Vormt capaciteit nog enig criterium voor politiek personeelsbeleid? Of tellen alleen de carrièrebelangen van de desbetreffende bewindslieden? Wie de samenstelling van de buitenlandploeg van het nieuwe kabinet beziet, kan niet anders dan constateren, dat Nederland hiermee meteen al op forse achterstand staat, niet in de laatste plaats binnen Europa en de NAVO.
Dat begint met Buitenlandse Zaken zelf. Herhaalt zich hier straks wat we al met Rutte-I (Uri Rosenthal) en Rutte-III (Halbe Zijlstra) zagen? Dat er iemand om partijpolitieke redenen op een prestigieus departement moet worden ondergebracht, ook al heeft hij van het desbetreffende beleidsterrein weinig kaas gegeten? Aan de diplomatieke gaven van de nieuwe bewindsman hebben de zuidelijke lidstaten van de Europese Unie in elk geval een niet al te beste actieve herinnering, om het vriendelijk te zeggen. En een eerste vereiste voor een succesvolle minister van Buitenlandse Zaken is het mentale vermogen om de wereld door een andere bril dan de beperkte eigen te zien. Waarom is niet gewoon Ben Knapen gecontinueerd, die, anders dan zijn opvolger, dit vermogen wèl bezit?
Wie herinnert zich, op het moment dat enige minimale coronasolidariteit mocht worden verwacht, niet het vermanende vingertje van de toenmalige minister van Financiën, dat die spilzieke zuiderlingen eerst maar eens hun zaakjes op orde moesten brengen, niet in de laatste plaats fiscaal? Na de banenruil met Sigrid Kaag arriveert Wopke Hoekstra straks in Brussel met drie forse handicaps.
De eerste: dat Nederland met z’n intelligente lockdowns, verlate prikcampagnes, nonchalante omgang met coronaregels en wat niet al, regelmatig een modderfiguur heeft geslagen, die zeker de nieuwe minister, als prominent lid van de vorige betweterige ministersploeg, vooreerst tot heel erg veel bescheidenheid noopt.
Ten tweede, dat hij in persoon in het verleden niet vies is gebleken van het gebruik van enige fiscale sluiproutes om het eigen kapitaal te vermeerderen, en Nederland er juist als belastingwitwasparadijs bij de rest van Europa – terecht – toch al zo slecht op staat. Nu vanuit Brussel de druk toeneemt om een einde te maken aan de vele jarenlang getolereerde wanconstructies met brievenbusfirma’s, waarmee Nederland bijvoorbeeld de veelgesmade Grieken van legitieme belastinginkomsten heeft berooft door Griekse reders voor een appel en een ei onder Nederlandse vlag te laten varen, maakt een minister die in een iets verder verleden zelf op zijn financiële voordeel ten nadele van de nationale fiscus bedacht bleek, de Haagse onderhandelingspositie er niet sterker op.
Ofschoon, je kunt natuurlijk ook cynisch andersom redeneren: met een bewindspersoon met een gehavend fiscaal-moreel track-record kan Den Haag, bij gebrek aan veel medestanders op dit vlak, voorlopig beter z’n mond houden, en dat is misschien bij voorbaat al winst.
Ten derde staat het regeeraccoord Hoekstra’s eigen geloofwaardigheid niet alleen met terugwerkende kracht in de weg. Dat betreft de honderden miljarden die nu plotseling uitgegeven kunnen worden zonder zich van enige (tot voor kort voor ándere lidstaten als sacrosanct beschouwde) Europese begrotingsnorm aan te trekken, omdat de nieuwoude coalitie het over grote klimaatmaatregelen niet eens is geworden, en dit de enige wijze is waarop een opstand van het eigen electoraat – in casu de boeren met hun tractoren – voorkomen kan worden. Daarnaast krijgen de diverse nieuwbenoemde Staatssecretarissen voor Puinhoopzaken – toeslagen, gasbevingen en nog zo wat – ook een heel forse geldzak mee.
Aan Hoekstra dus nu de taak om in zijn nieuwe rol aan de Zuid-Europeanen, die zijn vermaningen over uitblijvende hervormingen en geldverkwisting tijdens zijn vorig ministerieel bestaan vast nog niet zijn vergeten, uit te leggen, waarom zulke mega-uitgaven in het Nederlandse geval zeer verantwoord zijn, en in het Italiaanse niet. Want geld om sociale ellende te dempen, zonder te moeten hervormen en pijnlijke maatregelen te hoeven nemen die meteen het Malieveld vol laten lopen: dat willen ze in Rome met het oog op het Marsveld vast ook.
Buitenlandse Zaken is overigens niet het enige departement, waarvan de nieuwe personele bezetting de wenkbrauwen doet fronsen. Wat zoekt Kajsa Ollogren op Defensie? En haar nieuwe staatssecretaris Christophe van der Maat? Welke achtergrond en ervaring verbindt hen met dit beleidsterrein, die relevante kennis en visie mag doen veronderstellen, zodat ze niet de halve ambtsperiode daarvoor volledig van hun ambtenaren afhankelijk zullen zijn?
Terwijl het nieuwe kabinet toch over één nieuw lid beschikt, dat in Uruzgan pelotonscommandant is geweest, Hanke Bruins Slot. Maar die komt dus op Ollongrens vorige post terecht. Ik wil niet zo ver gaan dat er per se een hoge militair op Defensie benoemd moet worden – zoals er voor de Oorlog meestal een generaal op het toenmalige departement van Oorlog belandde – maar als de Nederlandse afgang in Afghanistan iets leert, is het de mijlendiepe kloof tussen Haagse illusies over militaire interventies en de militaire praktijk ter plekke.
Iemand met frontervaring als Bruins Slot, die weet wat werkt en vooral wat niet werkt, zou hier zeer van pas zijn gekomen, en veel irreële verwachtingen en veel voorspelbaar vals gebleken beloftes bijtijds als fictie hebben doorgeprikt. Ik noem de idiote randvoorwaarden, waarmee indertijd de parlementaire steun voor Kunduz moest worden gekocht, of de uit stuitend laffe Wildersangst voortvloeiende Haagse obstructie bij het bijtijds organiseren van de evacuatie van Afghaanse hulpkrachten in augustus. Zie het vernietigende interview met de plaatsvervangende ambassadeur in Kabul, Cees Roels, in De Volkskrant van 31 december, dat ook het hele nieuwe kabinet van schaamte onder de bank zou moeten doen kruipen.
Thomas von der Dunk, 17 januari 2022