
Deze situatie laat de grote voordelen van vrij verkeer van personen zien. Anders dan bij een studie in bijvoorbeeld de VS, hoef je binnen de EU geen visum aan te vragen, kun je eenvoudig prijzen vergelijken en betalen (in ieder geval in de eurolanden) en in de meeste landen zijn Engelstalige studies te volgen. Je kunt zelfs sinds 2007 je studiefinanciering meenemen naar het buitenland. Genoeg mogelijkheden dus voor vrij verkeer van studenten binnen Europa.
Verschillen in Europa
Aan de andere kant is ook duidelijk dat binnen de EU een situatie ontstaat waarbij onderwijs niet meer in alle lidstaten zomaar voor iedereen toegankelijk is. Een studie in het Verenigd Koninkrijk of Nederland is immers vele malen duurder dan in België. Bijkomende kosten als boeken en levensonderhoud heb je waar ter wereld je ook studeert, maar de hoge collegegelden zullen – zonder adequaat studiefinancieringssysteem waardoor eventuele leningen binnen acceptabele grenzen blijven – een hoge financiële drempel zijn voor minder welgestelden. Dit zou betekenen dat studenten in België of Zweden meer kansen hebben om langer over hun studie te doen of meerdere studies te volgen dan bijvoorbeeld Nederlandse.
Natuurlijk staat daar het veelvuldig gebruikte argument ‘het is een investering in je toekomst’ tegenover, maar gaat dat argument nog wel op nu de arbeidsmarkt zo ruim is? Zit je dan straks niet mét een hoge studieschuld werkloos thuis?
Een ander probleem in het Europese Hoger Onderwijs is het gebrek aan specialisatie en differentiatie.
In Nederland alleen al kun je aan minstens vijf verschillende Universiteiten Rechten studeren. Tel daar minstens vijf Universiteiten per Europese lidstaat bij op en je zit op meer dan 100 Universiteiten die dezelfde studie aanbieden. Het zou goed zijn als Universiteiten niet ‘meer en meer’ studiemogelijkheden zouden aanbieden maar juist ‘minder en beter’.
Voor kwaliteitsstudies of -universiteiten mag naar mijn mening best meer collegegeld worden gevraagd. Belangrijk is dan wel dat er adequate (nationale of Europese) financieringssystemen of beurzen blijven bestaan, zodat ook voor excellente maar minder bedeelde studenten de kosten acceptabel blijven.
De mogelijkheid tot het volgen van een hooggekwalificeerde studie zou afhankelijk moeten zijn van kennis, talent en motivatie, niet van je financiële positie. Essentieel is verder dat er op transparante wijze een koppeling wordt gemaakt tussen kwaliteit en de hoogte van het collegegeld. Wat nu echter dreigt te gebeuren in Europa, is dat het collegegeld niet afhankelijk is van kwaliteit, maar van geografie. Hierdoor is een tweede studie aan Cambridge – á 9000 pond – bijvoorbeeld goedkoper dan een tweede studie aan de Universiteit Utrecht, Amsterdam of Tilburg, waar dit al snel tussen de € 10.000 en € 14.000 kost.
Dit is opmerkelijk gezien het feit dat – laten we eerlijk zijn – de studies in Utrecht, Amsterdam of Tilburg toch aanzienlijk lager staan aangeschreven dan de studies in Cambridge.[2] Op sommige Nederlandse Universiteiten krijg je maar 6 uur per week college, is er in zo’n geval sprake van een goede prijs-kwaliteit verhouding als je er € 14.000 voor moet neertellen? Niet iedere Universiteit in Europa kan Harvard of Yale van de troon stoten en dat hoeft ook niet, maar die ‘gewone’ of gemiddelde universiteiten zouden wél voor iedereen financieel toegankelijk moeten zijn. Voor topkwaliteit moet je meer betalen, maar een studie aan een normale Universiteit met een gemiddelde of goede kwaliteit moet voor iedereen te betalen blijven.
Europa en onderwijs
Opmerkelijk is verder dat in veel lidstaten (naast Nederland bijvoorbeeld ook in Engeland en Italië) sterk bezuinigd wordt op onderwijs, terwijl de EU in de Europa 2020 strategie i juist verklaart te streven naar een kenniseconomie, kwalitatief beter onderwijs en het verlagen van werkloosheid onder jongeren. Het lijkt een illusie om te komen tot een verbetering van de kwaliteit van het Europese onderwijs zonder hier de vereiste investeringen aan te koppelen.
Een ander probleem is dat er door de verschillen in collegegeld in sommige landen een enorme toestroom van studenten ontstaat en in andere landen een ‘braindrain.’ Zo verwachten veel universiteiten in België een hoge toestroom van Nederlandse studenten. Het zou daarom goed zijn om binnen Europa universiteiten weliswaar de vrijheid te geven om het collegegeld zelf vast te stellen, maar hierbij oog te hebben voor de prijs-kwaliteitverhouding, adequate (Europese of nationale) beurzen of studiefinancieringssystemen en een betere verdeling van specialismen tussen de universiteiten. Studenten moeten kiezen voor een studie vanwege de inhoud en/ of de kwaliteit, niet vanwege de hoogte van het collegegeld. Daarmee snijden we onszelf namelijk in de vingers, want als we écht een kenniseconomie willen worden, zijn kwalitatief hoogwaardig onderwijs en goedopgeleide mensen daartoe de sleutel.
Oplossingen
Maar kan ‘Europa’ eigenlijk wel iets doen om onderwijs in alle lidstaten toegankelijk te houden? Kan de Eurocommissaris voor Onderwijs en Cultuur Androulla Vassiliou i bijvoorbeeld een maximum stellen aan het collegegeld dat universiteiten vragen, en op die manier onderwijs in alle lidstaten toegankelijk houden? Het antwoord daarop is ‘nee’.
De EU heeft beperkte bevoegdheden op het terrein van onderwijs. In het Verdrag van Lissabon i is opgenomen dat de Unie ‘bijdraagt aan de ontwikkeling van onderwijs’ door ‘samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen.’ De manier waarop lidstaten hun onderwijsstelsel inrichten is echter een nationale bevoegdheid.[3] De EU kan – gezien haar bevoegdheden – dus weinig doen. Ze kan het collegegeld niet maximeren en kan lidstaten niet dwingen hun onderwijssysteem anders in te richten zodat deze beter op elkaar aansluiten.
Wat de EU wél heeft gedaan op het gebied van onderwijs, is het zogenaamde Bologna i Proces. In 1999 hebben de Lidstaten een aantal afspraken gemaakt om het hoger onderwijs competitiever en transparanter te maken, en de mobiliteit onder studenten te vergroten. Zo is het Bachelor/Master/Doctor systeem ingesteld, waardoor diploma’s in Europa wederzijds erkend worden en je bijvoorbeeld met een Nederlandse BA op zak een MA in Portugal kunt volgen. Hoewel de Europese bevoegdheden op het gebied van onderwijs dus beperkt zijn, hebben de regeringsleiders er in 1999 toch vrijwillig voor gekozen om het hoger onderwijs beter op elkaar af te stemmen en wederzijdse mobiliteit te bevorderen.
Wat de EU in het verlengde van het Bologna Proces onder andere doet is uitwisseling van studenten bevorderen. Dit doet de EU op het moment met name via het Erasmusprogramma i. Een zeer succesvol programma met een mooi ideaal. Er is echter één probleem: het is alleen toegankelijk voor personen die ingeschreven staan bij een onderwijsinstelling, studenten dus. Het is niet mogelijk om via het Erasmusprogramma een bijdrage te krijgen als je een hele studie in het buitenland wilt volgen of als je bijvoorbeeld na je studie een stage in het buitenland wilt lopen. Dát is iets waar de EU wel in de toekomst een oplossing zou kunnen bieden, door niet alleen ingeschreven studenten te ondersteunen, maar ook mensen die (of het nu een eerste of een tweede studie is) een hele BA of MA in het buitenland willen volgen.
Een ander programma van de EU is het ‘LifeLong Learning’ programma (waar ook het Erasmusprogramma onder valt). Het doel hiervan is om mensen van alle leeftijden door bijscholing te begeleiden naar een baan. Ook bij de programma’s die hieronder vallen moet je echter ingeschreven zijn bij een onderwijsinstelling. Recent afgestudeerden, werklozen en jongeren die niet ingeschreven staan maar wel in het buitenland willen leren of werken, kunnen hier dus geen gebruik van maken. Daarnaast werken veel jongeren op basis van een tijdelijk dienstverband waarbinnen vaak geen scholingsmogelijkheden zijn. Hierin zou de EU een rol kunnen spelen door flexibelere programma’s op te zetten voor een bredere groep mensen die hun eerste stap of een volgende stap willen zetten naar scholing of op de arbeidsmarkt.
Conclusie
‘Europa’ is een zegen en een onvervuld potentieel voor studenten en recent afgestudeerden. De stap over de landsgrenzen heen is voor veel jongeren, die zijn opgegroeid in een ‘grenzeloos Europa’ snel gemaakt en de EU biedt veel mogelijkheden om makkelijk in het buitenland te studeren. In veel gevallen ook nog vele malen goedkoper van in Nederland. Er is daarentegen ook nog veel te doen op het gebied van onderwijs, ook al zijn de mogelijkheden tot verbeteringen door Europa gelimiteerd door de beperkte bevoegdheden van de EU. Veranderingen als Europese kwaliteitsnormen en meer specialisatie en differentiatie zullen zodoende – net als destijds in Bologna – tot stand moeten komen door vrijwillige Europese samenwerking tussen de lidstaten.
Als de lidstaten écht willen investeren in het realiseren van een kenniseconomie, zullen ze er ook voor moeten zorgen dat de mensen die in de toekomst een belangrijke bijdrage daaraan gaan leveren de gelegenheid krijgen om hun potentieel waar dan ook in Europa te ontwikkelen en ontplooien.
[1] De Pers, 27 Januari 2011
[2] Gebaseerd op de Times Higher Education World University Rankings 2010.
[3] Verdrag van Lissabon Titel XII artikel 165 en 166