De opluchting zal in Brussel zonder twijfel groot zijn geweest – Macron heeft Le Pen verslagen, en zelfs met betere cijfers dan was voorspeld. Niet 3 tegen 2, maar bijna 2 tegen 1 was het percentage waarmee de eerste won. Toch ligt er een forse schaduw over die overwinning, die de speelruimte van Macron de facto sterk beperkt. Zal hij er werkelijk in slagen de door hem beloofde en door Brussel gewenste hervormingen door te voeren?
De handen daarvoor krijgt hij, gezien de stemming onder het Franse electoraat, in eigen land zeker niet bij iedereen op elkaar. In de eerste ronde heeft bijna de helft van de kiezers op een kandidaat gestemd die zich zeer vijandig tegenover Europa opstelt, en juist vriendelijk tegenover Poetins Rusland; voor dat laatste kan men daaraan naast Le Pen en Mélenchon ook nog Fillon toevoegen. En in de tweede ronde heeft meer dan de helft van Macrons kiezers verklaard vooral op hem te stemmen omdat het alternatief veel erger was. Het waren, net als bij de monsterzege van Chirac in 2002 tegen Le Pen père, veel stemmen met een knijper op de neus. In de lijn van de oproep van de Griekse ex-minister Varoufakis: nu stemmen wij hem in het Élysée, maar morgen gaan we weer in een protestdemonstratie tegen hem de straat op.
Tegenover de staat staat in Frankrijk de straat: ook Macrons voorgangers Hollande en Sarkozy beloofden aan hervormingen veel en durfden na enige forse protesten en stakingen uiteindelijk weinig. Zij riepen nu op om op Macron te stemmen en onderschreven de door hem voorgestelde koers. Maar als zij daarvoor zo geporteerd zijn, waarom hebben ze die weg dan niet indertijd zelf ingeslagen? Samen hadden Sarkozy en Hollande daarvoor toch tien jaar de tijd? Inderdaad: vanwege de Franse straat.
Maar als zij daarom toen niet konden slagen, waarom zou het Macron nu dan wel lukken? Dat probleem begint al met het verwerven van een meerderheid bij de komende parlementsverkiezingen. Daarbij is van de bipolaire keuze van zondag geen sprake meer, maar doen alle partijen weer mee en vallen de meeste kiezers dus weer terug op hun oude partij. Komt Macron met zijn kwart stemmen van nu straks dankzij het districtenstelsel wèl aan de meerderheid? Overigens zou het misschien voor zijn draagvlak helemaal niet zo’n ramp zijn, als hij die niet haalt, en gedwongen wordt met andere partijen samen te werken. Alleen haalt dat dan wel de vaart uit de door Brussel gewenste metamorfose van Frankrijk.
Hier komt inderdaad Europa in het spel, met zijn langdurig sterk eenzijdige marktgerichtheid de grote boeman van Le Pen en Mélenchon. Brussel zal Macron tegemoet moeten komen door in dat opzicht zélf te veranderen, wil de angst voor Europa en de onvrede in Frankrijk onder de globaliseringsverliezers, die nu massaal radicaal-links en radicaal-rechts hebben gestemd, niet verder stijgen.
Dat grote deel van het electoraat negeren zal over vijf jaar in een nog grotere zege van het Europavijandige kamp resulteren – Le Pen is na vandaag nog echt niet weg. Gelukkig lijkt men zich dat, gezien de reactie van de Europese Comimissie, ook in Brussel te realiseren: dat aan de vooral in het Latijnse deel van Europa (maar zeker niet alleen daar) bestaande angst voor de nadelige effecten van de vrije markt – baan- en inkomensonzekerheid voor veel loonafhankelijken en lagerbetaalden – tegemoet gekomen moet worden. Dat, kortom, de lang als collateral damage afgedane sociale schade van de globalisering drastisch moet worden beperkt, om een verdere groei van het Eurofobe kamp te voorkomen.
Alleen moeten we afwachten waartoe dat daadwerkelijk leidt. Het betekent namelijk dat het Germaanse deel van Europa moet inleveren op het terrein van de vrijhandelsorthodoxie, en er op Europees niveau meer ruimte moet komen voor een collectieve sociale politiek. Zo niet, dan verliest men het nu door Macrons kiezers voor Europa ‘geredde’ Frankrijk mogelijk alsnog een volgende keer.
Het is hier, dat de vanwege gevreesde precedentwerking door velen in Brussel betreurde Brexit juist wel eens de redding van Europa zou kunnen betekenen. Want op het gebied van de vrije goederenmarkt was speciaal Londen onvoorstelbaar orthodox – daar kon geen ander land aan tippen. Voor Londen is de Europese Unie namelijk eigenlijk alléén maar een markt. Van beperkingen van die vrijmarkt door Europese regels, als sociale rechten voor werknemers, moet men daar niets hebben. Wel: de Britten vertrekken binnenkort, daarover laat Theresa May geen enkele twijfel bestaan – Brexit means Brexit, en zoals het er nu naar uitziet, zou dat wel eens met slaande deuren gepaard kunnen gaan.
Dat schept perspectieven. De Britten kunnen dan – wat zij anders zeker zouden hebben gedaan – niet meer dwars gaan liggen, als de rest van Europa eindelijk tot het inzicht komt dat het niet alleen grote bedrijven maar ook gewone burgers concreet het nodige zal moeten bieden om hun steun te behouden. Geen economische concurrentie meer over de ruggen van werknemers heen, die nu voortdurend tot een sociale race to the bottom dreigt te leiden. En hetzelfde geldt voor oneigenlijke fiscale concurrentie, die als gevolg van teruglopende belastinginkomsten al snel in dezelfde sociale neergang resulteert: er is dan immers minder geld beschikbaar om de collectieve voorzieningen – waarop lagerbetaalden nu eenmaal altijd meer dan hogerbetaalden aangewezen zijn – op peil te houden.
Ook dat is iets, wat zonder de Britten, die de gouden kip van de Londense City heilig hebben verklaard, een stuk makkelijker zal gaan. In Brussel lijkt men ook eindelijk die kant uit te willen: een einde aan alles wat naar belastingparadijzen riekt. Dat werd hoog tijd – hoe moeilijk dat in het begin ook zal zijn voor Den Haag, dat daarvan eveneens een favoriet nationaal verdienmodel had gemaakt.