Het Nederlandse referendum over het EU associatieverdrag met de Oekraïne is achter de rug. 64% van 32% (= 21%) van de Nederlandse stemgerechtigde bevolking heeft hardop nee gezegd, 11% hardop ja, en de rest is thuisgebleven.
De laatste weken is in de media veel gesproken over alle ter zake en minder ter zake doende motieven die onder het stemgedrag liggen, over referenda als breekijzer van democratische vernieuwing en over strategisch thuisblijven.
De morning-after is echter onbestemd en gaat vooral over wie welke gevolgen van de uitslag moet dragen. Het ironische van een referendum is dat mensen via ‘directe democratie’ eisen te spreken – hetgeen natuurlijk ieders goed recht is – om vervolgens weer terug te vallen in ‘representatieve democratie’ en anderen de kastanjes uit het vuur laten halen van de beslissing die uit het nationale stemgedrag is voortgerold.
Dus moet de regering het verdrag, dat reeds door alle andere 27 EU-lidstaten is aangenomen, ‘serieus heroverwegen’ en daarover in Brussel in gesprek. Over hoe de inhoud van die onderhandeling moet luiden, tast menigeen in het duister. Want het stemgedrag is diffuus: het nee van de SP is een ander nee dan dat van PVV, VVD of PvdA aanhangers of van Jort Kelder. Het ging duidelijk minder over de Oekraine dan over de EU als zodanig in de maar voortdurende crisis rond het Europese project. Het Burgercomité EU gaf zelfs expliciet aan dat het hun om andere issues dan een handelsverdrag met de Oekraine ging. De nee-stemmers willen ‘minder EU’, ‘geen EU’, ‘een ander EU’. Met welke opdracht de regering nu naar Brussel wordt gestuurd is volslagen onhelder en moet weer ‘in het parlement worden besproken’.
Mensen die heel dicht bij de associatieverdrag onderhandelingen staan, of de Oekraine goed kennen, staan er verslagen bij te kijken. Zij kennen de verdragsdetails en vragen zich af wat die in godsnaam te maken hebben met veel van de tegenwind die opnieuw is opgestoken.
Langzaam doemt dus een ander beeld op: het beeld van het fundamentelere onbehagen, het grote ongenoegen, de grote onzekerheid, dat zich al diverse malen eerder in het recente verleden in een ‘Nee’ heeft geuit en maar niet overgaat. Er is dus nood aan een alternatief scenario: er is een heel andere conversatie nodig die veel dieper steekt. Over de staat van onze wereld, de versnelling ervan waarvan Zygmunt Bauman, die onlangs sprak op de G10 in Amsterdam, zijn levenswerk heeft gemaakt. Over het wegvallen van houvast, het geen tijd hebben om nieuw houvast te scheppen. Over de oude ‘bestaansstrijd van allen tegen allen’ van Hobbes, die levensgroot opnieuw op de loer ligt. Over de wereld die zo schel en verschrikkelijk ongelijk is, dat mensen er zich eigenlijk voor willen blinderen. Maar vluchten kan niet meer. De tijd is gekomen die fundamentelere ordeningen keihard onder ogen te zien. Nee zeggen bij een referendum is daarom echt niet voldoende.
Godelieve van Heteren