Het gros van de peilingen in Engeland zelf zat er een maand geleden nog naast, en ik in mijn vorige column dus ook. Mede als gevolg van een uiterst zwakke campagne van Labour behaalden de Tory’s een ruime meerderheid. Tegen het simplistische en op valse beloftes gebaseerde, maar heldere ‘Get Brexit done’ van Boris Johnson konden zijn tegenstanders niet op. Ik zeg nadrukkelijk: Engeland – want Schotland koos, wèl geheel conform de voorspellingen, zijn eigen weg.
Maar ten zuiden van de Muur van Hadrianus wist Jeremy Corbyn het toen zo onverwachtse kunststukje tegen Theresa May van twee jaar terug nu, tegen sommige verwachtingen in, niet te herhalen. Noodgedwongen bleef hij, omdat Labour zowel de meest pro-Europese als de meest anti-Europese kiesdistricten vertegenwoordigde, tot het laatst vaag over wat hij eigenlijk wilde, en daarmee deed de na drie jaar begrijpelijke Brexit-moeheid van veel kiezers hem de das om.
Eén voordeel heeft die ruime meerderheid beslist: voor geen enkele plank die Johnson vanaf vandaag gaat misslaan kan hij nog anderen de schuld geven. En er kan op zich dus ook eindelijk vaart gemaakt worden, wat de opluchting in Brussel verklaart, waar het Brexitgezeur sinds 2016 ook bijna alle energie heeft opgeslurpt. Alleen volgt nu een misschien nog veel ingewikkelder gedeelte van het hele proces: de onderhandelingen over een handelsverdrag.
Johnson heeft aangekondigd een “ambitieus handelsakkoord met de EU” te willen, waarin bedrijven zonder quota en tarieven zaken kunnen blijven doen. Dat heet dus gewoon een douane-unie, ook al mag dat zo van Londen niet heten. Wel, in dat geval is het simpel: dan kan – en moet! – de EU de nieuwe Britse regering gewoon het boekwerk met alle EU-regels voorleggen, met de opdracht dan bij het kruisje te tekenen. Om Britse goederen het Kanaal over te krijgen, zullen die aan de Europese regels moeten voldoen: niet alleen inzake productkwaliteit, ook inzake de sociaal-economische randvoorwaarden. Een soort Singapore voor de Europese kust, dat met lage standaarden op elk vlak – van arbeidsomstandigheden tot belastingfaciliteiten – voor oneerlijke concurrentie gaat zorgen, is onaanvaardbaar. Het kan niet zo zijn dat Brexit betekent dat het fiscale sjoemelparadijs zich van de Kanaaleilanden nu straks tot héél Groot-Britannië vergroot.
Dat laatste is wat de harde Brexiteers onder de Tory’s rond de neofeodale landheer Jacob Rees-Mogg, indachtig diens botte opmerking over de geringe zelfredzaamheid van de verbrande bewoners van de Grenfilltoren in Kensington, ongetwijfeld om het neoliberale ondernemersdom te behagen voor de geest staat: een verdere afbraak van sociale rechten en een verdere uitverkoop van de staat. Haaks overigens op wat Johnson de laatste maanden de verarmde Brexitaanhangers in de Midlands heeft beloofd: dat de nu ‘vrijkomende’ Britse EU-bijdrage in de volksgezondheid en de volkswoningbouw zal worden geïnvesteerd.
Wat dat betreft levert zijn ruime zege een interessante paradox op. Bij een kleinere meerderheid had hij minder electorale legitimatie voor een harde Brexit – de logische consequentie van een ultrakapitalistische vrijbuiterskoers – gehad, maar zou hij er door de hardliners in zijn eigen partij eerder toe gedwongen worden, omdat hij veel meer van hen afhankelijk zou zijn geweest – precies zoals die indertijd ook Cameron en May voortdurend in de houdgreep hielden.
Dát chantagemiddel is nu weg. Zijn grote meerderheid maakt het voor Johnson namelijk weliswaar gemakkelijker om op een harde Brexit in te zetten, maar maakt dat anderzijds ook minder onontkoombaar. De harde Brexiteers zullen er, nu de oppositie vleugellam is, onder verwijzing naar Johnsons zege op aandringen. Maar tegelijk kan die hen nu makkelijker negeren: zijn meerderheid is daarvoor ruim genoeg. En als hij de Labour-leenstemmen in de Midlands van 12 december de volgende verkiezingen wil behouden, zal hij dat ook moeten. Daar zitten namelijk enorm veel kiezers bij die altijd vanzelfsprekend Labour stemden, en deze keer alleen vanwege de Brexit de overstap hebben gemaakt. Johnson leek dat op de verkiezingsavond ook te beseffen, maar zulk besef slijt bij politici vaak snel.
Iets anders leek hij nog veel te weinig te beseffen: dat zijn legitimiteit in Schotse ogen het nulpunt nadert. De zege van de SNP is mede te danken aan de Brexitkoers van de Tory’s, in combinatie met de dreigende sociaal-economische consequenties daarvan. Van de harde bezuinigingspolitiek die sinds Camerons aantreden in 2010 de toon heeft gezet, moet men in Edinburgh weinig hebben. Met haar eigen zege op zak, eist SNP-leidster Nicola Sturgeon nu een nieuw referendum over Schotse onafhankelijkheid op. Het vorige, op het nippertje verloren, beschouwt zij niet zonder reden als moreel verjaard, omdat er indertijd nog van geen Brexit sprake was, en het toenmalige dreigement van Brussel dat een onafhankelijk Schotland daardoor buiten de EU zou vallen, nu niet meer opgaat.
Hoe harder de Brexit, hoe harder die roep om onafhankelijkheid in Schotland zal klinken; wat dat betreft staat Johnson ook van die kant onder zware druk. Zijn ‘nee’ van nu zal hij uiteindelijk niet kunnen volhouden – en een eventuele keuze voor de ‘Spaanse’ methode in Catalonië ingeval van separate Schotse stappen, zal het conflict pas echt op de spits drijven. Met het Noord-Ierse trauma in gedachten zal Londen dat uiteindelijk niet durven. Ook omdat het daarvoor, anders dan Madrid, onvoldoende steun in eigen land bezit.
Voor Brussel moet de positie in deze kwestie vanaf de aanvang helder zijn: een onafhankelijk Schotland is, net als iedere andere democratische rechtsstaat in Europa die aan de EU-regels wil voldoen, uiteraard als nieuw lid van harte welkom. Wil Brussel heel vilein zijn, dan kan het, als psychologisch drukmiddel, een al te bokkige Boris daaraan ook actief op gezette tijden herinneren.
Thomas von der Dunk, 16 december 2019