administrator_ebn

Keiharde normen of Europese beleidsafstemming?

Keiharde normen of Europese beleidsafstemming?
donderdag 1 maart 2012, 10:59, Paul de Hen

Wie gelooft eigenlijk dat economen tot op de halve procent nauwkeurig kunnen uitrekenen wat over acht jaar de Griekse staatsschuld – of die van welk ander land dan ook – bedraagt in procenten van het Bruto Binnenlands Product i dat dan wordt bereikt? Toch zeker niet ministers van Financiën en de topambtenaren van hun ministeries.

Een schuldquote van 120,5 procent in 2020 staat niettemin in de verklaring van de Eurogroep over de herfinanciering van de Griekse staatsschuld, waarschijnlijk als een van de zoveel maatregelen om druk te houden op de Grieken: het moet menens zijn met de ingrijpende maatschappelijke hervormingen die de Eurogroep van medelid Griekenland eist als prijs voor de herfinanciering. En 2020 is comfortabel ver weg. Inderdaad, zoals zoveel commentatoren al constateerden, er is tijd gekocht. Om de Grieken financiële ruimte te geven hun economie en misschien zelfs hun samenleving drastisch te reorganiseren. Of, voor de pessimisten, om het onvermijdelijke faillissement van de Griekse staat nog een paar jaar uit te stellen. Voor optimisten: in de loop der jaren kan veel gebeuren. Tien jaar terug schreef een Nederlands blad: ‘Duitsland is de oude zieke man van Europa.’ Nu geldt het als dé economische motor.

Mogelijk wacht inmiddels in de coulissen het volgende probleem: Portugal, dat ook een steunpakket kreeg van de EU i en het IMF i (totaal 78 miljard toegezegd). The Financial Times citeerde onlangs een Portugese bankier die meent dat er 30 miljard euro extra financiering nodig zou zijn.

Vergeleken met de 130 miljard onder garantie van andere landen voor de tweede herfinanciering van de Griekse staatsschuld en de Griekse banken is dat kleingeld. Ook heeft Portugal al een reeks maatregelen doorgevoerd; regering en parlement kan niet verweten worden dat ze stil zaten. Het is evenwel een indicatie van het vraagstuk waar de eurozone i mee worstelt: de bezuinigingen waartoe de lidstaten zich verplicht hebben, maken economisch herstel op korte termijn alleen maar lastiger. Van eerder verwachte groei is veel minder of helemaal geen sprake. De eurozone als geheel komt volgens de Europese Commissie i dit jaar in een ‘milde recessie’.

Overheden die nog het vertrouwen van de beleggers in hun staatsobligaties genieten, komen financieel wel weg met een tegenvallende groei, al betalen hun burgers evengoed het gelag in de vorm van de inkomensdaling en werkloosheid waarmee ingrijpende economische en sociale herstructurering blijkbaar onvermijdelijk gepaard gaat. Overheden, zoals op dit moment Portugal, die het vertrouwen kwijt zijn, kunnen tot bezuinigingen gedwongen worden die de herstructurering ook nog eens dwars zitten. Dat zou een goede reden zijn voor aanvullende kredieten zolang het land niet op redelijke voorwaarden toegang tot marktfinanciering heeft.

De lidstaten van de Europese Unie zijn het er tegenwoordig over eens dat meer gezamenlijk economisch beleid dient te worden gevoerd. In plaats van vrijblijvendheid op dat terrein kwam afgelopen najaar de zogenoemde Six-pack wetgeving tot stand, die de Europese Commissie in staat stelt macro-economische onevenwichtigheden in lidstaten niet alleen te signaleren, maar bij hen ook maatregelen af te dwingen, desnoods via boetes. De gezamenlijke lidstaten kunnen Commissievoorstellen daartoe slechts met betrekkelijk veel moeite van tafel vegen. Het duurt ongetwijfeld een paar jaar voor duidelijk wordt of het beter werkt dan het mislukte oude stelsel zonder boetes. Voorlopig is van de nieuwe boetes nog geen sprake.

In haar recent gepubliceerde eerste ‘Alert Mechanism Report’ (http://ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance/documents/alert_mechanism_report_2012_en.pdf) op basis van de nieuwe Europese wetgeving i signaleert de Commissie alleen maar de zwakheden. De Commissie is zo wijs, te beloven dat zij de reeks van indicatoren waaraan zij de situatie in de lidstaten afmeet niet als keiharde normen zal hanteren.

Dat laatste gebeurt nu wel met de tekortnorm volgens het Stabiliteitspact. Ook daar zijn vernieuwingen. Landen die langdurig niet aan de norm voldoen kunnen gekort worden op de Europese subsidies die ze krijgen. Hongarije is onlangs als eerste getroffen met het voorstel van de Commissie om de betaling van 495 miljoen euro uit de cohesiefondsen op te houden. Achtereenvolgende Hongaarse regeringen hadden sinds de toetreding van het land tot de Europese Unie in 2004 nooit voldaan aan de tekortnorm. Opmerkelijk genoeg voldoet Hongarije er op papier nu juist wel aan, maar op basis van projecties voorziet de Europese Commissie nieuwe overschrijdingen in de komende jaren. Het land – geen euro-land – verkeert inmiddels in grote financieringsproblemen.

Als de harde lijn waarmee de Hongaren nu te maken krijgen ook voor Griekenland gevolgd was, was al jaren eerder tegen die lidstaat opgetreden. Dat was waarschijnlijk heilzaam geweest.

De nieuwe harde lijn heeft ook haar risico’s. Met name, dat te weinig ruimte wordt geboden voor tijdelijke overschrijding van de tekortnorm als een land serieus werk maakt van macro-economische herstructurering. Denk nog maar eens aan Duitsland. Om de het stempel van oude zieke man af te schudden greep de regering-Schröder stevig in onder meer de sociale zekerheid. Een paar jaar had Duitsland ten opzichte van de norm te grote tekorten. Het wist echter – ondanks fel Nederlands verzet – steun van voldoende andere lidstaten te verwerven om niet in gebreke te worden gesteld. Nu zou dat anders kunnen zijn. En Duitsland onder Merkel is de kampioen van harde normstelling geworden.

Dat is niet zonder gevaar. Strikte naleving van normen is iets anders dan het voeren van een weloverwogen economisch beleid voor het hele eurogebied. Zelfs als surrogaat is het onvoldoende. Spanje en Ierland waren tot voor een paar jaar modellanden als het aankwam op overheidstekort en staatsschuld. Beide raakten door de ongetemde boom op hun onroerend goedmarkt toch in financieringsproblemen. De nieuwe normen voor macro-economisch evenwicht die de Europese Commissie nu hanteert, zouden daarin misschien verbetering hebben gebracht. Zo is een van de normen de ontwikkeling van de woningprijzen, een andere het niveau van de schulden van particuliere sector. Maar is het probleem niet, dat een volgende cruciale onevenwichtigheid zich in een of andere lidstaat heel goed zou kunnen voordoen op een terrein waar nu nog niet aan wordt gedacht?

Voor Griekenland, Portugal en Ierland komen de Six-pack regels sowieso te laat. Zij staan al onder curatele van IMF, Europese Commissie en ECB. Inderdaad, een vergaande aantasting van hun nationale soevereiniteit. Bij IMF-steun is dat overigens sinds jaren gebruikelijk. Het Fonds geeft geen leningen zonder beleidseisen te stellen aan de schuldenaar.

Voldoen aan de eisen van de krediteuren is iets anders dan het voeren van een goed Europees afgestemd beleid. Zouden de probleemlanden behalve met kredieten en herstructurering ook niet geholpen zijn met conjunctuurstimulerende maatregelen in die eurolanden die zich dat kunnen veroorloven?

Paul de Hen

 

administrator_ebnKeiharde normen of Europese beleidsafstemming?
read more

Over strenge regels en stevige straffen

Over strenge regels en stevige straffen
donderdag 2 februari 2012, 11:29, Paul de Hen

De jongste Europese top was, meer nog dan de voorgaande van dit jaar, een top van regels. Het conflict tussen de Britste eerste minister David Cameron i en (bijna) al zijn collega’s uit de rest van de lidstaten van de EU i betreft regels, en het besluit van de niet-Britse regeringsleiders om Camerons veto te omzeilen door dan maar een intergouvernementeel verdrag te sluiten gaat om de mogelijkheid om nog sterkere regels vast te leggen voor het begrotingsbeleid en het financieel-economische beleid in bredere zin voor de euro-landen en wie daar ooit bij wil horen.

Het is de visie van de financiële technocraten die wint. Als er maar regels zijn, met – uiteraard – stevige straffen op niet-naleving, dan zullen de financiële markten hun vertrouwen in de staatschuld van de euro-landen en in de soliditeit van het bankwezen daar snel hervinden. Dat betoogt Mario Draghi i, de nieuwe president van de Europese Centrale Bank i (ECB), en hij verwoordt er ideeën mee die in de kringen van centrale bankiers en financiële topambtenaren breed aanhang hebben. Draghi, ook afgereisd naar de top in Brussel, toonde zich tevreden met de voornemens van de niet-Britse regeringsleiders.

De Europese Commissie i, bij monde van economie-commissaris Olli Rehn i, ziet het ook wel zitten en denkt blijkbaar dat de ogenschijnlijk niet simpele opgave van de juridische vormgeving van nieuwe afspraken buiten de Britten om, oplosbaar is.

Wat er nu bekend is van de plannen versterkt in zaken van begrotingsbeleid de positie van de Commissie ten opzichte van de lidstaten nog verder dan al het geval was bij de net op 13 december in werking getreden zogenoemde ‘six-pack i’. Dat is het pakket samenhangende nieuwe regels waarbij de EU-lidstaten i onder meer verplicht worden hun begrotingsplannen niet alleen aan hun nationale parlement maar ook aan de Commissie voor te leggen. De Commissie kan landen voor wie een excessief tekort-procedure is afgekondigd (dat zijn momenteel op vier na alle lidstaten) met meer kracht een aanbeveling opleggen als zij zich niet houden aan de vooraf afgesproken maatregelen. Alleen met een gekwalificeerde meerderheid kunnen de andere lidstaten zo’n aanbeveling en de sancties op niet-naleving daarvan terzijde schuiven.

Dat kan dus nu al. Maar in de discussie over het six-pack pleitte de ECB met kracht voor nog meer automatisme in het opleggen van maatregelen aan landen die zich niet aan de aanwijzingen van de Commissie houden. Op gezamenlijk voorstel van Duitsland en Frankrijk moet de volgende stap nu worden dat alle euro-landen verplicht worden om net als Duitsland normen voor het vermijden van een overheidstekort in de wet, liefst zelfs in hun grondwet, vast te leggen. Een land dat zich daar niet aan houdt zou door de Europese Commissie voor het Hof van Justitie i in Luxemburg moeten kunnen worden gedaagd.

Een tekort- en een schuldnorm staan toch al in de Europese regels? Zeker, maar na de diepe recessie van 2009 kreeg naleving ervan niet de hoogste prioriteit. Ook niet in Duitsland en Nederland trouwens.

Zulke starre tekort- en schuldnormen zijn dan ook niet onomstreden. De Duitsers hebben nu wel een wettelijk norm maar gaven zichzelf ruim de tijd om die ook werkelijk te halen. Als er een Europese norm komt zal die rekening houden – dat staat ook in de voornemens – met de noodzaak om in economisch slechte tijden het tekort, en de overheidsschuld, te laten oplopen om de economie gaande te houden. Het ‘structurele tekort’ moet het uitgangspunt zijn, niet het werkelijke tekort van jaar op jaar. Helaas, het structurele tekort is helemaal niet zo simpel vast te stellen.

Niettemin denken de centrale bankiers en anderen dat alleen met hard gehandhaafde Europese normen de markten te overtuigen zijn. Dat moet maar blijken. Het six-pack heeft geen merkbaar effect gehad op het vertrouwen van de financiële markten. Waarom zou een begrotingsnorm dat effect wel hebben?

Partijen op de financiële markten klampen zich wel vast aan het idee dat de ECB na zulke maatregelen van de regeringsleiders bereid zal blijken om een kolossale ingreep op de markt voor overheidsobligaties te plegen. In die redenering speelt de ECB een hard spel om de regeringen (en de nationale parlementen) te dwingen de door haar gewenste begrotingsdiscipline te tonen, waarna zij eindelijk op ongekende schaal te hulp zal schieten bij de financiering van overheden die op de markt alleen nog tegen een hoge rente terecht kunnen.

Maar het staat allerminst vast dat de ECB inderdaad die inzet heeft – al is het maar omdat inderdaad haar wettelijk statuut directe financiering van overheden verbiedt. De ECB lijkt werkelijk te verwachten dat landen die hun tekort en andere elementen van hun economisch beleid op orde brengen het vertrouwen van de markten wel op eigen kracht zullen herwinnen. Daar heeft zij waarschijnlijk ook groot gelijk in. Alleen het ongeduld van marktpartijen kan een serieus probleem opleveren: krijgen de regeringen en de parlementen de tijd om de nodige maatregelen te nemen en te laten zien dat die inderdaad werken?

Interessanter eigenlijk dan een wettelijke tekortnorm en de mogelijkheid dat de ECB na invoering daarvan ineens geld naar overheden toe sluist, zijn andere Frans-Duitse voorstellen. In hun brief voorafgaand aan de top bepleitten Bondskanselier Angela Merkel i en president Nicolas Sarkozy i meer Europese regulering van de financiële markten, van de arbeidsmarkt en van de grondslagen voor het heffen van de vennootschapsbelasting (niet van de tarieven van die belasting). En zetten zij opnieuw een belasting op financiële trasacties op de agenda, en een gezamenlijk Europees beleid om de economische groei te bevorderen. Dat is niet allemaal zomaar overgenomen door de andere regeringsleiders van de euro-landen, maar de denklijn willen zij wel volgen.

Wel al overgenomen lijkt het idee dat de Europese Commissie niet alleen mee gaat kijken naar nationale begrotingsplannen, maar bij de landen die een excessief tekort hebben ook een oordeel geeft voordat de begroting wordt ingediend bij het nationale parlement, en vervolgens toeziet op de uitvoering van de begroting. Nogmaals, op vier na alle EU-lidstaten zitten in een excessief tekort procedure. Ook Nederland.

 

administrator_ebnOver strenge regels en stevige straffen
read more

De eurocrisis en het blikveld van politici

De eurocrisis en het blikveld van politici
donderdag 2 februari 2012, 11:07, Roeland Bos

Aan de Eurocrisis lijkt geen einde te komen. Ook de recente top van regeringsleiders heeft dat niet kunnen bewerkstelligen. De belangrijkste oorzaak lijkt mij dat regeringsleiders de taak hebben nationale belangen te verdedigen. Daarvoor zijn zij aangesteld en voor de wijze waarop en de mate waarin zij die belangen behartigd hebben worden zij door hun nationale bevolking beoordeeld bij de eerstvolgende verkiezingen. Die verkiezingen vinden meestal eens in de vier tot vijf jaar plaats. Aangezien regeringsleiders en hun teams graag herkozen worden is het voor hun van belang om binnen de gestelde termijn – al of niet opnieuw – een meerderheid onder de stemmers te realiseren.

Door de bevolking als onsympathiek ervaren maatregelen of zelfs maar publiciteit – juist of onjuist – kan onder dergelijke omstandigheden contraproductief werken bij hun streven tot realisatie van hun politieke en persoonlijke doelstellingen. Dit kan ertoe leiden dat zij beslissingen nemen die suboptimaal zijn in het licht van het belang van hun eigen land, laat staan het belang van zoiets abstracts als de Europese Unie of de Euro. Regeringen werken dus veelal met een kortetermijnhorizon en zullen niet gemakkelijk beslissingen nemen die hun persoonlijke carrièrebelangen in gevaar kunnen brengen.

Regeringen die in de huidige Eurocrisis i aan de betalende kant zitten (wij mogen aannemen dat er nog wel meer Eurocrises van andere oorsprong zullen volgen, maar hierover een andere keer meer) hebben grote moeite om hun kiezers te vertellen dat deze hele affaire hun veel geld gaat kosten, voornamelijk omdat zij ‘vergeten’ zijn om hun al een tiental jaren geleden te vertellen dat bij de oprichting van het Euroblok ernstige fouten gemaakt zijn en dat alle Eurolanden – inclusief hun eigen land – vreselijk veel voordeel gehad hebben sinds de totstandkoming van datzelfde Euroblok. Men kan zelfs met recht stellen dat de huidige ‘betalers’ de landen zijn die het meest van de Euro geprofiteerd hebben.

Het deel van het Europese bedrijfsleven dat het beste toegang heeft tot buiten-Europese markten heeft, heeft naast het algemene Europese voordeel vanaf de totstandkoming van de Euro tevens de laatste jaren een belangrijk voordeel gehaald uit de eerdere bankencrisis en de recente crisis in de financiering van Euro-overheden. Dat lijkt raar maar is daarom niet minder waar. Door de recente crises (bankencrisis en de financiële overheidscrisis) is namelijk de stijging van de waarde van de Euro ten opzichte van een aantal andere internationale valuta afgebroken op een niveau van ongeveer usd 1,50 en zelfs teruggezakt tot usd 1,30. Wij mogen zelfs aannemen dat de Euro bij voortzetting van de toenmalige trend inmiddels minstens op omstreeks usd 1,70 zou hebben gestaan. Ruwweg een exportprijsvoordeel van 20 tot 25 procent.

In een niet gering aantal Europese bedrijfstakken worden dan ook aanzienlijke exportrecords geboekt. Probleem is echter dat de voordelen behaald worden in het export-industrie en de afschrijvingen op de overheidsleningen van zwakke Eurolanden vooral terechtkomen bij banken, met op de achtergrond de respectievelijke overheden.

Het gebrek aan oprechtheid bij politici om de kiezers te vertellen “wie es wirklich gewesen ist” – een uitspraak van een bekend Duits historicus – draagt in hoge mate bij aan de huidige verwarring in de discussies over een mogelijke oplossing van de crisis. Ieder ‘mannetje’ (of vrouwtje) probeert er z’n eigen politieke voordeel uit te halen, of althans de eventuele politieke schade zoveel mogelijk te beperken. En de Euro? Die staat alleen.

De bureaucraten in Brussel zijn machteloos, want er dienen politieke beslissingen te worden genomen en binnen de huidige structuur van de Europese Unie worden die beslissingen eerst en vooral genomen op basis van de optelsom van nationale, om niet te zeggen nationalistische belangen. Hierbij geldt niet ‘one man one vote’, ook al heeft dit maar betrekking op 17 Eurolanden of 27 EU-landen, maar het recht van de sterkste lijkt ook hier te zegevieren. Duitsland, dus. Dit mag dan acceptabel zijn voor de urgente situatie waarin wij met betrekking tot de Euro beland zijn, maar het behoeft geen betoog dat dit op langere termijn onaanvaardbaar is.

Wij zullen op zoek moeten naar een meer democratische vorm van besluitvorming in de Europese Unie en het Euroblok. Veel is hiervoor al aanwezig; wij hebben al een ambtenarenapparaat in Brussel; wij hebben al een Europees parlement; wij hebben al een Europese Centrale Bank, en nog veel meer; dit alles met redelijk duidelijk omlijnde bevoegdheden. Wat wij nog missen is een echte centrale Europese regering gekozen volgens echte democratische principes en een Europees Parlement met bevoegdheden die tenminste gelijk zijn aan de bevoegdheden van vergelijkbare organisaties in de afzonderlijke EU-landen.

Maar de feitelijke ontwikkelingen passen soms niet op de gewenste. Toen de Nederlandse – ook de Franse – bevolking de kans had om de weg te effenen naar een politiek meer geïntegreerd Europa zei de meerderheid van de stemmers: Nee! De regering was voor het voorstel dat werd verwoord in een boekje van bijna 400 pagina’s, evenals in grote meerderheid het parlement in Nederland en Frankrijk. De werkgevers waren voor, evenals de vakbonden. De pers was voor, evenals het bedrijfsleven. Het was moeilijk om een tegenstander van het voorstel te vinden. En het volk zei nee! Waarom? Omdat het eigenlijk niet was voorgelicht over de vraag waarover het eigenlijk ging, en wat de consequenties van een eventueel ‘ja’ of ‘nee’ zouden zijn.

De bevolking werd – ruwweg – gebruikt als stemvee zoals op TV te vaak gebruikelijk is. En het stemmende deel der natie had daar toevallig deze keer geen zin in: als je door politici gebruikt wordt als stemvee moet je je er niet over beklagen dat diezelfde kiezers zich vroeg of laat tegen diezelfde politici keren. Aan een erkend Europees politicus als Guy Verhofstadt i heb ik na zijn recente interview op de Nederlandse TV dan ook moeten mededelen dat hij, het Europees Parlement, de bureaucratie in Brussel en al die andere jongens die zich bezighouden met de eenwording van Europa een ernstig marketingprobleem hebben: uiteindelijk weten zij niet hoe zij hun product ‘Europa’ aan de bevolking kunnen/moeten verkopen.

Uiteindelijk zullen wij een echte Europese politiek en echte Europese besluitvorming moeten nastreven. Wij zullen afscheid moeten nemen van besluitvorming op basis van een optelsom van nationale belangen zoals die verwoord worden door regeringsleiders, maar wij zullen eerst en vooral moeten zoeken naar bevordering van onze gezamenlijke Europese belangen vanuit een Europese, nadrukkelijk boven-nationale gezichtshoek. Dit kan alleen plaatsvinden binnen een echte Europese politieke cultuur.

 

administrator_ebnDe eurocrisis en het blikveld van politici
read more

Over discipline en solidariteit

Over discipline en solidariteit
donderdag 2 februari 2012, 11:07, Marko Bos

De EU- en eurozonetoppen volgen elkaar in hoog tempo op; de frequentie ervan begint die van onze nieuwsbrief te benaderen. Die toppen voldoen, elk afzonderlijk bezien, niet aan de hooggespannen verwachtingen. Tot nu toe zijn het staatshoofd en de regeringsleiders er namelijk niet in geslaagd de financieel-economische crisis te bezweren.

Maar achterom kijkend kunnen we constateren dat in de afgelopen twee jaar flink wat bakens zijn verzet. Zo zijn er forse noodfondsen gekomen – zij het (nog) niet groot genoeg om de financiële markten afdoende te imponeren.

Dezer dagen worden de onderhandelingen over het Verdrag over stabiliteit, coördinatie en bestuur in de EMU afgerond. Dit Verdrag van de 26 lidstaten bouwt nadrukkelijk voort op het recente ‘six pack’ aan EU-wetgeving dat de economische poot van de EMU belangrijk heeft verstevigd. Het Verdrag voegt daar in wezen weinig aan toe; inmiddels is – mede door de inzet van het Europees Parlement – ook verzekerd dat het geen afbreuk doet aan de toepassing en voorrang van het Unierecht. De belangrijkste functie van het Verdrag lijkt het bezegelen van het politieke commitment aan een strenge begrotingsdiscipline.

Met de ondertekening van het Verdrag wordt voldaan aan een belangrijke voorwaarde voor de Noordelijke lidstaten om solidariteit te kunnen tonen met de Zuidelijke lidstaten die in pijnlijke aanpassingsprocessen zijn verwikkeld. Solidariteit vraagt om wederkerigheid. Het is geen blanco cheque, maar een uiting van saamhorigheid en lotsverbondenheid met degenen die van eerdere beleidsfouten willen leren en een nieuwe basis willen leggen voor toekomstige groei en welvaart.

Nu steviger waarborgen voor grotere discipline in de eurozone zijn geschapen en in Zuid-Europa meer hervormingsgezinde regeringen zijn aangetreden, is het aan Duitsland en Nederland om te gaan leveren. De Italiaanse overheid zal dit jaar zo’n 300 miljard euro moeten (her)financieren. Het is nu in ons welbegrepen eigenbelang om de nieuwe regering van Mario Monti in staat te stellen te lenen tegen een acceptabele rente – lager dan de internationale kapitaalmarkt vraagt. Dat kan door nu een tijdelijk systeem van (kortlopende) eurobonds in te voeren.

Het zou overigens een stevig misverstand zijn te menen dat de sterkere disciplinering van het economisch beleid ons land niet zou raken. De hoge hypotheekschulden en de grote omvang van de financiële sector vormen een belangrijke kwetsbaarheid. Het is ook zaak om het Europese Semester goed te verankeren in onze nationale beleidsprocessen, en daarbij serieus aandacht te geven aan beleidsaanbevelingen, ook als ze ‘lastig’ zijn en uit ‘Brussel’ afkomstig zijn. Zijn wij bereid ons economisch beleid daadwerkelijk te beschouwen als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang?

Wist u overigens dat Nederland zijn koppositie op de netto-betalersranglijst is kwijtgeraakt? Ons land blijft – afgezien van Luxemburg – de rijkste lidstaat van de EU, maar in 2010 waren Duitsland, Zweden en het VK (en ook België, maar dat is een speciaal geval) de grootste netto-betalers. En Italië, waar het inkomen per hoofd ruim een kwart lager ligt dan hier, volgt ons land op de voet. Zou dit nieuws – dat opmerkelijk genoeg nog niet door de media is opgepikt – ons van een kortzichtige kruideniersmentaliteit kunnen bevrijden?

Europa kan niet alleen op schuld en boete worden gefundeerd. Saamhorigheid en solidariteit zijn nodig als bindmiddel. En zonder economische groei zal het niet lukken de huidige schulden-problemen op een ordelijke en maatschappelijk aanvaardbare manier te overwinnen.

 

administrator_ebnOver discipline en solidariteit
read more

Een Nieuwe Europese Lente?

Een Nieuwe Europese Lente?
maandag 5 december 2011, 10:44, L.J. Brinkhorst

Op 18 november jl. nam prof.mr. L.J. Brinkhorst i afscheid van de Universiteit Leiden met de volgende rede.

Vlak voor zijn vertrek als president van de ECB i, zei Jean Claude Trichet i dat Europa de ernstigste crisis doormaakt sinds de Tweede Wereldoorlog. We moeten oppassen voor grote woorden, maar het is wel waar. Commissiepresident Barroso sprak gisteren van een “systeemcrisis”.

Europa was jarenlang voor de gemiddelde burger een ver-van-zijn-bed show, voer voor specialisten. Sinds een jaar weten we wel beter, iedere dag overspoelt ons het nieuws (meestal het slechte) uit andere Europese landen. Wij worden met de neus op de Europese feiten gedrukt. Een goede vrind, nooit erg geïnteresseerd in Europa, zei mij onlangs: “ik geloof sinds kort eigenlijk dat Nederland niet relevant is, maar Europa wel”. Voor hem was dat een grote openbaring. En dat geldt voor velen met hem.

Lange tijd leek het of de schuldencrisis zich zou beperken tot de zgn. perifere landen, grotendeels in Zuid-Europa, maar sinds eergisteren is dat niet langer waar. De crisis versnelt en raakt nu ook de kern van de zgn. stabiele landen, dus ook Nederland. Daarmee is deze crisis wel heel dicht bij huis gekomen. Wij zijn in Europa in een neerwaartse spiraal terechtgekomen. Eén ding staat vast. Voortgaan op de oude voet kan alleen tot een economische en politieke catastrofe leiden. Maar er is een paradox. Want datzelfde in brede kring groeiend besef vergroot tegelijk de kansen op een sprong vooruit. Europa is altijd pas na crises sterker geworden.

Een Europese lente

Daarom wil ik, tegen het heersende pessimisme in een tegenpleidooi lanceren voor een nieuw geluid, voor het werken aan een nieuwe Europese lente. Ter vermijding van ieder misverstand: Er is géén analogie met de Arabische lente waarbij dictaturen worden omver geworpen. Maar in Europa zijn zittende regeringen die onmachtig waren en het vertrouwen van de bevolking hadden verloren, nu wél vervangen, zoals deze week in Griekenland en Italië is gebeurd.

De kern van een Europese lente is de erkenning dat het pappen en nathouden van de afgelopen twee jaar de oplossing van de schuldencrisis niet dichterbij heeft gebracht. Integendeel, op alle halfhartige en verlate maatregelen van de Eurozone, zijn nieuwe en steeds fellere reacties van de financiële markten gevolgd. Het gaat uiteindelijk om een diepe politieke crisis. Deze uit zich in een breed gedragen gebrek aan vertrouwen: nationale politieke leiders zijn bij alle onderlinge economische afhankelijkheid in Europa niet in staat gebleken geloofwaardige Europese besluiten te nemen. In het verre Australië sprak de Amerikaanse President Obama gisteren over het ontbreken van politieke wil in Europa.

De geschiedenis van de EU en de EG als voorganger – is altijd een geschiedenis van crises geweest, te beginnen met de politiek van de lege stoel van Generaal de Gaulle.

Maar het verschil met toen is dat door de globalisering de wereldwijde effecten van de crisis nu veel ernstiger zijn en dat er voor ons allen veel meer op het spel staat. Tekenend voor de veranderde machtsverhoudingen in de wereld was de recente G-20 top in Cannes. De vraag werd gesteld of het Europese noodfonds (EFSF) niet deels gefinancierd kon worden door de overschotten van China en andere BRIC-landen. Het antwoord was kristalhelder: wij willen zeker in Europa investeren, een markt van een half miljard mensen, al was het maar als tegenwicht tegen Amerika. Maar zolang Europa zelf zo weinig solidariteit toont om de crisis te beheersen, kan men van ons, de nieuwe machten in de wereld, niet verwachten dat wij ons als meer Europees gedragen dan U Europeanen. En zo is het!

Wij beleven in Europa het uur van de waarheid. Bestaande en voor velen van ons onaantastbaar geachte verworvenheden staan op het spel. De keuzen die de komende periode – eerder in maanden dan in jaren geteld – gemaakt worden, zullen voor lange tijd beslissend zijn. Angela Merkel i zei het heel pregnant: “Die Zukunft der Euro ist die Zukunft Europas”. Het gaat in eerste aanleg niet om economie, maar om politiek en ook om onze cultuur. Het gaat in wezen om de vraag of de huidige generatie politici – nationale en Europese – in het oog van de huidige orkaan aan een nieuwe lotsverbondenheid in Europa gestalte kunnen geven.

Discipline – en solidariteit – zijn daarbij bepalende elementen en onverbrekelijk met elkaar verbonden. Ik moet in deze tijd veel denken aan de beroemde fabel van La Fontaine, ‘La cigale et la fourmi”, ‘de krekel en de mier’. De krekel die de hele zomer gezongen heeft, vraagt aan de mier om wat graankorrels om de winter door te komen. Door al dat zingen heeft de krekel natuurlijk niet gespaard. Natuurlijk zal ik u terugbetalen “interêt et principal” zegt zij. Maar de mier die de hele zomer hard gewerkt heeft en er warmpjes bij zit, houdt niet van lenen en antwoordt: “Vous chantiez?, j’en suis fort aise et bien: Dansez maintenant.”

Meer discipline is voor de krekel even belangrijk als voor de landen die jaren een onverantwoord economisch beleid hebben gevoerd. Daaraan moet zo spoedig mogelijk een eind komen. En die discipline kan alleen onder Europees toezicht worden gehandhaafd. Vandaar het net geaccordeerde ‘sixpack’ waaraan ook Nederland van harte heeft meegewerkt. Maar dat betekent ook een wezenlijke en noodzakelijke overdracht van soevereiniteit aan de Europese Unie, ondanks de bepalingen in het vorig jaar gesloten regeerakkoord. Waarom wordt dat niet gezegd?

Maar naast discipline is solidariteit even beslissend voor de oplossing van de crisis. Voor wie die term ethisch te beladen is, welbegrepen eigenbelang op een iets langere termijn. Voor een land als Nederland, met zijn grote afhankelijkheid van een goed functionerende Europese interne markt, is het voortbestaan van die markt een levensvoorwaarde. Maar dat kan alleen als de Euro niet uiteenvalt. We mogen op dat punt geen illusies hebben. Mario Monti i, de nieuwe Italiaanse premier, zei bij zijn aantreden dat het eind van de euro ook het eind van de interne markt betekent. Het recente CPB i-rapport ‘Europa in crisis’ berekent dat de kosten van een eventuele break up van de euro voor alle landen gigantisch zouden zijn. Ook noordelijk Europa wordt dan niet gespaard. De passagiers op de Titanic in de eerste klasse gingen destijds ook ten onder. “If we do not hang together, we will hang separately”, zei de Amerikaanse president Benjamin Franklin ooit. Daarom is de discussie over Neuro’s en Zeuro’s, laat staan over de terugkeer tot de Nederlandse gulden, onverantwoorde vrijblijvende prietpraat.

Wat staat ons dan concreet te doen? Allereerst moet het economisch bestuur van de Eurozone in de vorm van nauwere samenwerking binnen het Verdrag van Lissabon i gestalte krijgen. De communautaire methode moet aanzienlijk worden versterkt als waarborg voor de belangen van alle euro lidstaten en als correctie op het Frans-Duitse duopolie. Besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid is belangrijk. Ik ben blij dat de Nederlandse regering na een jaar van negatieve uitspraken over Europa, het belang van een versterkte Europese Commissie i nu ook inziet.

Verder moet het bestaande noodfonds aanzienlijk worden vergroot om een geloofwaardige ‘bazooka’ te kunnen vormen. Tenslotte zal een vorm moeten worden gevonden om Eurobonds uit te geven, het ultieme teken van Europese lotsverbondenheid, uiteraard onder de voorwaarde van sterke discipline. Dat zou twee voordelen hebben. Een verlaging van de rentevoeten in Europa als geheel is belangrijk om weer economische groei mogelijk te maken. Bezuinigen alleen zal de recessie slechts verlengen. Maar daarnaast is een internationale markt voor Europese obligaties nodig om de Euro als internationale munt beter te laten functioneren. Uiteraard moeten middelen worden gevonden om Duitse zorgen te compenseren. De gezamenlijke Duitse economische instituten hebben daar vorige week een interessante aanzet voor gegeven. Meer Europa en niet minder Europa is dus het antwoord op die onderlinge verwevenheid van economieën en schuldposities. Nogmaals, dat kan alleen met discipline èn solidariteit.

Door de ongekende machtsverschuivingen in de laatste twintig jaar van West naar Oost, heeft de politieke dimensie van Europa in het toekomstig krachtenveld van een multipolaire wereldorde een nieuwe urgentie gekregen. Als de grootste landen binnen de Eurozone zijn Frankrijk en Duitsland zich daarvan zeer bewust, ook al hebben zij soms heel verschillende belangen. Maar voor beiden geldt dat een sterker en politieker Europa een voorwaarde is om op het internationale toneel een rol te kunnen spelen. Door het steeds meer afwezige Amerikaanse economische en politieke leiderschap, staat Europa er in de wereld eigenlijk alleen voor. Dat is voor President Sarkozy en Bondskanselier Merkel dan ook uiteindelijk de reden geweest om gezamenlijk, na het onvolmaakte topakkoord van de Eurozone van eind oktober, voor het front van de G20 eerst Papandreou en vervolgens Berlusconi tot de orde te roepen. Een unieke gebeurtenis! Erst kommt das Fressen, dan die Moral! Over het antwoord van de BRICs had ik het al.

Voor Frankrijk en Duitsland is de Euro vooral een geopolitieke werkelijkheid. En daarom kunnen zij zich,na hun gezamenlijke optreden in Cannes, ook niet meer permitteren uiteindelijk de Euro op te geven en de financiële markten te laten winnen. Wegvallen in irrelevantie of verdere Europese integratie is de werkelijke keuze waar Europa. Naarmate de crisis voortschrijdt, wordt die keuze voor de grote landen in Europa dwingender.

Het pleidooi voor een nieuwe Europese lente, een boodschap van hoop en niet van angst, moet ook in Nederland doordringen. Dat is niet gemakkelijk. Al bijna twintig jaar bestaat de belangrijkste bijdrage van Nederland aan het Europese integratieproces uit de aanhoudende klacht dat wij te veel aan Europa betalen. Wie wind zaait, zal storm oogsten en het waait momenteel behoorlijk hard rond Nederland. Maar het nadrukkelijke Nederlandse onbehagen over Europa is veel fundamenteler dan de te hoge bijdrage aan de Europese begroting.

In wezen houdt het verband met onze afkeer van een politiek Europa. Wij zien Europa vooral als markt, als afzetgebied voor onze producten en dat is altijd zo geweest. Maar, anders dan de grote Europese landen of de landen die al langer bewust zijn van hun relatieve positie, hebben wij het moeilijk met de gedachte van Europa als potentiële machtsfactor. Wij denken commercieel: zolang wij kunnen afzetten, soms letterlijk. Dat is ons om het even, met of zonder Europa. Wij hebben meer Europese politieke eenheid nooit als doelstelling, eerder als bedreiging ervaren. Tekenend is dat het debat in Nederland over de Eurozone geheel door economen wordt gedomineerd. Tot nu toe heb ik geen politicus in Nederland gehoord over de geopolitieke betekenis van de crisis in de Eurozone.

Een sterkere en meer politieke eurozone binnen de EU van 27 heeft ook voor Nederland grote politieke gevolgen en dat vertaalt zich in het huidige ongemak en recalcitrantie van ons land. Wij moeten hard werken aan een cultuuromslag in Nederland. Maar er is geen alternatief. Vluchten kan niet meer!

 

administrator_ebnEen Nieuwe Europese Lente?
read more

Onnodige Europese armoede

Onnodige Europese armoede
maandag 5 december 2011, 10:40, Paul de Hen

Is er nog iets zinnigs toe te voegen in alle discussies die nu lopen over het oplossen van de Europese schuldencrisis? Iedere economieprofessor, iedere bankanalist en menig andere commentator heeft zijn favoriete aanpak bepleit, variërend van de euro opbreken (alsof dan de kapitaalmarkten ineens weer vol vertrouwen goedkoop krediet in drachmes, lires of peseta’s gaan verschaffen aan regeringen die nu geen krediet krijgen of hoge rentes moeten betalen op euro-leningen) tot het uitspreken van de bereidheid door de Europese Centrale Bank dat zij alle schuldpapier van euro-landen zonodig opkoopt (wat waarschijnlijk juridisch net zou kunnen, maar wel erg op gespannen voet staat met de afspraken die bij oprichting van de ECB zijn gemaakt).

Een aantrekkelijk ogende oplossing als het door Prof. Paul de Grauwe voorgestelde voor gezamenlijke rekening nemen van de staatsschulden, of een deel van de staatsschulden, van de euro-landen lijkt politiek nog steeds onhaalbaar. Hetzelfde geldt voor het opvoeren van het noodfonds EFSF tot bijvoorbeeld 2000 miljard euro zodat zelfs Italië, als het van de kapitaalmarkt zou worden uitgesloten, jarenlang zijn staatsschuld zou kunnen financieren.

De nogal merkwaardige plannen om het EFSF zonder aanvullende overheidsgaranties met behulp van slimme financiële constructies toch een grotere omvang te geven hebben – tot op dit moment – nergens toe geleid.

Het vertrouwen van de kapitaalmarkten zal moeten worden versterkt op nationaal niveau, door de maatregelen die iedere regering met financieringsproblemen zelf neemt. De Europese solidariteit blijkt zeer beperkt.

Dat is geen kwestie van gebrek aan geld. De betalingsbalans van het eurogebied als geheel met de rest van de wereld is nagenoeg in evenwicht. Binnen de eurozone i hebben Duitsland, Nederland en nog wat kleinere landen kolossale overschotten op hun lopende rekening, ze moeten dus op macroniveau grote bedragen overhouden die niet in eigen land besteed worden. Daar doen de tekorten van de overheid niet aan af.

Het waren die overschotten die jarenlang Spaans en Iers onroerend goed en Griekse staatsleningen hielpen financieren – over de wijsheid van ‘’de markt’’ gesproken.

Maar voorlopig komt dat geld niet af, of liever, het komt wel (behalve naar Griekenland) , maar buiten de overheid van de overschotlanden om, tegen veel hogere rentes dan de Zuideuropeanen sinds de invoering van de euro gewend waren. Op de meest recent op de markt gebrachte Spaanse 10-jarige staatslening moest omstreeks de 7 procent rente worden betaald. Italië betaalde in oktober voor een nieuwe emissie van 10-jarige staatsobligaties 6,6 procent. Bij een inflatie van nog geen 2 procent is dat een hoge rente. Het gaat vooralsnog om relatief kleine leningen (Spanje haalde half november 3,6 miljard euro op) maar Italië moet komend jaar iets van 300 miljard aan aflopende leningen herfinancieren. Vooral Italië er dus veel belang bij het vertrouwen van de kapitaalmarkt op korte termijn zover te herwinnen dat het wat goedkoper kan lenen, dat scheelt heel veel miljarden. Ook al is het idee dat een rente boven de 7 procent voor Italië of Spanje noodzakelijkerwijs te hoog zou zijn, niet verdedigbaar.

In Ierland en Portugal, die na het bereiken van zo’n renteniveau op de kapitaalmarkt om Europese en IMF i-steun vroegen, was de situatie toch weer anders. Overigens zijn beide landen volgens IMF, ECB en Europese Commissie i op de goede weg. Ierland heeft zijn concurrentiepositie al flink verbeterd. Portugal neemt ingrijpende maatregelen die om te beginnen in 2012 de recessie daar nog veel dieper zullen maken, allemaal voor de goede zaak van een sterkere positie op lange termijn. Maar terug op de kapitaalmarkt zijn beide landen nog niet.

De Italianen (en de Spanjaarden) moeten hun tot de kapitaalmarkt zelf verdedigen. Van de Europese Unie i hebben zij niet meer te verwachten dan welgemeende adviezen. En als ze helemaal niet meer tegen een haalbare rente op de kapitaalmarkt terecht kunnen? Daar is de Europese Unie nog altijd niet klaar voor. Gelukkig is er nog het IMF, maar het is wel een bewijs van onnodige Europese armoe.

 

administrator_ebnOnnodige Europese armoede
read more

Het Pools Voorzitterschap: Herkozen Tusk krijgt het zwaar

Het Pools Voorzitterschap: Herkozen Tusk krijgt het zwaar
dinsdag 25 oktober 2011, 11:48, Malgorzata Bos-Karczewska

Op zondag 9 oktober, halverwege het Poolse EU-voorzitterschap i, gingen de Polen naar de stembus. De uitslag is betekenisvol. De Poolse kiezers hebben voor het eerst sinds het land weer een democratie is, de partij van een zittende premier een mandaat gegeven om door te regeren. Het is ook een overwinning voor Europa. Polen onder Tusk streeft naar meer integratie. Voor Polen is de EU een asset , geen liability .

De Polen zijn net als Nederlanders tevreden met zichzelf en wantrouwen hun politici. Maar Polen hebben gekozen voor stabiliteit in onzekere tijden. De partij van Tusk – het Burgerplatform (PO) – kreeg bijna 40% van de stemmen en zijn junior coalitiepartner de Boerenpartij (PSL) 8%. Samen hebben ze een krappe meerderheid in het parlement. De grootste rivaal, de partij van Jaroslaw Kaczynski PiS (Recht en Rechtvaardigheid) behaalde 30% van de stemmen.

Het spook van de crisis

De overwinning van premier Donald Tusk is ook een breuk met een trend in Europa waarbij kiezers zittende bestuurders afstraffen wegens impopulaire maatregelen in crisistijd. De reden hiervoor is dat Polen tot heden geen last van de financiële crisis ondervindt. Banken zijn conservatief en uitbundige kredietverlening is uitgebleven. De regering Tusk voerde een pragmatisch beleid, pompte in 2008 geen extra geld in de economie en kon via toename van de export profiteren van stimuleringsmaatregelen elders. Bovendien stelde hij drastische en pijnlijke hervormingen uit. Het loonde: de laatste 4 jaar groeide de economie met gemiddeld 4%, mede dankzij de EU-fondsen voor publieke infrastructuur.

Er was alle reden voor optimisme. Tusk ging de verkiezingen in met de leus ‘Polen in de steigers’ om het karwei af te maken in de tweede ambtstermijn. Gevolgd door ‘Meer geld van de Unie’.

Niet de EU of het Poolse EU-voorzitterschap heeft Tusk uiteindelijk in het zadel geholpen. Maar de crisis in de eurozone i. Drie weken voor de verkiezingen sloeg de stemming om. De uitspraken van minister van Financiën Jacek Rostowski dat Europa in gevaar is en dat de eurozone moet worden gered omdat er anders oorlog komt, maakten in West-Europa weinig indruk. In Polen sloegen ze in als een bom. Een week later moest de Poolse centrale bank drie keer op de valutamarkt interveniëren om de zloty te verdedigen. Dit heeft Polen wakker geschud. Vanaf dat moment konden alle verkiezingsbeloftes de prullenbak in.

Van deze sense of urgency heeft Tusk geprofiteerd. Dit gaf hem een extra argument om de slapende PO kiezers te mobiliseren. Bij een lage opkomst was het gevaar reëel dat zijn rivaal Kaczynski zou kunnen winnen. Volgens sommige opiniepeilingen was het verschil tussen PO en PiS tot medio september minimaal. Zijn opponent Jaroslaw Kaczynski had geen visie over de toekomst van Polen, behalve dat het beter moest en anders. In de laatste fase maakte hij de fout met anti-Duitse uitspraken over bondskanselier Angela Merkel i te komen. Dat heeft de slapende PO kiezers gemobiliseerd.

Verlichtingsoffensief van Palikot

De grote verrassing is de opkomst van de anti-establishment partij, de Beweging van Palikot, die met 10% van de stemmen de derde partij in het Sejm is geworden (40 zetels uit 460 in het Sejm).

Hiermee toont Polen een overeenkomst met Europa en Nederland, waar rechts populistische bewegingen onvrede van kiezers weten te kanaliseren. Het verschil is dat deze partij van progressief-liberale signatuur is. Haar leider de miljonair, ex-zakenman en ex-PO politicus Janusz Palikot wist dankzij carnavaleske stunts, absurde humor en emancipatierethoriek stemmen van jongeren, mkb-ondernemers en links progressieven te winnen. De protestbeweging strijdt tegen de macht van de kerk en voor legalisering van soft drugs en abortus, komt op voor de rechten van niet alleen homo’s maar van burgers in het algemeen. De bureaucratie moet worden afgebroken, de politiek ‘opengebroken’ en de burger dient centraal te staan. Palikot eist transparantie en eerlijkheid, einde aan hypocrisie.

Polen blijkt niet zo’n conservatief land als men denkt. Het land is volop in beweging. Palikot vormt de voorhoede van deze verandering. Hij zelf noemt zijn taak een ‘verlichtingsoffensief’.

Dit is de interessantste ontwikkeling sinds 2001 in Polen, toen deed een rechtse populist Andrzej Lepper met zijn ‘Zelfverdediging’ entree in het parlement (met 11% van de stemmen). De andere twee nieuwkomers waren toen Burgerplatform (14%) en PiS (10%). Winnaar in 2001 was de SLD (sociaaldemocraten c.q. ex-communisten) met 47% van de stemmen. Het fiasco van de SLD regering (2001-2004) zorgde voor een ruk naar rechts van Polen en lanceerde de conservatief nationalistische PiS van Kaczynski ’s en de conservatief liberale PO van Tusk.

Nu tien jaar later zal de SLD naar verwachting imploderen. Op dit moment er is geen partij die voor de armen en de onderklasse opkomt. En de PO zal haar positie in het midden moeten consolideren.

Uitdagingen voor Tusk

De nieuwe regering van PO en PSL wordt rond 22 november as. bekend. Radoslaw Sikorski blijft als minister van Buitenlandse Zaken en Jacek Rostowski op Financiën.

De komende vier jaar staat Tusk voor een grote opgave: hij moet uitgestelde hervormingen in onzekere tijden doorvoeren zoals verhoging van de pensioenleeftijd. Bovendien heeft hij grote verwachtingen gewekt met zijn ‘Polen in de steigers’ project. Poolse jongeren verwerpen net als Spaanse jongeren tijdelijke contracten en eisen dezelfde welvaart als in West-Europa. De nieuwe regering zal de hoge jeugdwerkloosheid van 23% moeten aanpakken, anders blijft de jeugd emigreren. Tusk moet ook antwoord geven op de meest urgente vraag uit de verkiezingscampagne, die hem persoonlijk is gesteld: ‘hoe verder te leven, mijnheer premier?’.

En dit alles in onzekere tijden die de crisis in de eurozone met zich mee brengt. Weliswaar is Polen het minst kwetsbaar van alle landen van Midden- en Oost-Europa, maar het groeitempo zal zeker dalen.

De verkiezingen zijn ook een overwinning voor Europa. De EU is een anker voor Polen, dat vaak aan haar lot werd overgelaten. Daarom wil Tusk verder in Europa investeren.

De positie van Polen in de EU is onder Tusk de laatste vier jaren sterker geworden. Nu heeft hij kans om die positie uit te bouwen. Ook de EU is veranderd: de Oost-West deling heeft plaats gemaakt voor een Noord-Zuid tegenstelling. De grootste uitdaging voor de Poolse premier is om invulling te geven aan een nieuwe rol van Polen in de EU – in de Noord-Europese voorhoede. Hierbij zal Polen worden aangesproken op solidariteit met andere EU-landen, net als nu Slowakije als eurozone land in verband met de redding van Griekenland. Wie streeft naar leiderschap moet leren geven en nemen.

Malgorzata Bos-Karczewska – hoofdredacteur Polonia.nl, webportaal van de Poolse Gemeenschap in Nederland

 

administrator_ebnHet Pools Voorzitterschap: Herkozen Tusk krijgt het zwaar
read more

Europees Parlement boekt belangrijke overwinning met aanname sixpack

Europees Parlement boekt belangrijke overwinning met aanname sixpack
maandag 24 oktober 2011, 9:15, Bart van Riel
Corien Wortmann

Met de aanname door de Ecofinraad van het zogeheten sixpack i van maatregelen voor de versterking van het bestuur van de economische en monetaire unie op 4 oktober j.l., heeft het Europees Parlement een belangrijke overwinning geboekt.

De Raad bevestigde die dag de eerder bereikte overeenkomst met het EP. Het EP zelf was hiermee al op 28 september akkoord gegaan. De nu aangenomen maatregelen zullen leiden tot een betere verankering van Europese afspraken in de nationale begrotingen, meer geleidelijkheid en automatisme in sancties voor lidstaten die zich niet aan deze afspraken houden, en het eerder opsporen en adresseren van ontwikkelingen die de nationale begrotingen uit balans kunnen brengen zoals zeepbellen op de huizenmarkt of een gebrek aan concurrentievermogen. Daarmee is een aantal belangrijke lessen uit de schuldencrisis getrokken.

De overeenkomst over het sixpack kan om twee redenen als een belangrijke overwinning voor het Europees Parlement worden gezien. Ten eerste heeft het Europees Parlement, daarbij aangemoedigd en gesteund door de ECB, voorkomen dat de Raad de voorstellen van de Europese Commissie heeft afgezwakt. Belangrijke elementen uit deze voorstellen zoals de procedure waarbij een voorstel van de Commissie is aangenomen tenzij de Raad binnen een korte termijn met gekwalificeerde meerderheid tegen het voorstel stemt, en dat zo meer automatisme in de besluitvorming garandeert, zijn grotendeels overeind gebleven. Frankrijk had vorig jaar al een akkoord gesloten met Duitsland om dit element uit de Commissievoorstellen te halen. Dat is dus niet gelukt.

Ten tweede heeft het Europees Parlement de eigen positie weten te versterken. Tot nu toe was de rol van het Europees Parlement bij de economische beleidscoördinatie zeer beperkt. Het EP had nauwelijks mogelijkheden om gehoord te worden over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. Dat gaat nu veranderen: het economisch en monetair comité van het EP kan nu hearings organiseren en een economische dialoog aangaan met de relevante leden van de Commissie of de (Europese) Raad over de economische beleidscoördinatie of aanbevelingen uit lidstaten die daaruit voortvloeien. In voorkomende gevallen kunnen daarvoor ook vertegenwoordigers van de nationale parlementen worden uitgenodigd. Deze economische dialoog vult de reeds bestaande monetaire dialoog tussen het EP en de ECB goed aan. Het EP heeft laten zien deze rol van gesprekspartner zeer serieus te nemen. De nieuwe economische dialoog kan helpen om het democratisch tekort op het gebied van het economisch bestuur, waarop Simon Hix heeft gewezen, op te vullen. Het is ook van belang voor de legitimatie van aanbevelingen aan lidstaten.

De overwinning is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de inzet en vasthoudendheid van het Nederlandse EP-lid Corien Wortmann (EPP). Haar rol is tot nu toe in de Nederlandse media onderbelicht geweest. Opvallend en wat mij betreft verheugend, is dat ook de Nederlandse sociaal-democraten en Groenen voor het compromis met de Raad hebben gestemd en daarmee zijn afgeweken van het stemgedrag van hun fracties.

De besluitvorming rond het sixpack laat zien dat het EP de uitbreiding van haar bevoegdheden door het Verdrag van Lissabon i constructief en verantwoord invult. Van de door sommigen gevreesde stagnatie van besluitvorming is op dit terrein geen sprake. Dat geldt ook voor de wijze waarop de Raad en het EP hebben samengewerkt bij de vaststelling van het omvangrijke pakket van maatregelen voor een betere regulering van de financiële markten en instellingen. Dit staat in contrast tot het getalm van regeringsleiders rond de Griekse schuldencrisis.

 

administrator_ebnEuropees Parlement boekt belangrijke overwinning met aanname sixpack
read more

Grenzeloos of Grenzen aan Studeren?

Grenzeloos of Grenzen aan Studeren?
maandag 5 september 2011, 12:10, Stefanie de Geus

Een Master Politieke Communicatie aan de Universiteit van Antwerpen, een studie Politics en International Studies in Uppsala, een Mphil aan Oxford, een jaartje studeren in Spanje, promotieonderzoek in Frankrijk of mijn kansen beproeven als starter op een ruime arbeidsmarkt?

Terwijl ik mijn toekomstpad probeer uit te stippelen, stroomt het Malieveld vol met studenten die protesteren tegen de plannen voor het hoger onderwijs. In deze tijden van bezuinigingen moet ook – of juist vooral – het hoger onderwijs eraan geloven: boetes voor langstudeerders, geen studiefinanciering in je Masterfase en een drastische verhoging van het collegegeld voor een 2e Master. Studeren in Nederland wordt steeds kostbaarder. Al deze maatregelen maken één ding duidelijk: het buitenland lonkt.

Met name de groep recent afgestudeerden dreigt tussen wal (verder studeren) en schip (arbeidsmarkt) te vallen. Immers: in Nederland verder studeren is te duur, en werk voor starters is er nauwelijks.

De verhoging van het collegegeld is voor veel jongeren zodoende een belangrijke reden om over de grens te kijken. En waarom zou je ook niet gaan studeren in het buitenland? In deze tijden van krapte op de arbeidsmarkt is het een goede manier om jezelf te onderscheiden en een goede aanvulling op je CV. Studeren in het buitenland biedt tevens een belangrijk financieel voordeel. De hoogte van het collegegeld verschilt van lidstaat tot lidstaat namelijk aanzienlijk.

Vrij Verkeer van Studenten!
Scandinavië en Schotland zijn veruit de beste opties, want daar betaal je geen helemaal collegegeld. Daarnaast worden in Scandinavië veel studies in het Engels aangeboden, waardoor de taal geen probleem hoeft te zijn. Griekenland is ook een goede optie, daar haal je gratis je Bachelor (in ieder geval op het moment van schrijven, je weet immers nooit of de invoering van collegegeld een volgend middel wordt om de Griekse schulden af te betalen…)

Voor veel Nederlandse studenten, is ook België overigens een populair land om te studeren. Lekker dichtbij, dezelfde taal, goede friet en maar 550 euro collegegeld. Ook kun je bij onze Oosterburen, in de meeste deelstaten, terecht als je voor rond de 1000 euro een studie wilt volgen. In Spanje is er wéér een andere regeling, daar betaal je per studiepunt. Er zijn echter ook duurdere landen. In Engeland is het collegegeld flexibel met een maximum tot 9000 pond. [1]

Deze situatie laat de grote voordelen van vrij verkeer van personen zien. Anders dan bij een studie in bijvoorbeeld de VS, hoef je binnen de EU geen visum aan te vragen, kun je eenvoudig prijzen vergelijken en betalen (in ieder geval in de eurolanden) en in de meeste landen zijn Engelstalige studies te volgen. Je kunt zelfs sinds 2007 je studiefinanciering meenemen naar het buitenland. Genoeg mogelijkheden dus voor vrij verkeer van studenten binnen Europa.

Verschillen in Europa
Aan de andere kant is ook duidelijk dat binnen de EU een situatie ontstaat waarbij onderwijs niet meer in alle lidstaten zomaar voor iedereen toegankelijk is. Een studie in het Verenigd Koninkrijk of Nederland is immers vele malen duurder dan in België. Bijkomende kosten als boeken en levensonderhoud heb je waar ter wereld je ook studeert, maar de hoge collegegelden zullen – zonder adequaat studiefinancieringssysteem waardoor eventuele leningen binnen acceptabele grenzen blijven – een hoge financiële drempel zijn voor minder welgestelden. Dit zou betekenen dat studenten in België of Zweden meer kansen hebben om langer over hun studie te doen of meerdere studies te volgen dan bijvoorbeeld Nederlandse.

Natuurlijk staat daar het veelvuldig gebruikte argument ‘het is een investering in je toekomst’ tegenover, maar gaat dat argument nog wel op nu de arbeidsmarkt zo ruim is? Zit je dan straks niet mét een hoge studieschuld werkloos thuis?

Een ander probleem in het Europese Hoger Onderwijs is het gebrek aan specialisatie en differentiatie.

In Nederland alleen al kun je aan minstens vijf verschillende Universiteiten Rechten studeren. Tel daar minstens vijf Universiteiten per Europese lidstaat bij op en je zit op meer dan 100 Universiteiten die dezelfde studie aanbieden. Het zou goed zijn als Universiteiten niet ‘meer en meer’ studiemogelijkheden zouden aanbieden maar juist ‘minder en beter’.

Voor kwaliteitsstudies of -universiteiten mag naar mijn mening best meer collegegeld worden gevraagd. Belangrijk is dan wel dat er adequate (nationale of Europese) financieringssystemen of beurzen blijven bestaan, zodat ook voor excellente maar minder bedeelde studenten de kosten acceptabel blijven.

De mogelijkheid tot het volgen van een hooggekwalificeerde studie zou afhankelijk moeten zijn van kennis, talent en motivatie, niet van je financiële positie. Essentieel is verder dat er op transparante wijze een koppeling wordt gemaakt tussen kwaliteit en de hoogte van het collegegeld. Wat nu echter dreigt te gebeuren in Europa, is dat het collegegeld niet afhankelijk is van kwaliteit, maar van geografie. Hierdoor is een tweede studie aan Cambridge – á 9000 pond – bijvoorbeeld goedkoper dan een tweede studie aan de Universiteit Utrecht, Amsterdam of Tilburg, waar dit al snel tussen de € 10.000 en € 14.000 kost.

Dit is opmerkelijk gezien het feit dat – laten we eerlijk zijn – de studies in Utrecht, Amsterdam of Tilburg toch aanzienlijk lager staan aangeschreven dan de studies in Cambridge.[2] Op sommige Nederlandse Universiteiten krijg je maar 6 uur per week college, is er in zo’n geval sprake van een goede prijs-kwaliteit verhouding als je er € 14.000 voor moet neertellen? Niet iedere Universiteit in Europa kan Harvard of Yale van de troon stoten en dat hoeft ook niet, maar die ‘gewone’ of gemiddelde universiteiten zouden wél voor iedereen financieel toegankelijk moeten zijn. Voor topkwaliteit moet je meer betalen, maar een studie aan een normale Universiteit met een gemiddelde of goede kwaliteit moet voor iedereen te betalen blijven.

Europa en onderwijs
Opmerkelijk is verder dat in veel lidstaten (naast Nederland bijvoorbeeld ook in Engeland en Italië) sterk bezuinigd wordt op onderwijs, terwijl de EU in de Europa 2020 strategie i juist verklaart te streven naar een kenniseconomie, kwalitatief beter onderwijs en het verlagen van werkloosheid onder jongeren. Het lijkt een illusie om te komen tot een verbetering van de kwaliteit van het Europese onderwijs zonder hier de vereiste investeringen aan te koppelen.

Een ander probleem is dat er door de verschillen in collegegeld in sommige landen een enorme toestroom van studenten ontstaat en in andere landen een ‘braindrain.’ Zo verwachten veel universiteiten in België een hoge toestroom van Nederlandse studenten. Het zou daarom goed zijn om binnen Europa universiteiten weliswaar de vrijheid te geven om het collegegeld zelf vast te stellen, maar hierbij oog te hebben voor de prijs-kwaliteitverhouding, adequate (Europese of nationale) beurzen of studiefinancieringssystemen en een betere verdeling van specialismen tussen de universiteiten. Studenten moeten kiezen voor een studie vanwege de inhoud en/ of de kwaliteit, niet vanwege de hoogte van het collegegeld. Daarmee snijden we onszelf namelijk in de vingers, want als we écht een kenniseconomie willen worden, zijn kwalitatief hoogwaardig onderwijs en goedopgeleide mensen daartoe de sleutel.

Oplossingen
Maar kan ‘Europa’ eigenlijk wel iets doen om onderwijs in alle lidstaten toegankelijk te houden? Kan de Eurocommissaris voor Onderwijs en Cultuur Androulla Vassiliou i bijvoorbeeld een maximum stellen aan het collegegeld dat universiteiten vragen, en op die manier onderwijs in alle lidstaten toegankelijk houden? Het antwoord daarop is ‘nee’.

De EU heeft beperkte bevoegdheden op het terrein van onderwijs. In het Verdrag van Lissabon i is opgenomen dat de Unie ‘bijdraagt aan de ontwikkeling van onderwijs’ door ‘samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen.’ De manier waarop lidstaten hun onderwijsstelsel inrichten is echter een nationale bevoegdheid.[3] De EU kan – gezien haar bevoegdheden – dus weinig doen. Ze kan het collegegeld niet maximeren en kan lidstaten niet dwingen hun onderwijssysteem anders in te richten zodat deze beter op elkaar aansluiten.

Wat de EU wél heeft gedaan op het gebied van onderwijs, is het zogenaamde Bologna i Proces. In 1999 hebben de Lidstaten een aantal afspraken gemaakt om het hoger onderwijs competitiever en transparanter te maken, en de mobiliteit onder studenten te vergroten. Zo is het Bachelor/Master/Doctor systeem ingesteld, waardoor diploma’s in Europa wederzijds erkend worden en je bijvoorbeeld met een Nederlandse BA op zak een MA in Portugal kunt volgen. Hoewel de Europese bevoegdheden op het gebied van onderwijs dus beperkt zijn, hebben de regeringsleiders er in 1999 toch vrijwillig voor gekozen om het hoger onderwijs beter op elkaar af te stemmen en wederzijdse mobiliteit te bevorderen.

Wat de EU in het verlengde van het Bologna Proces onder andere doet is uitwisseling van studenten bevorderen. Dit doet de EU op het moment met name via het Erasmusprogramma i. Een zeer succesvol programma met een mooi ideaal. Er is echter één probleem: het is alleen toegankelijk voor personen die ingeschreven staan bij een onderwijsinstelling, studenten dus. Het is niet mogelijk om via het Erasmusprogramma een bijdrage te krijgen als je een hele studie in het buitenland wilt volgen of als je bijvoorbeeld na je studie een stage in het buitenland wilt lopen. Dát is iets waar de EU wel in de toekomst een oplossing zou kunnen bieden, door niet alleen ingeschreven studenten te ondersteunen, maar ook mensen die (of het nu een eerste of een tweede studie is) een hele BA of MA in het buitenland willen volgen.

Een ander programma van de EU is het ‘LifeLong Learning’ programma (waar ook het Erasmusprogramma onder valt). Het doel hiervan is om mensen van alle leeftijden door bijscholing te begeleiden naar een baan. Ook bij de programma’s die hieronder vallen moet je echter ingeschreven zijn bij een onderwijsinstelling. Recent afgestudeerden, werklozen en jongeren die niet ingeschreven staan maar wel in het buitenland willen leren of werken, kunnen hier dus geen gebruik van maken. Daarnaast werken veel jongeren op basis van een tijdelijk dienstverband waarbinnen vaak geen scholingsmogelijkheden zijn. Hierin zou de EU een rol kunnen spelen door flexibelere programma’s op te zetten voor een bredere groep mensen die hun eerste stap of een volgende stap willen zetten naar scholing of op de arbeidsmarkt.

Conclusie
‘Europa’ is een zegen en een onvervuld potentieel voor studenten en recent afgestudeerden. De stap over de landsgrenzen heen is voor veel jongeren, die zijn opgegroeid in een ‘grenzeloos Europa’ snel gemaakt en de EU biedt veel mogelijkheden om makkelijk in het buitenland te studeren. In veel gevallen ook nog vele malen goedkoper van in Nederland. Er is daarentegen ook nog veel te doen op het gebied van onderwijs, ook al zijn de mogelijkheden tot verbeteringen door Europa gelimiteerd door de beperkte bevoegdheden van de EU. Veranderingen als Europese kwaliteitsnormen en meer specialisatie en differentiatie zullen zodoende – net als destijds in Bologna – tot stand moeten komen door vrijwillige Europese samenwerking tussen de lidstaten.

Als de lidstaten écht willen investeren in het realiseren van een kenniseconomie, zullen ze er ook voor moeten zorgen dat de mensen die in de toekomst een belangrijke bijdrage daaraan gaan leveren de gelegenheid krijgen om hun potentieel waar dan ook in Europa te ontwikkelen en ontplooien.

[1] De Pers, 27 Januari 2011
[2] Gebaseerd op de Times Higher Education World University Rankings 2010.
[3] Verdrag van Lissabon Titel XII artikel 165 en 166

 

administrator_ebnGrenzeloos of Grenzen aan Studeren?
read more

Wat aan een Europese ‘economische regering’ ontbreekt

Wat aan een Europese ‘economische regering’ ontbreekt
donderdag 1 september 2011, 9:15, Paul de Hen

Jarenlang hebben ze geloofd in ’peer pressure’, de regeringsleiders van de EU-lidstaten. Ze maakten plechtige afspraken over de Lissabon-agenda, en over een verbeterde uit voering daarvan. Misschien namen ze echt elkaar binnenskamers de maat over wat er in hun respectieve landen niet goed ging. Maar het hielp weinig. Thuis moet iedere regeringsleider tenslotte zijn parlement en zijn kiezers overtuigen, en de boodschap dat, zeg, de Duitse Bondskanselier het gebrek aan dynamiek in de Italiaanse economie zorgelijk vindt komt daar vast niet hard aan.

Als het erop aankomt, zo leert de ervaring, dan weigeren lidstaten kortweg om zich op het cruciale terrein van hun begrotings- en tekortbeleid de les te laten lezen. Behalve wanneer de beloning groot is, of de nood hoog. In de aanloop naar de invoering van de euro, in de jaren negentig van de afgelopen eeuw, bleken alle landen die graag mee wilden doen in staat om te voldoen aan de toelatingseisen. Goed, de Grieken hebben kennelijk gesjoemeld met hun statistieken maar zij zijn voor zover bekend de enigen. Het was hetzelfde mechanisme dat aspirant-lidstaten van de Europese Unie ertoe brengt om vergaande binnenlandse hervormingen door te voeren, want dat is de prijs die betaald dient te worden om de grote beloning van het lidmaatschap te krijgen.

Maar wie eenmaal binnen is, had niets meer te vrezen. Het in de Europese verdragen i verankerde Stabiliteitspact voorziet in boetes voor landen die langdurige tekorten hebben, maar het was voorspelbaar dat dat een loos dreigement zou zijn. Een land in problemen – want die zijn er als overheidstekorten oplopen – help je verder in de put door een boete te vragen. Ingrijpen om, bijvoorbeeld, de economie van een land dynamischer te maken zou in het ideale geval in goede tijden gebeuren. Maar om dat af te dwingen heeft de Europese Unie geen harde instrumenten. Een Europese ‘economische regering’ had daar niets aan veranderd, want ook die zou het aan instrumenten hebben ontbroken.

Daar komt wat verandering in. De steeds heftiger schuldencrisis heeft alle publicitaire aandacht weggenomen voor de nieuwe EU-wetgeving op basis van het Stabiliteitspact, met aangescherpte instrumenten. Die wetgeving is in de laatste fase van afhandeling en voorziet onder meer in het opleggen van boetes aan landen die onvoldoende aan hun economie werken. Maar nog steeds zal dat lang geen echte economische regering opleveren, ook niet als het plannetje van Sarkozy en Merkel het haalt om tenminste twee keer per jaar de regeringsleiders van de Eurozonelanden apart te laten vergaderen. Een praatclub is geen regering.

Intussen doet voor het korte termijnbeleid in de schuldenlanden de combinatie van extreme pressie op de financiële markten en de macht van de financiële technocraten bij de Europese Centrale Bank i wonderen. De combinatie marktonrust en ECB-hulp-tegen-een-prijs bereikte wat jaren van aanbevelingen van de Europese Commissie en – laten we hopen – ‘peer pressure’ in raden van ministers en Europese Raden niet tot stand wist te brengen: een haastige beleidswijziging in Italië (Spanje, solider bestuurd dan Italië, had zijn lessen al eerder getrokken, maar scherpt zijn plannen wel aan).

Het kan niet de bedoeling zijn dat de echte Europese economische regering in Frankfurt zetelt. Met de nieuwe wetgeving komt er wellicht iets meer reële macht in Brussel. Maar er is een belangrijk element dat blijft ontbreken. Dat element is niet te vinden door de regeringsleiders vaker te laten vergaderen.

Waar het om gaat is dit: de problemen binnen de eurozone hebben niet alleen te maken met gebrek aan dynamiek in een aantal lidstaten, en daardoor ontstane overheidstekorten. Ze hebben ook te maken met de ogenschijnlijk zo positieve situatie in de overschotlanden, Duitsland, Nederland, Oostenrijk, Finland.

De tekortlanden danken hun gebrek aan dynamiek deels, grotendeels misschien wel, aan gebreken in hun sociale en economische structuur – al stonden die bijvoorbeeld in Spanje jarenlang een flinke groei niet in de weg. Maar ze hebben nu ook het probleem dat ze door het gebrek aan vertrouwen van de financiële markten voorrang moeten geven aan tekortreductie terwijl de positieve effecten van structurele aanpassingen pas op termijn zichtbaar zullen worden. Dat is een recept voor nog meer binnenlandse economische ellende en mogelijk onvoldoende politiek draagvlak om de gewenste aanpassingen door te zetten.

Daar hebben de overschotlanden geen last van. Maar ook zij zetten hard in op tekortreductie. Te hard?

Natuurlijk is de dynamiek die wij en zij zo kort na de recessie weer wisten te herstellen lovenswaardig, maar de enorme overschotten op lopende rekening die zo ontstaan zijn het spiegelbeeld van de tekorten in andere euro-landen – de eurozone als geheel heeft nagenoeg een betalingsbalansevenwicht. Het Internationaal Monetair Fonds i heeft een paar jaar geleden al eens de woede van de Duitsers gewekt door op dit aspect van de onevenwichtigheden in het eurogebied te wijzen. Moeten zij (of Nederland, of Oostenrijk) soms hun export afremmen?

Nee natuurlijk. Maar de overschotlanden zouden wel kunnen overwegen om de consolidatie van hun eigen overheidstekorten en schulden minder krachtig ter hand te nemen en zich af vragen of stimuleren van het binnenlandse verbruik niet meer prioriteit zou moeten hebben. Dat helpt meteen de tekortlanden die door de daar noodzakelijke bezuinigingen weinig mogelijkheden over hebben om hun economie te stimuleren.

Een echte Europese economische regering zou dus ook wat te verlangen hebben van de financieel sterke overschotlanden. Maar daarvoor heeft de Europese Unie geen enkel instrument.

 

administrator_ebnWat aan een Europese ‘economische regering’ ontbreekt
read more