‘We hebben allemaal een geel hesje aan’, aldus recent Mark Rutte, die, waar het de zorg van velen hoe het hoofd boven water te houden betreft, twee jaar lang vooral opviel door zijn fanatieke streven om ten behoeve van een handvol bezorgde multinationals de dividendbelasting afgeschaft te krijgen. Zijn poging om de protesten van de lagere middenklasse, die zich feitelijk tegen de effecten keren van een beleidskoers die hijzelf hartstochtelijk verdedigt, op deze wijze politiek te neutraliseren, getuigt van vergaande onnozelheid dan wel brutaliteit. Het een hoeft het ander overigens niet uit te sluiten.
De ridiculiteit van Ruttes uitspraak wordt slechts overtroffen door die van Boris Johnson die, in het aangezicht van de Brexit-chaos die hij – door de belangen van gewone Britten aan zijn eigen spelzucht te offeren – mede heeft helpen veroorzaken, verklaarde “dat hij een diep verantwoordelijkheidsgevoel heeft”. Ook veel Britse kiezers die financieel het water tot de lippen staat, zijn, door hun gele-hesje-sentiment in te palmen, door hem tot een anti-EU-stem verleidt, die, als het aan Opperbrexiteer Jacob Rees-Mogg ligt, niet ten dienste zal staan aan hun bestaanszekerheid, maar aan de creatie van een nog veel hardere neoliberale samenleving met negentiende-eeuws victoriaanse sociaal-economische trekken. Terug naar de periode uit hun feodale dromen waarin Brittannia inderdaad de golven regeerde – ook al zal die droom nu een fantoom blijken te zijn.
In Italië heeft het langdurig noodgedwongen buigen voor de monetaire rigiditeit van Brussel, waaraan ook Den Haag steeds haar steun heeft verleend, de gele hesjes reeds aan de macht gebracht. De huidige populistische coalitie in Rome vormt het directe product van de massale werkloosheid en uitzichtloze armoede van een groot deel van de Italianen als gevolg van de kredietcrisis van 2008, waarvoor men in Noord-Europa te veel blind is gebleven. Banken werden gered, burgers niet. De laatsten zijn electoraal echter met méér.
Daarmee weet Rome dan ook behendig gebruik te maken van het diepgewortelde minderwaardigheidscomplex dat Italië – ofschoon even volkrijk als Groot-Brittannië en Frankrijk – niet als één van de grote landen geldt, en dus niet voor vol wordt aangezien. Dat speelde al na de Eerste Wereldoorlog, toen het in Versailles niet kreeg wat het wilde, en opnieuw na de Tweede. De meewarige houding van Sarkozy en Merkel jegens Berlusconi indertijd stak diep. Want als Parijs en Berlijn de begrotingsregels overtreden wordt dat wèl getolereerd, zo kan Rome op goede gronden argumenteren. En nu de Franse president, geconfronteerd met een volksopstand, al zijn strenge hervormingsvoornemens abrupt opgeeft en net als zijn veelgesmade voorgangers – híj zou het toch echt anders doen! – weer voor de straat buigt, staat Rome binnenkort met haar te grote begrotingsgat inderdaad niet meer alleen.
Hoe Frans, kortom, is het probleem van Macron?
Zijn mandaat was vanaf het begin veel zwakker dan Macron zelf dacht. De helft van de Fransen koos in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen voor radicaal-links of radicaal-rechts; dat hij de tweede ronde glansrijk won, berustte vooral op een tegenstem: in elk geval niet Le Pen. Door de gematigd rechtse en linkse partijen met zijn tegen het politieke establishment gerichte electorale coup op te blazen, wist Macron het Elysée te winnen en was de Franse oppositie een jaar lang volledig verdoofd.
Maar hij staat er nu wel alleen voor, en dan blijkt ook Jupiter het toch niet zonder hulpgoden te kunnen stellen. Bij gebrek aan middenveld staat in Frankrijk de staat namelijk altijd vrij direct tegenover de straat. Driekwart van de Fransen steunt, ondanks de gewelddadige ontsporingen, nog steeds de gele hesjes, en dat valt niet los te zien van de persoon van Macron, zijn politieke beleid en zijn publieke optreden.
Gezien zijn bancaire achtergrond is de afkeer die hij bij de ‘deplorables’ oproept in elk geval veel logischer dan de steun die multimiljardair Trump van hun Amerikaanse soortgenoten kreeg. Als piepjong zondagskind, met een gouden lepel in de mond geboren en zonder veel levenservaring, bleef hij behept met het wereldbeeld van de internationale zakenbankier die hij lang was – als bekend een volledig van de samenleving vervreemde mensensoort; voor Nederlandse lezers volstaat hier het noemen van de namen van Ralph Hamers en Henk Breukink.
Macrons enige fiscale maatregel getuigde daarvan. Wat de afschaffing van de dividendbelasting was bij Rutte, was die van de vermogensbelasting bij hem: een buigen voor de chantage van de bovenste één procent – als we niet onze zin krijgen verkassen we ons bedrijf of kapitaal naar een belastingparadijs – dat door de bevolking niet langer wordt gepikt. Mondiaal bezit deze één procent inmiddels de helft van alle vermogen, terwijl de honderd rijkste miljardairs samen meer hebben dan de armste drie-en-een-half-miljard. Tegen de achtergrond van toenemende onzekerheid voor steeds grotere delen van de bevolking in het Westen begint deze kloof stuitende proporties aan te nemen. Recent onderzoek wees daarbij voor Nederland uit dat burgers stelselmatig minder van politici krijgen dan hun verkiezingsprogramma’s beloven, en bedrijven juist beduidend meer.
Daarbij toont ook de meritocratische ideologie haar harde keerzijde: waar succes als eigen verdienste geldt, is mislukken eigen schuld. Niets erger dan een loser! Collectieve maatschappelijke vraagstukken worden door de succesvollen zo tot individuele aanpassingsproblemen gereduceerd. ‘Je gewoon moeten invechten’ heette dat bij Rutte, ‘gewoon de straat oversteken voor een baan’ bij Macron: symptomatisch voor een technocratische politieke klasse die geen flauwe notie heeft van de problemen waar de lagere middengroepen tegenaanlopen, en onder het motto ’there is no alternative’ weigert om de eigen, als zogenaamd objectief en ideologisch?neutraal gepresenteerde politieke axioma’s te heroverwegen. Flexibiliteit heet daarbij goed voor Uw vechtlust te zijn.
Het is dit, wat het ‘politieke midden’ nu in heel Europa in de problemen brengt. En daarmee ook de Europese Unie zelf, omdat die met deze eenzijdige marktpolitiek wordt geassocieerd. Haar internationale boodschap verliest daarmee aan overtuigingskracht: zij gaat gepaard met een vergaand verlies aan morele geloofwaardigheid, omdat dezelfde bovenlaag die voor doorsneeburgers de strakke broekriem aanbeveelt, tegelijk zelf gretig uit de bonuspot snoept. Waar de directeur, onder verwijzing naar Amerikaanse concurrentie, voor zichzelf een hoger salaris bedingt, krijgt de monteur, onder verwijzing naar Albanese concurrentie, van deze te horen dat hij het met minder moet doen. Het zijn zodoende de CEO’s zelf die zo de bijl aan de wortels van de markteconomie zetten en daarmee de nationale electorale revoluties op gang brengen die nu ook Europa bedreigen.
Thomas von der Dunk, 19 december 2018