‘A perfect storm’. Zo betitelde Eurocommissaris Frans Timmermans op 9 november in zijn Europalezing in de Amsterdamse Stadsschouwburg wat de Europese Unie de afgelopen jaren achtereenvolgens overkwam: de economische crisis, die nog lang niet voorbij is, de oplopende confrontatie met Rusland om Oekraïne, die nog evenmin voorbij is, en sinds de afgelopen zomer de driehoek van Syrische burgeroorlog, vluchtelingen en terrorisme in samenhang met de opkomst van IS. Deze crises komen nu allemaal tegelijk en versterken elkaar, waarbij de gevolgen voor het bindweefsel van de EU desastreus lijken te zijn.
In Europa regeert de angst, en dat leidt tot een toenemend ieder-voor-zich, waarbij men de problemen van de buren soms letterlijk via hoge hekken buiten probeert te sluiten. De langdurig aanhoudende economische crisis heeft het sinds de eeuwwisseling toch al tanende vertrouwen in de toekomst verder doen afnemen. Het algemene gevoel: de politiek is de greep op de ontwikkelingen steeds meer kwijt, en daardoor gaat het met ons nu misschien nog redelijk, maar in de toekomst met onze kinderen beslist slechter.
De sociaal-psychologische effecten van de economische crisis bestaat uit een groeiende kloof tussen bevolking en beleidselites, die gedeeltelijk samenvalt met een groeiende kloof tussen en hoger- en lager opgeleiden, en nog meer met een groeiende kloof tussen rijk en arm.
Tegenover de afbraak van de verzorgingsstaat – in Nederland gesymboliseerd door de wachtlijsten voor sociale huurwoningen en de implosie van de thuiszorg – staat een steeds welvarender, van de rest van de samenleving losgezongen bovenlaag, in de ogen van die samenleving belichaamd door een inmiddels weer ongeremd voortgraaiende bankierselite – in Nederland gesymboliseerd door het ABN-AMRO-bestuur dat, zodra de balans op kosten van de modale burger-belastingbetaler weer op orde was gebracht, begin dit jaar weer recht meende te hebben op een salarisverhoging van een ton of wat.
Daar komt dan nu nog eens de vluchtelingengolf overheen, waarvan de gevolgen ook eerder in de volkswijken dan in de villawijken te bespeuren zijn – eerder in het simpele dorpje Oranje dan in het sjieke Haagse Benoordenhout.
Vooral in Oosteuropa, vanwege een afwezig koloniaal verleden etnisch nog veel homogener en dus eerder in de greep van vreemdelingenangst, is de reactie er een van: haal de bruggen op, dit is sowieso niet ons probleem. Wel vanuit Brussel graag de lusten van subsidies, niet graag de lasten van migranten!
De onvrede daarover bij de verliezers van deze globalisering vertaalt zich inmiddels in verkiezingswinst van rechts-populistische, xenofobe, anti-Europese partijen: van de week in Frankrijk, eind oktober al in Polen.
In beide gevallen blijkt overigens weer, hoe hardnekkig constant electoraal-geografische patronen blijven. Het Front National behaalde haar grootste zeges in de randgebieden in het noorden, oosten en zuiden waar de democratische egalitair-liberale waarden van de Franse Revolutie altijd al veel minder wortel geschoten hadden, en zich de afgelopen eeuw al vaker in bovengemiddelde steun voor extreem-rechts vertaalde.
In Polen viel de scheidslijn tussen de gebieden waar het Burgerforum en waar ‘Recht en rechtvaardigheid’ de meerderheid behaalde, opvallend exact samen met de oude grens tussen het Duitse en het Russische keizerrijk van vóór 1914, met alle gevolgen voor het wortelschieten van de civil society indertijd.
Onder druk van die electorale verschuiving, product van toenemende sociaal-economische en sociaal-culturele onzekerheid, is de EU in een verzameling egoïstische staten veranderd. Elke regering kiest inmiddels vooral voor zichzelf en het behoud van de eigen kleine voordeeltjes, die men in het verleden binnen heeft weten te slepen – Den Haag voor dat van het eigen brievenbusparadijs via belastingtrucs; London voor de almacht van de City; Berlijn, Parijs en Rome voor de nationale auto-industrie, zodat elke – na het Volkswagenschandaal toch hoogst urgente – poging tot strengere dieselnormen hier op een veto stuit.
Daarbij komt dan nog, als volgende centrifugale kracht, het sterke binnenlandse separatisme in Catalonië en Schotland, die Spanje en Groot-Brittannië doormidden dreigt te breken – het tweede voorlopig even bezworen, het eerste zeker niet.
En alsof dat niet alles is, dreigt het referendum, waarmee Cameron de zaak naar zijn hand wilde zetten, nu uit de hand te lopen, omdat zíjn wel-de-lusten-maar-niet-de-lasten-eisen om voortzetting van het EU-lidmaatschap voor zijn bokkige kiezers verteerbaar te maken – wel vrij verkeer van geld voor de City, niet vrij verkeer van mensen uit Polen – voor Brussel onacceptabel zijn. O, bittere ironie: de toenemend xenofobe Oosteuropese regeringen blijken daarbij hoogst verontwaardigd over de Britse xenofobie jegens henzelf.
In de vluchtelingenopvang komt het drama van Europa ten volle tot uiting. 160.000 mensen zouden er verdeeld worden, voor 160 – welgeteld één promille – is dat nu gelukt. De wanverhoudig tussen pretentie en prestatie ondermijnt het gezag van Brussel definitief. Een van de hoofdoorzaken is het feit dat de nationale regeringsleiders met twee tongen spreken, onze eigen premier niet in de laatste plaats: onder druk van Juncker in Brussel geld en opvang toezeggen, onder druk van Wilders in Den Haag niets durven doen.
De gebrekkige bewaking van de buitengrenzen – niet los te zien van het nu dan eindelijk opgegeven verzet van Athene tegen Frontex-hulp die de eigen souvereiniteit aantast – zet de samenwerking verder onder druk. Zij heeft al geleid tot een knieval voor Turkije, net nu dat steeds autocratischer wordt. En inmiddels staat ook Schengen ter discussie, nu er openlijk met de vorming van een ‘mini-Schengen’ wordt gedreigd, waarmee weer een scheidslijn tussen Frankrijk en Duitsland zou worden getrokken, terwijl juist het uitvagen daarvan na twee desastreuze Wereldoorlogen aan de basis van de Europese samenwerking lag.
De toenemende confrontatie tussen de lidstaten maakt het kernprobleem van de EU steeds zichtbaarder: er bestaat geen Europees staatsvolk, dat ook in slechte tijden bereid is tot onderlinge solidariteit. Toen in 1861 de Italiaanse eenheid was bereikt, zei Cavour: “Eindelijk hebben we nu Italië. Maar nu ook nog graag Italianen”. Die woorden zijn eveneens onverkort van toepassing op Europa – maar te vrezen valt, dat het bijtijds creëren van Europeanen niet meer lukt.