Op 24 november 2005 nam ik deel aan een forumdiscussie van de Nederlandse Maatschappij voor Handel en Nijverheid over internationale economische betrekkingen, die – symbolisch of ironisch? – werd gehouden in een zaaltje in Madurodam. Centraal stond de opkomst van China. Wat mij vooral is bijgebleven is de grenzeloze naïviteit van twee van mijn debatgenoten, VVD-Kamerlid Annette Nijs en de directeur van de High Tech Campus te Eindhoven, Jerôme Verhagen, de broer van. Zij zagen alleen maar kansen.
Het enige wat telde was de grenzeloze afzetmarkt – voor Nederlandse goederen en geleerden beide – die hier voor het oprapen lag. Het nog steeds totalitaire karakter van de Chinese staat achtten zij weinig relevant, daarmee opnieuw illustrerend dat het begrip ‘vrijheid’ zich hier te lande in de praktijk vooral tot vrijhandel beperkt. Met dit geringe (geo)politieke benul stond het tweetal niet alleen. Ik herinner me nog een andere bijeenkomst in die jaren, waar toenmalig Shell-baas Jeroen van der Veer – toch niet de minste, dacht ik tot op dat moment (maar alleen dus tot op dat moment) – zijn ervaringen met de Russen op Sachalin uit de doeken deed, en daarbij te kennen gaf dat hij tot zijn verbazing had moeten ontdekken hoezeer elke beslissing inzake olieboringen door Shell van de goodwill van het Kremlin afhankelijk was. Over die verbazing was ík dus weer verbaasd.
Wereldvreemdheid: zelfs in de hoogste Hollandse kringen heeft men daarvan dus last. In dat soort onvrije landen vormt namelijk élke grote institutie – of het nu om een onderneming of een universiteit gaat – nu eenmaal het directe verlengstuk van de staat. Er bestaat ginds geen samenleving los daarvan. In naam mag het – want dat willen de door het Westen geformuleerde internationale spelregels immers – steeds om een zelfstandige instelling gaan, de feitelijke verhoudingen zijn anders.
Intussen hebben we het Groningse debacle met een universiteitsdependance in Yantai gehad, en begint men zich allerwegen achter zijn oren te krabben vanwege de tentakels van Huawei. Daarin loopt Trumps Amerika overigens nog altijd op Tusks Europa voor – en wat men ook van Trumps grilligheid en onvoorspelbaarheid mag vinden, in dít opzicht is zijn instinct wel het juiste. Alleen zal hij van een koude kermis terugkomen als hij echt denkt dat Amerika de klus in z’n eentje klaren kan.
Is Europa eindelijk de geopolitieke naïviteit inzake China voorbij? In elk geval begint men zich eindelijk te realiseren dat Beijings eenzijdige interpretatie van de handelsrelatie – wel alle ruimte voor Chinese bedrijven in het Westen, niet voor westerse bedrijven in China – niet een kwestie van toevallige traagheid of onhandigheid of wat dan ook is, maar van systeem. Beijing speelt het spel volgens de eigen regels, en dat betekent dat het thuis altijd de regie in handen houdt. Van een gelijkwaardige uitruil is geen sprake – niet vandaag en niet in de toekomst.
In de verwachting dat die er wel was, of tenminste zou komen, heeft het Westen het afgelopen decennium veel teveel uit handen gegeven, mede vanwege een beperkte economische kijk op de economie. Zeker in Nederland is dat laatste van oudsher dominant. Denk aan het door de kabinetten-Balkenende aangehangen doel om Nederland tot de gasrotonde van Rusland te maken – nog voordat half Groningen in elkaar was gezakt. Wat goed verdient is immers goed gedaan. Banen, banen, banen, om met Balkenendes opvolger te spreken.
Over geopolitieke consequenties werd niet nagedacht: ieder ging voor zijn eigen voordeel, zodat Poetin de Europese landen behendig tegen elkaar uit kon spelen. De een z’n dood is de ander z’n brood. Al tijdens de Tachtigjarige Oorlog zagen Amsterdamse wapenhandelaren er geen bezwaar in om ook met de Spaanse vijand zaken te doen. Pas recent heeft ook Rutte doorgekregen dat we niet alleen lid van de EU zijn om handel te drijven. Maar goed, beter laat dan nooit.
Want het besef dat het laat is, mag intussen hopelijk ook tot de krochten van het Binnenhof zijn doorgedrongen. Als gevolg van eenzijdig commerciële oogkleppen is een riskante situatie ontstaan, waar het de wereldwijde invloed van China betreft. Met de Zijderoute, waarvoor Beijing afzonderlijke lidstaten met gunstjes weet te paaien, dringt het al tot in het hart van Europa door. Piraeus is intussen een soort omgekeerd Hong-Kong, en binnenkort volgt mogelijk ook Triëst. De daarmee beoogde geopolitieke effecten worden al zichtbaar. Als gevolg van de Griekse afhankelijkheid van Chinese welwillendheid, is Brussel niet meer in staat om tot een unanieme koers te komen, waar het Beijing betreft. Zo werd niet zo lang geleden nog een poging tot gezamenlijke veroordeling van de steeds belabberder mensenrechtensituatie in China door een Grieks veto geblokkeerd.
Piraeus staat daarmee symbool voor een kortzichtige neoliberale economische koers, die met de geopolitieke gevolgen van bepaalde beleidsdaden amper rekening houdt. Onder druk van de noordelijke landen moest Athene in de crisisjaren de eigen infrastructuur in de uitverkoop doen: privatisering werd vanuit Brussel opgelegd. Den Haag heeft daarbij, als bolwerk van monetaire hardliners, een zeer kwalijke rol gespeeld – ook al keert het, waar het het leerstuk van de verboden economische staatsinterventie betreft, nu zelf – zie KLM – op z’n schreden terug.
Maar opnieuw is het de nu in Nederland als KLM-redder gevierde Wopke Hoekstra, die ten aanzien van Italië de hardste lijn bepleit – we blijven een volk van benepen krentenwegers, dat wist al Multatuli. Dat leidt dus straks, na Piraeus, ook tot de afgedwongen verkwanseling van Triëst. Daarmee wordt ongetwijfeld het financiële huishoudboekje van Europa wat makkelijker kloppend, maar het politieke niet. En uiteindelijk zal het toch dat laatste zijn wat over de langere termijn in de mondiale confrontatie met een assertief China het meeste telt.
Thomas von der Dunk, 20 maart 2019