Hoe lang houdt de onderlinge Europese solidariteit nog stand? Zij staat de laatste tijd op een toenemend aantal gebieden onder druk, economisch, humanitair en militair. Zowel een vrijwillige Brexit als een gedwongen Grexit zou een veeg teken zijn dat deze solidariteit inmiddels haar grenzen nadert.
Eerst de economische solidariteit: de meeste Europeanen willen niet meer dokken voor de Grieken, en de Britten überhaupt niet meer voor de rest. Dat het vooral de eigen City is, waarvan het bancaire wangedrag ten grondslag ligt aan de kredietcrisis die nu al zes jaar voortettert en het problematische van de Griekse eurodeelname aan het licht heeft gebracht, wordt daarbij door Londen behendig onder het tapijt geveegd.
Dat het belastingparadijzen als Nederland en Luxemburg zijn die massaal aan fiscale vluchtelingen uit Griekenland onderdak bieden, en daarmee de Griekse overheid van haar legitieme belastinginkomsten beroven, verzwijgt men in Nederland en Luxemburg zelf liever eveneens. Evenmin wordt men er in de andere Europese hoofdsteden graag aan herinnerd dat de huidige miljardenleningen aan Athene vooral de eigen banken overeind moeten houden (nog geen tien procent van het totaalbedrag wordt echt in Griekenland geïnvesteerd), die in het verleden op de meest roekeloze wijze geld aan Athene hadden verstrekt toen dit nog wèl winstgevend leek.
Dat intussen een derde van de Grieken onder de armoedegrens is gezakt, in ziekenhuizen Derde-Wereld-toestanden heersen, en pensioenen straks niet meer betaald kunnen worden? In andere Europese landen, waar al ingeval van een dreigende fractie van het Griekse koopkrachtverlies politieke parijen dreigen te imploderen, is dat geen reden om de toon te matigen.
Ook binnen de lidstaten zélf houdt de onderlinge solidariteit niet overal over – hier wordt het kunstmatige van sommige staten steeds zichtbaarder. Vlamingen zijn het beu de Walen te onderhouden, Catalanen de rest van Spanje, Noord-Italianen het zuiden van hun land. Ook de permanente geldtransfer binnen Duitsland van oost naar west (en van de rijkere zuidelijke naar de armere noordelijke deelstaten van de ‘oude’ Bondsrepubliek) heeft voor scheve gezichten gezorgd.
Als het de handel met niet-Europese landen betreft, van China tot Rusland, gaat elke lidstaat voor zijn eigen kleine voordeel, waar men samen veel sterker zou staan. Poetin weet er op briljante wijze gebruik van te maken door het ene land tegen het andere uit te spelen. Ook Nederland, dat zich in het hoofd gezet had om de Russische gasrotonde van Europa te worden en daartoe ook bij de Winterspelen van Sotsji het eigen staatshoofd in een Hollandse biertent had gestald, deed daar maar al te gretig aan mee. Totdat het einde van de MH17 het enthousiasme over door Rusland op de markt gebrachte waren ietwat liet bekoelen.
Al heeft dat nog niet tot het beëindigen van onze fiscale brievenbusdiensten aan de Buk-raket-fabrikant op de Zuidas geleid, want de een z’n dood blijft voor goede vaderlandse ondernemers natuurlijk wel de ander z’n brood. VNO-NCW-voorziter Hans de Boer wil het ook niet anders: voor de belangen van de BV Nederland zetten we elk moreel bezwaar opzij en laten we desnoods ook Oekraïne letterlijk in de Russische kou creperen. Daaraan doet het opgewonden democratische gespring van een enkele Nederlandse parlementariër op een Kievs plein niets af.
Dan humanitair: wie het miezerige gehannes van Europese regeringen in het vluchtelingenvraagstuk ziet, kan zich alleen maar generen. Italië en Griekenland vangen de grote klappen op, en het laatste dreigt daaronder zelfs te bezwijken. Europese solidariteit? Het ook in Den Haag door sommigen uit angst voor de populisten in eigen land luidkeels gepropageerde beginsel van ‘opvang in de regio’ wordt nu maar al te gretig in ‘land van aankomst is land van opvang’ vertaald. Nogal makkelijk als je ver van de EU-buitengrens verwijderd bent.
Misschien het meest verontrustend is het gebrek aan militaire solidariteit. Dat betreft formeel de NAVO, maar waar die aan onze zijde van de Atlantische Plas grotendeels met de EU samenvalt, is dat ook voor een gemeenschappelijk Europees lotsbestemmingsbesef relevant. Te hulp schieten als een lidstaat door Rusland aangevallen wordt? De Amerikanen en Canadezen beantwoordden die vraag in een recente enquête nog vaker bevestigend dan diverse Europese volkeren – waaronder ook de Nederlanders – zelf: niet over mijn lijk. Poetin zal de uitkomst met interesse hebben gelezen om er nog een goed glas Heineken op te drinken.
Wat kan Brussel hier tegen doen? Misschien dat het zou helpen als het eindelijk ook eens geografisch grenzen durft te stellen. Waar houdt Europa op? Een deel van de afstand die veel burgers tot de EU voelen, is niet alleen te wijten aan de neoliberale koers die door veel burgers als een bedreiging voor de welvaartstaat wordt gezien. Ook de bijna principiële grenzenloosheid van het uitbreidingsbeleid – in beginsel kan iedereen lid worden die aan de Kopenhagencriteria voldoet en Europees is, waarbij het geven van een definitie van dat ‘Europees-zijn’ angstvallig wordt vermeden – draagt aan de afkeer en het geringe gezag van Brussel bij.
Teveel landen zijn in het verleden te makkelijk lid van de EU geworden zonder dat de inwoners van de oude lidstaten het idee hadden dat ze er ook echt bijhoorden. Eenstemeer omdat daarbij wel heel soepel met de toetredingsvoorwaarden werd omgesprongen. Hebben Bulgarije en Roemenië zich echt aangemeld vanwege gemeenschappelijke Europese waarden, of toch meer vanwege de vleespotten in Brussel? Dat is vooral voor Turkije en de Balkan actueel, waar Brussel met de worst van een EU-kandidaatlidmaatschap diverse notoir-corrupte landen tot beterschap poogt te bewegen.
Thomas von der Dunk, 15 juni 2015