De Europese Unie is het jaar niet bepaald goed begonnen. Eerst was er de zeperd bij de vaccinaankoop, waarvoor Ursula von der Leyen diep door het stof moest. De Britten hadden dát althans beter aangepakt, prijzen dat als een positief effect van de Brexit, en trekken naar Brussel een lange neus. Zeker nadat men daar in paniek juist een antismokkelgrens door Ierland dreigde te willen gaan trekken, die men zelf jarenlang luidkeels voor taboe had verklaard.
Niet dat alle individuele lidstaten het er nu zo goed vanaf brengen. De Nederlandse regering toont al vanaf het begin van de coronacrisis regelmatig een stuitend gebrek aan competentie, waaraan nu dus ook nog het juridische debacle rond de avondklok kan worden toegevoegd. In een normaal land zouden de verantwoordelijke twee politici – Rutte en Grapperhaus – allang zijn afgetreden. Den Haag doet er in elk geval verstandig aan de komende tien jaar zijn mond te houden, indien er toevallig een keertje ergens in Zuid-Europa iets mis mocht gaan.
Ernstiger dan dit interne geklungel is echter de zwakke indruk die Europa naar buiten toe maakt met de afgang van Josep Borell in Moskou als dieptepunt, waar Lavrov hem alle kamerhoeken toonde. We hebben de laatste jaren te maken met steeds assertiever autocraten, die de EU niet willen zien staan, en steevast proberen de afzonderlijke kleine Europese landen – ook de landen die nog niet door hebben dat ze klein zijn, om Juncker te citeren – tegen elkaar uit te spelen, met Poetin als veruit kwaadaardigste en wraakzuchtigste van het stel.
In feite is Rusland nu ook veel kwaadaardiger en wraakzuchtiger dan in de jaren zeventig, toen de Sovjet-Unie, bij alle fundamentele ideologische botsingen met het Westen, zich de facto toch constructiever opstelde, juist omdat de leiding indertijd nog altijd meer door geloof in de superioriteit van het eigen wereldbeeld gedreven werd, waar in het Kremlin thans cynisme volledig overheerst. Dat is ook het verschil met het op zich veel totalitairder China: dat gelooft wel in zichzelf.
In hun verdeel-en-heers-politiek voelden die autocraten zich vier jaar lang indirect gesteund door de would be-autocraat in Washington, die het liefst thuis ook de rechtsstaat om zeep had gebracht. Diens couppoging van 6 januari, waarvoor nog grote delen van de totaal gedegenereerde Repubikeinen de ogen blijven sluiten, getuigt van de innerlijke verwantschap die Trump met lieden als Erdogan en Poetin voelt. Die waren zodoende steeds brutaler geworden.
Hoeveel het, ondanks de – vergeleken met een kwart eeuw geleden – mondiaal veel minder dominante positie van Amerika, toch nog altijd kan uitmaken wie er in het Witte Huis zetelt, bewijst inmiddels Joe Biden. Erdogan blaast plots in westelijke richting net iets minder hoog van de toren, uit vrees voor internationaal isolement, in de wetenschap dat zijn kwakkelende economie de achillespees van zijn populariteit en dus zijn macht kan vormen.
En ook de brute barbaren in Ryad, in hoge mate verantwoordelijk voor het bloedbad in Jemen, zijn door Washington de wacht aangezegd. Zij kunnen niet meer bij voorbaat rekenen op de massale wapenlading die Trump verkocht onder het motto: de Jemeniet z’n dood is immers mijn Amerikaanse kiezer z’n brood.
Het is in een wereld waar de democratie steeds verder onder druk staat – Hong-Kong, Myanmar, Navalny, Loekasjkenko – niet alleen van belang dat Amerika en Europa samen met andere democratische landen in het verre oosten zoals Japan, Zuid-Korea en Australië, zoveel mogelijk één lijn trekken tegen grootmachten als Rusland en China, die weer steeds openlijker hun buren koeioneren. Het is ook van belang dat in dat opzicht Europa zélf eindelijk eens meer één lijn trekt, en niet voortdurend afzonderlijke lidstaten hun eigen economische en politiek-strategische deelbelangetjes boven die van het geheel laten prevaleren.
Met Berlijn, Rome of Madrid, met Den Haag, Ljubljana of Leeuwarden zullen Poetin en Xi weinig rekening houden – met een Europa dat naar buiten toe als één blok opereert wel. Juist daarom hebben ze daar in Peking en (vooral) Moskou zo’n gruwelijke hekel aan, en proberen met name de Russen Europa van binnenuit te ondermijnen door steun aan anti-Europese populisten als Baudet, die in dat opzicht als Poetins nuttige idioot gewillig naar de pijpen van het Kremlin danst.
De zwakte van Europa komt momenteel vooral tot uiting in al die waarschuwende woorden aan het adres van dictatoriale boosdoeners zonder dat die enige praktische consequentie hebben, althans enige die hard genoeg is om ginds pijn te doen. Hee vaak het woord ‘onacceptabel’ al niet na dictatoriaal gedrag van Loekasjenko, Poetin of Erdogan is uitgesproken, valt niet bij te houden. Het is bij machteloos geblaas gebleven en heeft nooit tot iets geleid: Minsk en Moskou sluiten nog steeds massaal voor hun grondrechten demonstrerende burgers via schaamteloze schijnprocessen op. Evenmin als indertijd het in quarantaine plaatsen van Assad, en alle plechtige verklaringen dat er in het Syrië van de toekomst voor hem geen plaats meer zou zijn, ooit enig effect hebben gesorteerd.
Wat daarvoor nodig is, is allereerst dat Europa zijn economische afhankelijkheid van Rusland afbouwt, en daarbij gaat het vooral om energie. Laten we het beestje maar bij de naam noemen: Nordstream – Biden heeft gelijk. Die afhankelijkheid is overigens wederkerig, want zonder Europese gasafname gaat het ook met Rusland slecht. Dat geeft Europa een wapen in handen – mits men bereid is zelf ook een beetje pijn te leiden, en daar wringt meestal de schoen: sancties mogen ons zelf niet schaden. Hier liggen vooral Duitsland en Frankrijk dwars, maar op ander vlak zijn het Nederland en de Britten, die zich met hun belastingzwendelparadijs nog steeds graag lenen voor het witwassen van onwelriekend Russisch kapitaal.
Thomas von der Dunk, 18 februari 2021