Tot de belangrijke geopolitieke gevolgen van Poetins roofoverval op Oekraïne behoort de enorme draai die de grootste lidstaat van de Europese Unie, Duitsland, heeft moeten maken – zowel economisch als militair. Wat tot 24 februari ondenkbaar was, is inmiddels al gebeurd: Duitse wapenleveranties in een Europese oorlog. Wat daarmee feitelijk ten einde komt, is meer dan een halve eeuw Ostpolitik. Voor andere Europese landen behoort wantrouwen jegens Rusland tot hun tweede natuur. Dat geldt uiteraard allereerst voor Polen, dat vanaf de Poolse Delingen altijd vrezen moest tussen twee machtige buren gemangeld te worden.
Maar het geldt ook voor Groot-Brittannië, dat al sinds tenminste twee eeuwen Rusland als een gevaarlijke rivaal beschouwt; ook de huidige spanningen tussen Moskou en Londen bestonden al veel langer, en Boris Johnson hervindt nu een klassieke Britse rol van Churchilliaanse onverzoenlijkheid. En in het verlengde van Londen is dat – na het vierjarige interval van Trump – tevens in Washington het geval. Voor Rome en Madrid, veel meer op het zuiden dan op het oosten gericht, vormt Rusland historisch amper een thema, en in Parijs poogt Macron, passend bij de oude Franse neiging om á la De Gaulle een soort middenpositie in te nemen, zich als bemiddelaar op te werpen, tot dusverre zonder veel resultaat.
De langzame, late en nog steeds halfslachtige draai van Berlijn, waar men lang – en dat geldt niet alleen voor Gerhard Schröder die zijn ziel aan het Kremlin heeft verkocht – voor het despotische en agressieve karakter van het Poetinregime de ogen had gesloten, valt niet los te zien van de economische verstrengeling tussen Duitsland en Rusland gedurende de afgelopen decennia, waarbij Schröders politiek de facto onder Merkel is voortgezet. Zeer lang is men daarom in Berlijn het geopolitieke karakter van Nordstream blijven ontkennen.
Overigens heeft Nederland weinig recht om dienaangaande met verwijten te komen: diezelfde neiging tot ontkenning van het onvermijdelijk geopolitieke karakter van economische relaties is in Den Haag diepgeworteld. Ook daar staat nu bij het nemen van sancties het eigen economisch belang en de angst voor protesten van machtige lobby’s indien hun belangen onder zulke sancties lijden, hoog genoteerd. Denk aan de lamlendige aanpak van het Russische oligarchengeld op de Zuidas. En in feite gold dat tot voor kort ook voor de antipolitieke Nederlandse kijk op Nordstream, die niet erg van de Duitse verschilde.
En net als Duitsland was ook Nederland de decennialang nalatig in het op peil houden van de krijgsmacht, zich wentelend in het gelukzalige idee dat met de Val van De Muur het einde van de geschiedenis aangebroken en een periode van eeuwigdurende vrede begonnen was. De rancune van Poetin is stelselmatig onderschat, waarschuwingen over zijn revanchisme werden weggewuifd. De kansen die de Russische markt voor de eigen handel beloofde, stonden voorop.
Vooral in Duitsland was het Nie wieder Krieg al na 1945 tot een breed gedeeld grondbeginsel geworden, dat na 1989 moeiteloos kon worden voortgezet. Tot 1989 wist men zich in Duitsland, waar het NAVO-oproepen tot meer militaire verantwoordelijkheid betrof, achter twee argumenten te verschuilen: Duitsers schieten niet op Duitsers, en: hebben jullie in het verleden niet al genoeg Duitse soldaten in Europa gezien? Dat laatste deed het ook ná 1989 nog heel lang goed.
Was, gezien Ruslands huidige onverhulde agressie, daarmee de hele Duitse Ruslandpolitiek, mede gebaseerd op het uitgangspunt Wandel durch Handel, a priori fout? Dat gaat veel te ver. In de eerste decennia vanaf Willy Brandt kan zij, ook met de kennis van nu, als succesvol worden beschouwd. Tot de Val van de Muur – die slechts door zeer weinigen werd voorzien – bood zij binnen de vanwege de kernwapens als onwrikbaar beschouwde machtsblokken mogelijkheden tot ontspanning, ook op puur menselijk vlak. Het afnemende wantrouwen tussen Oost en West maakte uiteindelijk onder Gorbatsjov een doorbraak mogelijk, uitlopend op de terugkeer naar Europa van de westelijke Sovjet-satellieten, die zonder dat moeilijk denkbaar was geweest. De groeiende economische interdependentie na 1989 hield wel degelijk zinnige beloftes op vreedzame coëxistentie in.
Maar er zijn nadien door Europa twee grote fouten gemaakt, nog los van de verwaarlozing van de eigen defensie voor geval van nood. Dat is enerzijds dat Europa, samen met de eigen neoliberale afbraak van de staat en vermarkting van cruciale algemene nutsvoorzieningen op energiegebied, zich vervolgens veel te afhankelijk heeft gemaakt van Russische fossiele grondstoffen. Economisch goedkoop is politiek duurkoop gebleken: de enorme Duitse en Italiaanse gasimport uit Rusland verhindert nu een snelle omschakeling die de permanente aanvulling van Poetins oorlogskas lamlegt. Waarbij kennelijk de staat niet in staat is om bij de grote energiebedrijven in eigen land naleving van de sancties af te dwingen.
En de tweede fout, is dat men deze conciliante politiek veel te lang heeft volgehouden, ook toen, vooral in het tweede decennium van deze eeuw, duidelijk werd dat het met Rusland volledig de foute kant opging. Dat Poetins politieke koers een wezenlijk andere is dan die van Jeltsin, en zeker die van Gorbatsjov, heeft men te lang niet willen zien, omdat het voortzetten van de handel, op basis van dat niet-willen-zien, te profijtelijk was.
Daarmee is niet met terugwerkende kracht de hele Duitse verzoeningspolitik vanaf de jaren ’70 gediskwalificeerd. Wie dat doet, omdat op Gorbatsjov Poetin is gevolgd, diskwalificeert daarmee ook de westerse verzoeningspolitiek jegens Duitsland ná 1919, omdat op Ebert en Stresemann na 1933 Hitler is gevolgd. Alleen: zoals men indertijd tegen beter weten in te lang bleef hopen dat Hitler voor fatsoen en rede vatbaar zou zijn, zo heeft men dat ook te lang bij Poetin gedaan.
Thomas von der Dunk, 30 mei 2022