Olaf Scholz was mij net voor. Dat is knap, want Scholz is niet zo snel, om het zachtjes uit te drukken. Al bijna een jaar lang, sinds Poetins overval op Oekraïne maakt hij een weifelende en twijfelende indruk, waarbij hij zich meer de (veelal uiteindelijk onvermijdelijke) beslissingen op buitenlandspolitiek terrein van buitenaf laat opdringen, dan dat hij er actief op anticipeert en zelf het initiatief neemt.
Wat dat betreft heeft zijn internationale opereren wel wat weg van dat van de kabinetten-Rutte op binnenlands terrein. Daar is, bij gebrek aan moed voor een vooruitziende blik, ook de gewoonte ontstaan om steeds naar geitenpaadjes te blijven zoeken om vervelende onvermijdelijke beslissingen toch zo lang mogelijk uit te stellen. Denk, als nieuwste loot aan deze wijd vertakte stam, aan de kwestie van het mestuitrijden, waar het geduld van Brussel nu terecht op is.
Het heeft natuurlijk alles te maken met egalitaire politieke stelsels waar eerst alle neuzen dezelfde kant op moeten staan, voordat er een beslissing vallen kan. Soms zelfs formeel – denk ook aan de vereiste unanimiteit in NAVO en EU, waardoor Turkije of Hongarije nu Brussel gijzelen kan. Alleen heeft Nederlands binnenlands getreuzel over onwelriekend landbouwbeleid natuurlijk minder mondiale impact dan Duits buitenlands getreuzel in oorlogstijd. En niet alleen, omdat Duitsland nu eenmaal wat groter is, en het woord van Berlijn zwaarder weegt. Ten aanzien van Oekraïne was nu dan ook het Amerikaanse geduld duidelijk op.
Er schijnen in Ramstein heftige woorden gevallen te zijn, waarbij de uitdrukking ‘gecremeerde kroket’ die nu in de dorpsruzie tussen Rachel Hazes en Yvonne Coldeweijer kennelijk door de Nederlandse rechtbank als incriminerend wordt beschouwd, mogelijk zelfs verbleekt. Het fijne weten we er nog niet van, en of we ooit achter de wederzijds gekozen bewoordingen komen, is onduidelijk, want een beroep op de WOO helpt ons volgens mij hier niet.
Scholz was mij net voor – want ik had hier uiteraard willen schrijven over de Duitse aarzelingen ten aanzien van de leverantie van Leopard-tanks die volgens militaire experts nodig is om de balans ten gunste van Kyiv door te doen slaan. De strekking zou zijn geweest, dat het er wel van zou komen, maar dat het nog even zou duren, en in fases zou gaan: eerst toestemming aan Warschau en Helsinki om te leveren, gevolgd door zelf leveren. Nu gaat het zowaar in één keer.
Dat betekent dat de druk heel groot moet zijn geweest – ook omdat men in oorlogstijd, met een tegenstander die zich poogt te herpakken en op tijdwinst hoopt, niet de tijd heeft om belangrijke beslissingen eindeloos uit te stellen. Zoiets kunnen kleine landen zich wat makkelijker veroorloven – ‘zij dronken een glas, zij deden een plas en lieten de zaak zoals het was’, zoals een bon mot over de regenten van de Nederlandse Republiek in de achttiende eeuw wil – dan grote, omdat van de beslissing van grote landen immers meer afhangt.
Wat dat betreft heb je nu eenmaal A- en B-landen. Amerika is een A-land: zodra er iets in de wereld gebeurt, kijkt iedereen meteen naar Washington. Hoe reageert het Witte Huis? Nederland is een typisch B-land: een toeschouwersnatie die meestal eerst kijkt hoe de hazen lopen, en dan met veel andere hazen een bepaalde kant op meeloopt. Mooi voorbeeld: de Amerikaanse inval in Irak van 2003. De Nederlandse coalitie was intern verdeeld; tegen de tijd dat men er met een voor de buitenwacht onbegrijpelijke formule – wel politieke, maar geen militaire steun – uit was, hadden alle andere landen allang gekozen, en deed het er niet meer toe.
Dat interne Haagse geworstel herinnert aan een soortgelijke kwestie van drie eeuwen terug, die de Republiek toen ook al tot de internationale risee dreigde te maken: bij de sluiting van twee verdragen in 1729 en 1731 die een nieuwe Europese oorlog om Spanje moesten helpen afwenden. Slechts met de grootste moeite en pas na een klein jaar zag men dit verdrag door de Staten-Generaal aanvaard, alleen omdat de wereldstad Den Briel – één van de achttien stemhebbende steden in de Staten van Holland – haar goedkeuring van de tussen de hoven van Madrid, Parijs, Londen en Wenen gesloten overeenkomst afhankelijk had gemaakt van de benoeming van één van haar ingezetenen tot officier in het Staatse leger en er dus eerst onderling het nodige uitonderhandeld moest worden.
Frankrijk is binnen Europa ook een A-land, dat via Europa eveneens in de hele wereld een A-land wil zijn. Groot-Brittannië poogt sinds de Brexit hetzelfde buiten Brussel om, wat niet bepaald op alle vlakken lukt, maar in deze oorlog – waarin Londen zijn klassieke rol van anti-Russische antagonist weer oppakken kan – juist weer wel. Het probleem met Duitsland is dat het de rol van een A-land zou moeten spelen, maar veel Duitsers zich liever als een B-land gedragen.
Dat was ook de mentale deal onder het Elyseé-verdrag zestig jaar geleden: Duitsland verschool zich, ofschoon economisch machtiger, politiek achter de rug van Frankrijk. En veel andere Europeanen vonden dat zeker op militair vlak lange tijd wel zo prettig: dat was ook dáár de mentale erfenis van Wereldoorlog Twee. De Duitse insteek die dit moest legitimeren – ‘hebben jullie in Europa vroeger dan niet genoeg Duitse soldaten gezien?’ – werd elders dan ook lang gretig beaamd.
‘Nie wieder Krieg’ en ‘Nie wieder allein’: dat waren lang de twee Duitse axioma’s om zich aan een voorhoederol te kunnen onttrekken. Nu botsen die op elkaar, en daarom draait Duitsland – en zeker de SPD, die van alle Duitse partijen het eerste met de Ostpolitik het meeste verinnerlijkt heeft – zo langzaam bij. Maar sinds 1945 is dat pacifistische sentiment iets dat in Duitsland natiebreed wordt gedeeld. In 2003, bij Irak, had Berlijn daarmee gelijk – nu echter niet. En in de grootste internationale crisis die Europa sinds 1945 treft zal Duitsland weer politieke en militaire leiding moeten nemen, hoezeer het dat eigenlijk niet wil.
Thomas von der Dunk, 25 januari 2023