Deze week hief het Europese Parlement de immuniteit op van drie Catalaanse leden, waardoor de weg vrij zou zijn voor uitlevering aan Spanje, dat hen voor opruiing vervolgen wil. Vrijwel tegelijk scherpte het Chinese bewind de juridische maatregelen tegen Hong Kong aan, waarmee de ooit met de Britten afgesproken autonomie definitief om zeep is gebracht.
Bij alle zeer essentiële verschillen tussen Spanje en China – het ene land is een democratische rechtstaat en het andere een totalitaire dictatuur – bestaat er met deze aanpak toch tussen Madrid en Peking een duidelijke parallel: beide regeringen gaan verkrampt om met verzet tegen de staatkundige eenheid van het land.
In beide gevallen heeft Brussel de instinctieve neiging daarbij weg te kijken, ook al vloeit dat bij Spanje uit andere motieven voort. Voor Europa zijn na twee bloedige Wereldoorlogen de bestaande staatsgrenzen onaantastbaar geworden, uit vrees anders een Doos van Pandora te openen. Dat betekende een poging om de geschiedenis op een vrij willekeurig moment – de territoriale status quo van 1945 als uitkomst van de krachtmeting tussen Stalin, Hitler en Roosevelt – te bevriezen.
Volkeren die op dat tijdstip over een eigen staat beschikten en met de grenzen daarvan gelukkig waren, hadden geluk. Volkeren die nog niet in die fijne positie verkeerden, hadden pech. Zij kregen van volkeren, die zelf wel bijtijds met veel gezeur (plus bloedvergieten) een eigen staat hadden gekregen, te horen dat zij omwille van de internationale stabiliteit waar de volkeren met een eigen staat zoveel baat hadden, niet om een eigen staat moesten blijven zeuren.
Helaas voor de tegenstanders van zeurkousen: zulke volkeren, die zich niet geheel zonder reden het slachtoffer van de geschiedenis voelden, waren niet altijd van zins met de status van minderheid in ‘andermans’ land genoegen te nemen. Zeker omdat de meerderheid, ook als het desbetreffende land een democratie was, nogal eens van oudsher een beleid van assimilatie voerde.
Dat kon de actieve vorm van een uniformerende taalpolitiek aannemen – contra het Catalaans, Vlaams en Fries als wat achterlijke boerendialecten – of van al dan niet doelbewust gestimuleerde binnenlandse migratiebewegingen, waarmee de oorspronkelijke bewoners ook in hun eigen regio een etnische en/of linguïstisch minderheid werden. Denk aan Zuid-Tirol, waar wat Mussolini begon, na de Tweede Wereldoorlog gewoon werd voortgezet: maak de regio Italiaans.
Schoolvakken als geschiedenis en aardrijkskunde stonden sinds de 19de eeuw ten dienste daarvan. Die wandkaart van Nederland op de Lagere School, waarbij het buitenland wit gelaten was alsof voorbij Zundert en Zevenaar één grote dorre woestijn begon, had ook die functie: zij moest er bij de kindertjes in Maastricht al vroeg inhameren dat zij niets hadden uit te staan met die in Luik of Aken (30 kilometer verderop), maar alles met die in Leeuwarden (300 kilometer verderop).
In andere landen idem dito. Dat die officiële staatkundige kaart van Europa niet met de ter plekke soms als wezenlijker beleefde officieuze etnische kaart spoorde, daar kwamen die kindertjes dan pas veel later achter op vacantie achter, als die handige taalgids Wat & Hoe Italiaans in Aosta of Merano (pardon: Meran) toch wat minder handig bleek. Of als ze in de krant lazen dat niet alleen in Irak, maar ook in Baskenland of op Corsica bommen bleken te kunnen ontploffen.
Want de Catalanen, Corsicanen en alle anderen die met de ooit meestal gewelddadige toeëigening van hun territorium ook ettelijke eeuwen nadien nog steeds niet erg gelukkig zijn, weten één ding: doorslaggevend in een onafhankelijkheidsstrijd zijn de facts on the ground.
De meeste staten houden angstvallig vast aan de status quo en roepen van tevoren dat ze de schenders daarvan nooit zullen erkennen, maar als je er in de praktijk in slaagt om die duurzaam in je voordeel te veranderen, volgt die erkenning uiteindelijk toch. Nederland had er ooit tachtig jaar voor nodig, voor zelfs Madrid daar niet meer onderuit kon; in andere gevallen ging het wat vlugger.
En het koppig vasthouden aan de territoriale status quo, tegen de wil van de direct betrokkenen in, bezit in een democratisch Europa, waar de legitimiteit van staten op het beginsel van volkssouvereiniteit berust (en dus uiteindelijk op het draagvlak onder de bevolking), toch een wankeler morele basis dan toen de godssouvereiniteit gekroonde monarchen meer ruimte verschafte om, omwille van een vermeend hoger belang, de wensen van hun onderdanen te negeren.
Het huidige dictatoriale Russische – en Chinese – uitgangspunt dat grote staten vanwege hun formaat meer rechten hebben dan kleine, het recht ook op een bufferzone van satellieten om zich heen (als indertijd het Warschaupact aan Moskou garandeerde) kan niet het huidige democratische Europese zijn.
Omdat dat tegelijk haaks staat op de wens om niet aan de zo lang betwiste grenzen van de eigen lidstaten te komen, leidt dat bij elke separatistische eruptie tot verkramping. Vergaande autonomie kan er soms de angel uithalen. In dat opzicht kan Madrid van de mentale ommezwaai van een halve eeuw terug in Rome – toen daar het Franse eenheidsstaatconcept werd opgegeven – leren.
Maar één ding helpt niet: de kop in het zand steken en van een politiek probleem een juridisch maken, door geweldloze separatisten – en dat waren de drie Catalaanse europarlementariërs – gevangen te zetten. Het cruciale punt is dat de Spaanse rechtbank in deze door de helft van de Catalaanse bevolking als partij in dit politieke vraagstuk wordt gezien, en haar gezag dus niet wordt erkend.
Dat betekent niet, dat men de uitslag van een dubieus referendum bij voorbaat hoeft te accepteren. Maar vervolging is zo olie op het vuur. En door daarvoor de weg vrij te maken, steekt ook Brussel voor dat laatste de kop in het zand.
Thomas von der Dunk, 11 maart 2021