Andere Europese landen, Frankrijk voorop, waren beter op een mogelijke implosie van het prowesterse bewind in Kabul voorbereid. Den Haag bleek tot medio augustus amper een vin te verroeren, en toen was het al te laat om nog veel Afghanen die voor Nederland gewerkt hadden uit de klauwen van de Taliban te redden. Herhaald aandringen van de Kamer, vertaald in moties (die door de staatssecretaris voor Asielzaken vervolgens naar eigen smaak werden aangepast), herhaalde smeekbedes vanuit de Nederlandse ambassade, herhaalde aanbiedingen voor hulp van andere Europese landen: ze brachten amper iets teweeg.
Vervolgens volgde, na het debacle, terecht een door een meerderheid van de Kamer gesteunde motie van afkeuring. Opnieuw veelzeggend: Kaag trad prompt uit eigener beweging af, Bijleveld werd er vervolgens tenminste nog daags daarop door haar eigen partij toe gedwongen – maar Broekers-Knol (de sjoemelende staatssecretaris) en Blok (als voorganger van Kaag voor alle obstructie tot mei verantwoordelijk) bleven gewoon zitten.
Niemand in hún partij, die daarover zijn mond opendeed. En dat een premier in een oorlogssituatie ook nog een zekere eindverantwoordelijkheid draagt, en daaruit misschien, héél misschien, ook eens politieke conclusies zou kunnen trekken, kwam in die kring kennelijk evenmin bij iemand op.
Kenmerkend ook voor het Nederlandse beleid ten aanzien van Afghaanse vluchtelingen: die partijen en politici die indertijd het meest fanatiek voor Nederlandse deelname aan de Amerikaanse militaire bezetting in Afghanistan waren, blijken ook in díe zin het minst geneigd om hun verantwoordelijkheid te nemen, nu het mis is gegaan.
De tegenstanders van toen blijken zich nu namelijk het meest in te zetten voor de slachtoffers van de mislukking, waaraan zij juist het minste schuld dragen. Ook ik was indertijd niet geweldig overtuigd van het nut (en de duurzaamheid) van al die menslievende ‘wederopbouwmissies’, die op het Binnenhof onder veel gejubel werden aangekondigd. Maar ik besef wel dat zoiets verplichtingen schept.
Kabul 2021 vertoont, wat de reactie(snelheid) van Den Haag aangaat, heel wat overeenkomsten met Srebrenica 1995 – voor wie het gemist heeft: er is net een film over uit.
Het wensdenken. De onderschatting van de tegenstander. De veel te late voorbereiding. De afwachtende grondhouding. De traagheid ten departemente. De miezerigheid. Het laten stikken van plaatselijke medewerkers en hun familie, wier leven nu vanwege hun samenwerking met de Nederlanders gevaar loopt – zich vertalend in de Sophie’s Choice-achtige opdracht aan de Nederlandse ambassadeur om zelf maar een handvol familieleden van Afghaanse tolken (en vooral niet meer) voor redding uit te kiezen, waarvoor ze terecht heeft gepast.
Wie als historicus straks deze Haagse houding moet pogen te verklaren, komt vermoedelijk terecht bij twee dingen. Enerzijds de bestuurlijke inertie en een totaal gebrek aan besef van urgentie op de betrokken ministeries: op Kamermoties volgde weken van niets-doen. Driekwart eeuw vrede en veiligheid doet kennelijk ook iets met het voorstellingsvermogen van beleidsambtenaren bij de koffieautomaat. Als de procedures maar kloppen, en zo niet, dan is er morgen weer een dag.
En anderzijds evidente politieke onwil bij tenminste een deel van de coalitie om ook maar één vinger teveel voor vluchtelingen uit te steken, want anders pakken ze ginds straks nog je hele hand. De psychotische angst voor ‘massa-immigratie’, voortvloeiend uit een niet minder psychotische angst voor Wilders, Baudet, Eerdmans en andere perfide rattenvangers, die van minimale ruimhartigheid mogelijk electoraal zouden kunnen profiteren. Een angst die overigens gevoed is door opmerkingen uit het recente verleden van sommige regeringsfractieleiders zélf, over borstvergrotingstoerisme van asylzoekers en zo.
De boodschap daarvan aan de buitenwacht is duidelijk. Tolken, koks, chauffeurs: zodra je het rood-wit-blauw op een tank ziet wapperen, dan dek je. Bij toekomstig Nederlandse deelname aan militaire interventies – en die zal er ongetwijfeld wel weer eens komen – kun je je als inboorling beter niet voor hand- en spandiensten aan de Nederlanders laten lenen, want als zo’n missie – wat dan ongetwijfeld óók wel weer eens zal gebeuren – mislukt, dan laat men je gewoon stikken. Niet voor niets waren de Nederlandse Afghanistan-veteranen over de Haagse evacuatie-aanpak verbijsterd: het voelde als verraad.
In dat opzicht bleken Fransen, Duitsers en Britten aanzienlijk ruimhartiger ten opzichte van hún Afghaanse hulpkrachten, en de daarvan zo sterk verschillende Nederlandse benepenheid zal ook binnen EU en NAVO niet onopgemerkt zijn gebleven. Den Haag heeft vaak een grote mond – denk aan die betweterij inzake de corona-pandemie – maar een bijzonder klein hart als het hazenpad veiliger is.
Niet dat de EU niet eveneens zélf bij zichzelf te rade moet gaan. De aftocht in Afghanistan bewees eens temeer de Europese militaire afhankelijkheid van Amerika in noodsituaties, en de Amerikaanse eigengereidheid op zulke momenten – bondgenoten niet geconsulteerd – die dus meer dan een persoonlijke hobby van Trump was, want ook onder Biden blijkt te bestaan. Bondgenoten niet vooraf geconsulteerd: dat zagen we vorige week ook met het nieuwe Aziatische pact van Washington, waarbij de Fransen werden gepasseerd en geschoffeerd.
Dat maakt opnieuw duidelijk dat Europa militair zich veel zelf zal moeten redden. Dat is een kwestie van geld, maar vooral van betere coördinatie. En van lidstaten waar ministers het niet voor populistische politici in hun broek doen, maar pal voor uit hun handelen voortvloeiende morele verplichtingen durven staan.
Thomas von der Dunk, 20 september 2021