Er was dus geen plan B. Er was namelijk eigenlijk zelfs geen plan A. Westminster had vanaf het begin geen flauwe notie wat het wilde, en zo daar al het begin van een flauwe notie van mocht bestaan, of wat het wilde ook kon. Het heeft de afgelopen maanden voortdurend geleid tot een herhaling van zetten. Waar May uit Brussel in Londen mee thuis kwam, bleek onacceptabel, zonder dat men het er over eens kon worden wat dan wel acceptabel zou zijn.
Nu lijkt ze alleen nog te beschikken over plan X: net zo lang heen en weer vliegen over het Kanaal – dat is zolang dat nog, tot de Britten uit de EU tuimelen, op geordende wijze mogelijk is – tot de deadline nadert, en May tegen de Brexiteers kan zeggen: het is dit of de chaos.
Die chaos is er al, althans politiek. Zelden heeft een West-Europees land de afgelopen driekwart eeuw zo’n totaal politiek onvermogen gedemonstreerd. Het begon met een referendum dat vooral bedoeld was om een intern probleem van de Tory’s op te lossen, waarbij de meest fanatieke Brexiteers de kiezers allerlei fantasieën voorspiegelden, en vervolgens na winst de benen namen. Cameron had misgegokt, en May mocht de rommel opruimen.
De actiegroep Led by Donkeys heeft intussen een aantal fraaie toenmalige ‘voorspellingen’ van Brexiteers op grote billboards geplaatst. “De dag nadat we voor de Brexit hebben gestemd, hebben we alle kaarten in handen en kunnen we het pad kiezen dat we willen nemen”. Aldus minister Michael Gove in 2016. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat zo’n beetje elk Lagerhuislid weer een ander pad wil nemen, dus dat schiet niet echt op.
“Het vrijhandelsakkoord dat we met de EU gaan sluiten moet een van de gemakkelijkste uit de geschiedenis zijn”, verkondigde indertijd minister van Internationale Handel Liam Fox. En toenmalig collega-minister David Davis, inmiddels ex, een tijdje terug: “Er zullen geen schaduwzijden aan de Brexit zijn – alleen flinke voordelen”. Eh….ja. Tenminste één schaduwzijde lijkt mij nu al duidelijk: dat het Verenigd Koninkrijk inmiddels onbestuurbaar geworden is.
Dat begint er al mee dat het referendum als een gijzelingsinstrument wordt gebruikt. ‘Het volk’ heeft immers gesproken. Alles wat geen volwaardige Brexit is, heet zo een schoffering van meer dan zeventienmiljoen pro-Brexit-kiezers te zijn. Alleen hebben er bijna net zoveel in 2016 tegengestemd: het was geen landslide, maar een nipte zege, eentje die bij een iets hogere opkomst van jongeren en wat meer bedlegerige ouderen ook net omgekeerd had kunnen uitvallen.
Het grootste probleem met een referendum over een kwestie als deze is niet zozeer dat men ja of nee moet stemmen, zonder de mogelijkheid wijzigingen aan te brengen: dat moeten parlementariërs soms ook – zie de voldongen-feiten-politiek van May in het Lagerhuis.
Moeizamer is al dat er na een referendum als dit ingeval van een patstelling moeilijk een compromis te sluiten valt – dat heet dan verraad aan de kiezer – en ook niet meer dan twee opties voorgelegd kunnen worden, terwijl er evident een handvol bestaan: van NoDeal tot bijna-blijven. Maar het grootste probleem is wel de ‘geldigheidsduur’. Dat is, wat nu in feite de Britten in gijzeling houdt. Een parlement kan namelijk veel makkelijker ingeval van gewijzigde omstandigheden of gebleken obstakels een ouder besluit herroepen. Bij een eerder referendum moet het dan echter opnieuw aan de kiezers worden voorgelegd.
Zo’n nieuw referendum heet in de ogen van de Brexiteers, die de buit binnen meenden te hebben, ondemocratisch te zijn. Waarom het ondemocratisch zou zijn om een belangrijk besluit aan de kiezer voor te leggen als dat de keer daarvoor superdemocratisch was, ontgaat mij. Nog meer democratie is minder democratie?? Wel schuilt er natuurlijk het gevaar in dat je de kiezer net zo lang opnieuw laat stemmen, tot de uitslag bevalt – iets waar de EU bij vorige referenda in Ierland en Denemarken wel eens (met succes) op heeft aangedrongen.
En dat is een cruciaal punt: hoelang blijft de uitslag van een referendum “de uitslag”? Het is duidelijk dat men niet met een beroep op die van honderd jaar terug iets kan tegenhouden – maar ook dat je niet na een week kunt zeggen: laten we het overdoen. Ergens ertussenin ligt wat redelijk is – maar waar? Daar komt men nu in Londen de facto niet uit, omdat de beide kampen belang hebben bij een wezenlijk andere geldigheidsduur.
Wat het echt hopeloos maakt is dat May voor de keuze staat of het landsbelang of het partijbelang de doorslag geven moet. Ze heeft de Brexit-problematiek steeds benaderd als een interne kwestie van de Tory’s, en aan de oppositie geen boodschap gehad. Het is twijfelachtig of zij met haar chantage-politiek jegens de harde Brexiteers succes heeft – en of, als zij het, om hen binnenboord te houden, op een NoDeal kan laten aankomen zonder de pro-Europese Tory’s te verliezen.
Ofschoon ook Labour niet helemaal vrijuit gaat, was het toch May, als eerste zou moeten bewegen: door de terechte eis dat de NoDeal als optie van tafel moet, te honoreren. Maar gaat May in op een aantal cruciale wensen van Labour – zoals blijven in de douaneunie – dan betekent dat een scheuring in haar eigen partij.
Hier wreekt zich, nog afgezien van de persoonlijke afkeer van May en Corbyn die de traditionele partijvijandschap versterkt, het met het kiesstelsel samenhangende polariserende Engelse politieke systeem wat, net als in Amerika, in twee onverzoenlijke kampen resulteert. Samenwerking in het nationaal belang, waarbij desnoods de radicale vleugels afbreken, is zo een onhaalbare kaart. Er valt veel aan te merken op ons poldermodel, maar in een geval als dit werkt dat beter.
Thomas von der Dunk, 22 januari 2019