In twee recente artikelen stelt publicist Paul Bordewijk dat de discussie die de Europese Commissie nu geëntameerd heeft rond vijf toekomstscenarios voor Europa in ieder geval tot de conclusie moeten leiden dat volledige integratie er niet zal komen. Wanneer men die conclusie luid en duidelijk trekt, aldus Bordewijk, zitten daar grote voordelen aan vast. De wijze waarop landen in Europa samenwerken, wordt dan niet meer getoetst aan de vraag of zo de beoogde Europese integratie dichterbij komt. Samenwerken moet gebeuren op grond van reële voordelen, die het verlies van democratie dat elke overdracht van bevoegdheden met zich meebrengt goedmaken. Europese samenwerking moet de oplossing zijn voor reële problemen, en niet een oplossing op zoek naar een probleem. We spraken Bordewijk naar aanleiding van zijn artikelen.
Vraag 1: In uw artikelen uit u felle kritiek op het spreken over Europa als ‘project’. Waarom stoort u dat zo?
A: Je hoor steeds vaker: ‘het Europees project dreigt te mislukken’, of ‘nieuwe kansen voor het Europese project’, maar je vindt nergens wat er nu eigenlijk mee bedoeld wordt, laat staan wanneer Europeanen daarmee zouden hebben ingestemd. Normaal houdt de term ‘project’ in dat je wilt komen van de ene toestand naar de andere, langs een afgesproken weg en tegen van tevoren begrote kosten. Het bouwen van een huis is een project, of de invoering van een wet. Maar waarheen moet het Europese project ons leiden? Het enige dat ik me erbij voor kan stellen is een Europese federale staat, maar zeg dat dan ook, en vraag aan de inwoners of ze dat willen. De laatste keer dat zoiets aan de Nederlanders gevraagd is was in 2005, en toen wat het antwoord duidelijk ‘nee’.
Vraag 2: De Juncker scenarios voor de toekomst van Europa worden nu op vele plaatsen besproken, in Nederland blijft het echter nogal stil rond die toekomstbeelden. Hoe komt dat?
A: Ik denk dat dat komt omdat wij door onze geografische ligging er niet aan ontkomen Franrijk en Duitsland te volgen, terwijl we cultureel het zuidelijkste land van Scandinavië zijn en uit onszelf liever de weg van Denemarken of Zweden zouden willen kiezen. In het debat over de Europese Grondwet spoorde Balkenende ons aan vóór te stemmen, niet omdat hij dat een goede wet vond, maar omdat hij anders in zijn hemd stond. De belangrijkste institutionele punten uit de Grondwet – de eigen voorzitter van de Europese Raad en de inkrimping van de Europese Commissie – werden niet door de Nederlandse regering onderschreven. Curieus detail was ook dat tijdens de behandeling van het Verdrag van Maastricht in onze Tweede Kamer de meeste Kamerleden via de televisie het debat daarover in het Britse Lagerhuis volgden in plaats van de eigen discussie.
Vraag 3: U stelt in uw artikelen dat om te komen to nieuwe inzichten rond Europa het wellicht goed is het vijfde scenario van Juncker: veel sterkere integratie, te relativeren. Waarom is het nodig dit nog zo uitgebreid te stellen in een omgeving waar bijna geen fedearlist meer over is?
A: Dat er bijna geen federalist meer over is ervaar ik niet zo. Ik heb b.v. niet de indruk dat Guy Verhofstadt van mening veranderd is, en die is toch voorzitter van de fractie in het Europees Parlement die veel Nederlandse kiezers vertegenwoordigt. In Nederland doet D66 regelmatig uitspraken waaruit blijkt dat zij eerder voor een eenheidsstaat zijn dan voor een federatie, en GroenLinks wijkt daar weinig vanaf. In mijn eigen PvdA milieu ontmoet ik vaak federalisten die mij als een gevaarlijke nationalist beschouwen. De uitdrukking ‘het Europese project’ suggereert sterk dat er aan zo’n federale staat gewerkt wordt. De neiging elke overdracht van bevoegdheden aan de EU als winst te beschouwen, valt ook alleen te rechtvaardigen vanuit de gedachte dat je zo werkt aan een federaal Europa waar de uitoefening van die bevoegdheden onderwerp is van democratisch debat. Wanneer er geen federatie komt – en ik geloof daar niet in – betekent overdracht van bevoegdheden verlies aan democratie. Dat moet heel kritisch maken op die overdracht.
Vraag 4: Welke ruimte moet er volgens u worden geschapen om een alternatief voor de toekomst van Europa te ontwikkelen, en waar zouden de Europese beleidsmakers zich met voorrang op moeten richten?
A: Er moet vooral kritisch gekeken worden naar wat er tot nu toe is gerealiseerd. De Eurozone moet worden ingeperkt tot landen die uit zichzelf niet te veel verschillen in inflatie, en er moet niet vanuit Europa een sociaal-economisch beleid worden opgelegd dat haaks staat op de uitkomst van het democratisch proces.Verder moet de reikwijdte van de interne markt worden ingeperkt. Hier moeten de principes van subsidiariteit en proportionaliteit ook van kracht worden.
Vraag 5: Wat is in uw ogen het belang van civiele bewegingen en organisatievormen in dit alles. Doen die er toe?
A: Civiele bewegingen draaien veelal op mensen die voor een bepaald belang opkomen, zoals de vakbeweging of de fietsersbond. Bij de Europese integratie zie ik vooral dat voorstanders en betrokken professionals zich organiseren. Ik zou zelf echter graag lid worden van een organisatie die zich kritisch opstelt tegenover de Europese integratie zonder in flauwekul te vervallen… maar het motiveert mensen blijkbaar niet erg om daar hun tijd in te steken.
Zie voor de artikelen over de Toekomst van Europa van Bordewijk:
- http://www.deleunstoel.nl/home.php?col=24&res=1536&ref=https%3A//www.google.nl/&artikel_id=4961
- http://www.deleunstoel.nl/home.php?col=24&res=1536&ref=&artikel_id=4975