Opinies

Europa.Nu.Gewoon.Doen

De Europese verkiezingen zijn aanstaande. De weken staan bol van Europa-debatten van klassiek formaat: lijsttrekkers kruisen de degens, spitzenkandidaten zetten hun pitch, stemwijzers worden gelanceerd en bekritiseerd, thematische panels (van financiën tot farma) trekken zalen met geïnteresseerden. Grote beloften scheren over tafel, men vangt elkaar vliegen af. Het maakt allemaal deel uit van het bekende politieke spel en de strijd om de 751 (of na de eventuele brexit 705) Europese zetels, waarvan Nederlandse Europarlementariërs er 26 (of 29 na brexit) zullen gaan innemen.

In Nederland zien we geen grote verkiezingskoorts. De aantallen van vijf miljoen Nederlandse kijkers die inzoomen op het Eurovisie Songfestival (waarin zelfs Australië een Europese speler blijkt) worden door de Europese verkiezingsdebatten bij lange na niet gehaald.

Toch zijn dit cruciale verkiezingen voor onze gezamenlijke toekomst en is het hoog tijd de hand aan de ploeg te slaan. Politieke peilers vrezen dat de opkomst op 23 mei laag zal uitpakken en dat een derde van de kiezers in Europa zal gaan voor Eurosceptische of -nihilistische partijen. In de ogen van die kiezers staat ‘Europa’ voor een waaier aan narigheid: kapitalistische machtsconcentraties, sociaaleconomische ongelijkheden, gevoelens van identiteits- en soevereiniteitsverlies, abstracte bureaucratieën zonder soul of begrip voor de dagelijkse sores van velen, foute regels, niet meer meetellen, niets meer voorstellen. En Europa zou te veel ‘indringers’ toelaten, die dit alles alleen maar ‘erger’ maken, en ‘onze waarden’ (die vaak vaag en vooral inconsistent worden gedefinieerd) fundamenteel aantasten. We zien een cocktail van onvrede, deels gebaseerd op heel reële problemen, maar gemengd met een forse dosis angst en desinformatie. En vooral een gebrek aan gevoel dat men er zelf bij is, zelf grip op de zaak heeft, zelf iets kan doen. En dus gaan drommen mensen voor het grote NJET.

In zo’n klimaat van argwaan en ergernis worden verkiezingsslogans al snel hol en ongeloofwaardig, omdat al te vrolijke teksten de onderstromen van onbehagen niet adresseren en het gevoel ‘Europa zijn We Zelf’ niet echt voeden. Dat te doen vraagt een ander soort inspanning, en misschien wel minder verkiezingsretoriek.

Er is echter, ondanks de globale grimmigheid, ook veel goed nieuws. Gek genoeg juist ook in Europa, dat oude continent dat zoveel dingen door schade en schande heeft geleerd, en – dat vergeten we wel eens – voor hetere vuren heeft gestaan. Er zijn namelijk heel veel gewone mensen, die de Europese hervormingen al lang ter hand hebben genomen, zonder daarbij driftig met Europa-vlaggen te zwaaien. Waar zit op dit moment die winst?

Ten eerste: thematisch. De consensus neemt toe over wat de grote thema’s zijn, in onze wereld en op ons continent. De meeste mensen zien klimaat en bescherming van onze planeet en de noodzaak van een meer duurzame economie; het tegengaan van monopolies, machtsconcentraties en uitbuiting; het bevorderen van nieuwe vormen van bestaanszekerheid en veiligheid, sociale zekerheid en werk; en het scheppen van nieuwe inhoud voor humanisme en nieuwe democratie als hoofdonderwerpen. Een betere behandeling van deze thema’s en daarin investeren zal fenomenen als sociale uitsluiting, geweld om te overleven en gedwongen migratie kunnen verminderen, zo is de redenering. En daar zijn heel veel mensen in Europa dus nu al mee bezig.

Ten tweede: reële vermeerdering van praktische alternatieven. De mogelijkheden nemen hand over hand toe om op alle genoemde uitdagingen zelf ook constructieve bijdragen te leveren. Het loont echt om meer energie te steken in wat er al kan, in plaats van te zwelgen in haat, nijd en onmogelijkheden. Zo zijn er steeds betere technologieën die helpen, in communicatie, verbinding, ondersteuning van mensen. Op veel plekken zoeken groepen mensen weer naar de menselijke maat, maar nu op een eigentijdse wijze. Een groeiend aantal mensen omarmt meer duurzame, socialere leefvormen. Er zijn slimme betrokken netwerken van mensen die verspilling van publiek geld en corruptie systematisch aan de kaak stellen en zo een betere basis scheppen voor de publieke zaak, eerlijker omgaan met publieke middelen en pogingen steunen publiek vertrouwen te herwinnen. En de lijst van positieve inzet groeit en gaat verder. Wie een beetje rondkijkt kan talloze verbanden vinden waar men een positieve maatschappelijke bijdrage kan leveren aan de noodzakelijke maatschappelijke transities. Het is een kwestie van doen!

Ten derde: de toename van nieuwe dwarsverbanden. Tussen de verschillende constructieve maatschappelijke krachten worden steeds meer dwarsverbanden en onderlinge relaties ontwikkeld. Men spreekt met elkaar, zoekt elkaar op, men werkt samen, deelt kennis. Bijvoorbeeld in nieuwe serieuze mediacollectieven, die vanuit verschillende expertise diverse nieuwsfeiten bundelen en analyseren om dichter bij de realiteit en waarheid te komen. Of in de Europese commons movement, waar allerlei lokale initiatieven voor lokale verbetering elkaar treffen en praktijkvoorbeelden uitwisselen. Mensen ontworstelen zich actief aan de rat races die het maatschappelijk verkeer soms lijken te beheersen, en mensen uit elkaar spelen. Mensen uit oost en west, noord en zuid Europa. Jong en oud… Kunstenaars en creatieven (musici, theatermakers, schrijvers, ontwerpers etc.) blijken hier vaak onontbeerlijk. Ze houden ons een spiegel voor, slaan bruggen, doorbreken barrières, verzinnen nieuwe wegen.

Het is geen dag te vroeg om deze constructieve agenda’s, die zich op allerlei plekken ontvouwen in de Europese arena, nog veel meer op de voorgrond te plaatsen en ruimhartig te omarmen: met een scherp focus op de echte uitdagingen in plaats van ons te laten vangen in incidenten en bijzaken; met een goed gebruik van de nieuwe mogelijkheden, en met actieve inzet voor het uitbouwen van dwarsverbanden tussen constructieve krachten.

Dit is geen oproep tot naïviteit of roze visioenen. Wees bewust van de grimmigheid, alle reële dreigingen en onrecht, maar zwelg er niet in. Er zijn alternatieven, vaak al lang in de maak.

De EBN staat nu al jaren voor dit perspectief. Ons motto is kort en goed: Europa zijn we zelf. Europa moet je doen. Dus Nu. Gewoon. Doen!

Godelieve van Heteren, Mark Zellenrath, Laura Fruhmann, namens het EBN-bestuur

Europese BewegingEuropa.Nu.Gewoon.Doen
read more

In memoriam Hans van Borselen (1946-2019), erelid van de EBN

Ruwe bolster, blanke pit. Zeer betrokken. Uiterst loyaal aan het Europa dicht bij huis, het Europa van regio’s. Zo zullen vele EBN leden zich ons oud-Bestuurslid en EBN-erelid Hans van Borselen blijven herinneren, die op 15 mei jl. Is in Oldeberkoop, Friesland is overleden.  Hans kampte al enige tijd met zijn gezondheid. Hij is 72 jaar geworden.

Geboren in 1946 in Rotterdam, vlak na de oorlog, stond voor Hans buiten kijf dat alleen door diepere samenwerking in Europa nieuwe oorlogen en geweld konden worden voorkomen. Hans was daarbij geen man van vrij-zwevende discussies. Hij stond voor grote politieke betrokkenheid en stug ploegen aan de Europese zaak, gericht op concrete samenwerking, en met een stevig focus op de regio. Daarbij had Hans een groot gevoel van basale rechtvaardigheid, tussen mensen en tussen delen van Europa.

Zijn studie Algemene Politieke en Sociale Wetenschappen aan de UvA en jarenlange werk in de brede welzijnssector droegen daar zeker aan bij. Hans was werkzaam als opbouwwerker in Rotterdam, als directeur maatschappelijk Advies en Informatiebureau in diezelfde stad, als coördinator welzijnsplanning en loco-secretaris in de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek en als directeur Welzijn, Onderwijs, Sociale Zaken en Werkgelegenheid in Ooststellingwerf van 1989 tot 2004. Zijn werkzaam leven gaf Hans breed praktisch en bestuurlijk inzicht in het belang van ‘lokale bedding en opbouw’. Deze rijke ervaring bracht hij mee in zijn Europa passie, en klonk ook door in zijn werk als adviseur van gemeenten op het terrein van EU-beleid en subsidies.

Zo hield hij de EBN bij de les. Hij was de oprichter van het EU-Netwerk Noord-Nederland, dat vanaf oktober 2010 goed van start ging en waarin de Europese Beweging Nederland, Europe Direct, de Europese Commissie en LTO Noord samenwerken, met lokale media als de Leeuwarder Courant. Hans bouwde daarin de relaties uit met lokale collega’s, met regionale dagbladen, met scholen. Europa moet je doen!

Twee citaten uit een artikel uit 2012 voor het Friesch Dagblad tekenen Hans ten voeten uit:

“Het is volstrekt terecht dat ons land een nettobetaler van de EU blijft uit solidariteit met het arme deel van Europa. Wij zijn na Luxemburg de welvarendste natie in Europa. De Haagse rekenmeesters moeten zich afvragen welke prijs Nederland zou betalen voor nog meer korting op de afdracht aan Brussel.  Minder afdracht van Den Haag aan Brussel betekent feitelijk: meer bezuinigingen op de provincies. Want die gaan dan vanaf 2013 minder ontvangen voor hun landbouw, plattelandsbeleid en regionaal beleid.”

“Het is merkwaardig dat Den Haag minder vertrouwen in de regio’s lijkt te hebben dan Brussel. De kansen op groei zijn in de regio’s juist groter dan in de overvolle Randstad. Nederland kan op het terrein van innovatie maar amper meekomen in de Europese klas. Die innovatie komt op regionaal niveau beter op gang. Dit blijkt uit de Noordelijke plannen voor energie, water, landbouw, sensortechnologie en gezond oud worden, die goed passen in de EU2020-strategie voor ‘groene groei’. De Europese Commissie lijkt dan ook meer vertrouwen te hebben in de Nederlandse regio ’s dan in de snode plannen van Den Haag.”

Bij gelegenheid van de toekenning van het EBN Erelidmaatschap in zomer 2016 verscheen een uitgebreid interview met Hans, getiteld “Revitalisering van Europa start in de regio”.

(https://europesebeweging.nl/revitalisering-van-europa-start-in-de-regio/), waarin ook zijn loopbaan is opgenomen.

We gedenken Hans als EBN in grote dankbaarheid. Wij hopen dat hij nu moge rusten in vrede!

Het EBN bestuur.

Europese BewegingIn memoriam Hans van Borselen (1946-2019), erelid van de EBN
read more

De verkiezingen: een strijd tussen pro- en anti-Europa? Column door Thomas von der Dunk

Hoe democratisch willen Europese politici de Europese Unie eigenlijk hebben? Die vraag is opnieuw actueel, met de Europese Verkiezingen voor de deur, die door de pro-Europese onder hen tot de belangrijkste in decennia zijn uitgeroepen, omdat de Eurosceptische populisten overal in opmars zijn. Het is volgens sommigen erop of eronder – maar of dat besef ook bij de kiezer in die mate aanwezig is dat dat de sinds jaren gestaag dalende opkomst bevordert, is de vraag.

Winst ten opzichte van eerdere Europese verkiezingen is in elk geval dat het minder koekoek-eenzang is. Decennia lang droegen de campagnes van de grootste partijen sterk een gelijkvormig karakter: de lijsttrekkers gedroegen zich niet zozeer als politici die zich duidelijk ten opzichte van elkaar onderscheidden, maar als bekwame bestuurders die samen de kiezer over het belang van Europa kwamen voorlichten. Die kiezer die dat onderschreef had reeds het licht gezien, degene die dat niet deed, had het gewoon nog niet helemaal begrepen. Onderlinge verschillen tússen de partijen sneeuwden onder. Twee factoren hebben dat nu gelukkig enigszins ten goede veranderd.

De eerste factor is die van de Spitzenkandidaten. Dat brengt enerzijds de nationale leden van de Europese partijenfamilies dichter bij elkaar: het versterkt het Europese karakter van de verkiezingen, waar die voorheen meer een optelsom van nationale opiniepeilingen vormden – terwijl, bijvoorbeeld, bij de vorige van 2014, de liberalen in Nederland goed scoorden, werden zij in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland geheel weggevaagd. Niet omdat de kiezer met hun Europese koers (on)tevreden was, maar omdat dat voor de afzonderlijke nationale gold. Het is een illusie om te menen dat dat nu eensklaps niet meer het geval zal zijn, maar een accentverschuiving in de goede richting is het wel: omdat Europese verkiezingen over Europese kwesties moeten gaan – en niet over nationale, ongeacht de vraag hoeveel en welke vraagstukken Europese dienen te zijn.

En anderzijds versterken de Spitzenkandidaten de wenselijke politisering van de verkiezingen: het besef dat het ook in Brussel om keuzes tussen politieke alternatieven gaat, en niet om een soort ‘neutraal’ management van ongekozen technocraten. Dat is ook voor de Europese politici zelf even wennen. De bedoeling is immers dat, net als op nationaal niveau, de verkiezingsuitslag herkenbare consequenties heeft voor de personele samenstelling van de Europese Commissie: de winnaar – van de grootste partij of van de grootste coalitie – moet voorzitter worden. Dat is de inzet.

Het is een inzet die door de nationale regeringsleiders niet wordt gewaardeerd: die willen zich het ‘recht’ om de samenstelling van de Europese Commissie in de achterkamertjes te regelen niet laten ontnemen. Zij roepen weliswaar heel hard dat de Europese Verkiezingen uit democratisch oogpunt zeer belangrijk zijn, maar doen er tegelijk alles aan om de democratische relevantie ervan uit te hollen. Op nationaal niveau democratisch opererend, maken zij dat op internationaal niveau bewust onmogelijk, waarmee de rol van de Europese volksvertegenwoordiging de facto wordt uitgehold. Nogmaals: dit staat los van de vraag of je op Europees niveau als zodanig veel of weinig regelt.

Wat de nationale regeringsleiders voorstaan is in feite een ondemocratisch Europees bestuur, waarbij de rol van het Europese parlement als wetgevende en controlerende macht een zeer beperkte blijft. Een Europees bestuur dat niet op basis van de Europese verkiezingsuitslag wordt samengesteld, maar bijna uitsluitend op basis van nationale vertegenwoordiging: alsof bij de verdeling van de Nederlandse ministersposten elke provincie er eentje krijgen moet.

Die praktijk in Brussel leidde jarenlang tot drie dingen aan de relevantie van Europese verkiezingen afbreuk deden: een vast kartel van partijen dat altijd samen de dienst uitmaakte, een gebrek aan helder programma van het door hen gevormde bestuur (waar de kiezer zich dus voor of tegen zou kunnen uitspreken) en, in samenhang daarmee, een gebrek aan parlementaire oppositie.

Ja, die laatste was er wel, maar bestond hoofdzakelijk uit degenen die de EU als zodanig niet zagen zitten – en dus door het regerende ‘partijkartel’ als destructief konden worden weggezet. Dat versterkte de bipolariteit: de reductie van de verkiezingen tot een keuze tussen serieuze voorstanders en niet serieus te nemen tegenstanders van de EU. Het paradoxale is – en dat is de tweede factor dat het politieke karakter van de verkiezingen versterkt – dat juist de opkomst van de populisten de pro-Europese partijen dwingt meer om hun onderliggende verschillen duidelijk te maken. ‘Voor Europa’: fijn – maar voor wat voor Europa? Dat wordt door het systeem van Spuitzenkandidaten in de hand gewerkt.

Er dreigde overigens eerst een omgekeerd effect, en zeker is – gezien bijvoorbeeld de gang van zaken bij het Maastrichtse verkiezingsdebat – dat gevaar nog niet verdwenen: dat het alleen een slag tussen pro-Europeanen en anti-Europeanen wordt. Dat is waar Macrons En Marche op inzet, en waar ook de insteek van Volt op neerkomt: Europeesgezinde ruimdenkende kosmopolieten versus bekrompen provinciaalse bangerikken. Het is de Europese variant van de Amerikaanse cultural wars, met D66 en PVV als de natuurlijke tegenpolen.

Essentiële sociaal-economische machts- en verdelingsvraagstukken worden zo buiten politieke haakjes geplaatst, alsof de huidige neoliberale orde van God gegeven is. Het gevolg daarvan is dat de groeiende ontevredenheid met de uitkomsten van die orde zich in een proteststem op anti-Europese partijen vertaalt, omdat geen van de gevestigde pro-Europese partijen door de apolitieke samenstelling van de Commissie op dit vlak een duidelijk alternatief kon bieden.

Thomas von der Dunk, 13 mei 2019

Europese BewegingDe verkiezingen: een strijd tussen pro- en anti-Europa? Column door Thomas von der Dunk
read more

Zullen straks ook in Europa ’the Noes have it’?

Het was een merkwaardig feestje een paar weken geleden: de bijeenkomst bij gelegenheid van het zeventigjarige bestaan van de NAVO. Ofschoon het ledental gestaag groeiende is – iets wat voor de meeste verenigingen toch reden tot vreugde zou zijn – was de sfeer niet al te best. En het belangrijkste lid, waarop de club decennialang dreef, zagen de anderen ditmaal eigenlijk liever niet komen, uit vrees dat het onappetijtelijke taal zou uitslaan.

Donald Trump is immers de eerste Amerikaanse president die openlijk zijn twijfel aan het Noord-Atlantisch bondgenootschap ten toon heeft gespreid. Vooral kort na zijn aantreden, maar er bestaat nog steeds twijfel of zijn twijfel van toen wel helemaal verdwenen is. Niet alleen door meermalen vraagtekens te zetten bij de grondslag dat de leden elkaar zullen verdedigen – zoals in het geval van Montenegro, ‘een land verweg waarvan wij weinig weten’, om met Neville Chamberlain anno 1938 inzake Tsjechoslowakije te spreken.

Of door de Amerikaanse bereidwilligheid daartoe in afzonderlijke gevallen geheel afhankelijk te (dreigen) maken van de financiële bijdrage van de desbetreffende lidstaat, waarbij hij, getuige zijn voortdurende gescherm met handelsoorlogen op basis van zijn electorale America-First-principe, de korte-termijns-economische en lange-termijns-militaire belangen van de Verenigde Staten geheel in elkaar laat overvloeien.

Ook doordat hij zich, zelf een nationalistisch populist met autoritaire trekken, duidelijk meer thuis lijkt te voelen bij nationalistische autocraten als Poetin en Bolsonaro dan bij de herhaaldelijk door hem geschoffeerde democraten Theresa May en Angela Merkel, nog afgezien van zijn evidente misogynie, die hij zowel met deze autocraten als met hun bewonderaars binnen Europa deelt, tot Victor Orban en Thierry Baudet toe. Ook heeft Trump, vermoedelijk mede vanwege die instinctieve zielsverwantschap, al tenminste één keer openlijk meer waarde gehecht aan de verzekering van Poetin dan aan de informatie van zijn eigen inlichtingendiensten.

Maar niet alleen worstelt de NAVO, die dankzij de toenemende assertiviteit, zo niet agressiviteit van het Kremlin, inmiddels toch weer over een duidelijke tegenstander en dus bestaansreden beschikt, met een groeiende tegenstelling tussen Amerika en Europa, nu China steeds meer als de grote tegenstrever wordt gezien. Ook binnen Europa is het steeds moeilijker om tot één lijn naar buiten te komen, mede omdat het ook steeds moeilijker is om tot één lijn naar binnen te komen, bijvoorbeeld waar het de democratische waarden als grondslag van zowel de NAVO als de EU betreft. Denk voor het eerste bijvoorbeeld aan Erdogans Turkije, ook al lijkt zijn almachtsfantasie met het verlies van Ankara en Istanbul bij de jongste gemeenteraadsverkiezingen een duchtige knauw te hebben gekregen.

Hoezeer er ook nog landen zijn die staan te dringen om toe te mogen treden – naast die op de westelijke Balkan ook Oekraïne, dat heeft ook de nieuwe president Zelensky benadrukt – staat de interne samenhang steeds verder onder druk. Op het gebied van de rechtsstatelijkheid slaagt Frans Timmermans er niet in om een steeds verder ontsporend Polen en Hongarije tot een wezenlijke koerswijziging te dwingen, omdat beide landen elkaar de hand boven het hoofd houden, daarin ook steeds meer steun vindend bij de inmiddels Europabrede nationalistische beweging, die inmiddels eveneens in Rome sterk de toon is gaan zetten.

Er wordt zo aan alle kanten aan de Europese Unie getrokken, misschien wel meer dan ooit. Nee: bijna niemand wil er inmiddels meer uit – het Brexit-drama heeft inmiddels zelfs Baudet, voor wie meedoen aan Brussel jarenlang gelijkstond aan de Ondergang van de Boreale Beschaving, tot binnensmonds gemompel over eventuele een Nexit gedwongen. Je krijgt – en daar is toch wel wat voor nodig – nog bijna met Derk Jan Eppink te doen, die als columnist altijd rechtlijnig kon zijn, maar zich nu als Europees lijsttrekker in vele kronkels zal moeten wringen.

Maar de Brexit werkt wel in Brussel verlammend, en zuigt er alle energie op. Wat het eerste betreft: wie gelooft dat Westminster er, na drie mislukte stemmingen, binnen een maand wèl uit is, en daarmee ook bijtijds de unie uit is, is een rasoptimist. Wat nu dreigt is dat Britse deelname aan de Europese verkiezingen tot een monsterzege van boze Brexiteers leidt, die er vervolgens van alles aan zullen doen om Brussel van binnenuit te verlammen – Nigel Farage heeft er al mee gedreigd. En wat als May ten val komt voor Londen de unie verlaat? Is de laatste dan wel Boris-proof?

Door deze al drie jaar voortetterende tragikomedie, die door zijn uitzichtloosheid – The noes have it, the noes have it, werkelijk geen enkel voorstel leidde in het Lagerhuis de afgelopen maanden tot een meerderheid voor een ja – – het morele failliet van de Britse democratie illustreert, kan Brussel onvoldoende aandacht aan de grote externe uitdagingen besteden. En dat zijn er minstens drie.

Ten eerste China, dat er met zijn Zijderoute in slaagt om de facto steeds meer landen uit het Europese blok los te weken, en daardoor een eensgezind optreden tegenover China steeds vaker onmogelijk maakt. Ten tweede Rusland, dat inzake de Krim en de Donbass geen sjoege geeft, en zo een formele toenadering van Oekraïne tot Europa belemmert, omdat nieuwe leden geen grensproblemen met zich mee mogen nemen. Ten derde de instabiliteit in de Arabische wereld, waar het nu in Algerije, Libië en Soedan gist. Dat het relatieve succes van Tunesië ook elders navolging krijgt, is een evident Europees belang, al was het maar met het oog op anders dreigende nieuwe vluchtelingenstromen, die de belangrijkste grondstof voor de anti-Europese populisten in Europa vormen.

Thomas von der Dunk, 24 april 2019

Europese BewegingZullen straks ook in Europa ’the Noes have it’?
read more

Rome heeft helaas meer gelijk dan Parijs lief is. Column door Thomas von der Dunk

Italië heeft veel aan Frankrijk te danken. Het omgekeerde is ook zo – op cultureel gebied. Vanaf de renaissance werden regelmatig grote Italiaanse kunstenaars binnengehaald, van Leonardo da Vinci tot Bernini. Hoewel men er tijdens het Grand Siècle van de Zonnekoning vanuit ging dat Parijs inmiddels het nieuwe Rome was, bleef een reis naar het oude Rome voor het aankomend talent aan de Académie des Beaux-Arts tot in de dagen van Napoleon III verplicht.

Italië dankt, omgekeerd, mede aan Frankrijk zijn politieke bestaan. In ruil voor Nice en Savoye heeft Napoleon III zich achter de Italiaanse eenwording geschaard. Aan het Franse voorbeeld dankte Italië vervolgens ook sterk zijn politieke systeem. Anders dan het nieuwe federatieve Duitse Keizerrijk, werd het nieuwe Italië een centralistische eenheidsstaat. Waar Pruisen en de andere Duitse vorstendommen in 1871 bleven voortbestaan, en het keizerschap slechts als koepel fungeerde, veegde Piemonte de Italiaanse concurrentie van de kaart, totdat, met de reductie van de Kerkelijke Staat tot het Vaticaan, de hoofdstad van het verenigde Italië van Turijn – na een tussenstop in Florence – naar Rome werd verplaatst.

In staatkundig opzicht zijn de verschillen inmiddels groter. Italië is serieus werk gaan maken van binnenlandse decentralisatie, resulterend in vergaande autonomie voor vijf afwijkende regio’s, het Aostadal (‘Frans’), Zuid-Tirol (‘Oostenrijks’), Friuli (‘Furlaans’) en die twee rare eilanden Sardinië en Sicilië, die zich evenmin gewoon als ‘Italië’ beschouwen. Nu is dàt een verschijnsel dat zich ook in de rest van het land veelvuldig voordoet – denk aan de Lega (Nord), die (ooit) een onafhankelijk Padanië voorstond. Roma ladrona – ‘Rome de dief’: dat is een sentiment t.o.v. de eigen hoofdstad dat maar in weinig andere landen zo breed wordt gedeeld. Nog steeds geldt, anderhalve eeuw na de eenwording, het fameuze dictum van Cavour: “Eindelijk hebben we Italië – nu graag ook nog Italianen”.

In dat opzicht is het verschil met Frankrijk groot. Dat houdt de facto nog stug aan de eenheidsstaat vast. Van serieuze decentralisatie is geen sprake, en waar die in Zuid-Tirol een einde maakte aan ooit zelfs tot bomaanslagen leidende onvrede, is het tekort aan francofilie op Corsica echt nog steeds niet opgelost. In het historische museum in Corte, een plaatsje midden op het eiland, wordt zodoende ongegeneerd gesproken van tweehonderdvijftig jaar Franse bezetting, zoals ik in de zomer van 2017 met eigen ogen kon constateren.

Na de Tweede Wereldoorlog vonden beide landen elkaar binnen de nieuwe EEG relatief makkelijk, vanwege hun gedeelde rekkelijke ‘romaanse’ mentaliteit. Parijs wil binnen Europa de brug tussen noord en zuid vormen, en dat vertaalt zich in minder hekel aan protectionisme en meer hekel aan monetair fetisjisme. Het werpt zich, met steun van de andere romaanse landen, vandaag op als voorstander van een transferunie, waar de meeste germaanse landen niets van willen weten.

Maar waar Parijs en Rome vanouds bondgenoten zijn, staan zij nu tegenover elkaar. In Parijs zetelt met Macron een neoliberale internationalist bij uitstek, in Rome zijn met Salvini en Di Maio twee antiliberale populisten aan de macht. Dat leidt regelmatig tot aanvaringen. Zoals het populisten betaamt, vermeien die zich niet nodeloos met de conventies van fijnbesnaardheid in het diplomatieke verkeer. Zij hebben openlijk hun steun uitgesproken aan de Gele Hesjes die het Élysée zoveel hoofdbrekens bezorgen. Di Maio deed dat vorige week zelfs in Orléans, terwijl Salvini een dag later de hoop uitsprak dat de Fransen “zich zouden bevrijden van een heel slechte president”, die “tegen zijn volk regeert”. Dat was meteen goed voor een rel: Parijs heeft zijn ambassadeur in Rome teruggeroepen.

Een dergelijke openlijke inmenging in de binnenlandse politiek van bevriende landen – waar overigens ook de Grote Populist in Washington niet vies van is – is inderdaad ongehoord, en maakt de formele Franse reactie onvermijdelijk en terecht. Daarbij meent Parijs met reden dat die aanvallen op Macron mede door electorale motieven zijn ingegeven, vanwege de komende Europese verkiezingen.

Maar waar de Franse regering in zo’n geval wel een streep moet trekken, geldt dat voor een commentator niet. En dan moet die toch constateren dat Salvini en Di Maio inhoudelijk met hun kritiek niet gehéél ongelijk hebben. Dat gold ook voor hun evenmin in dank afgenomen opmerkingen over de niet van neokoloniale trekken gespeende Franse Afrikapolitiek. Premier Conte deed het even later in Brussel nog eens dunnetjes over: de hele EU is verworden tot een oligarchisch systeem dat de burgers economisch in de kou laat staan. En speciaal Macron heeft in dat opzicht thuis een gigantisch geloofwaardigheidsprobleem. Dat, zoals Di Maio het formuleerde, “de wind van verandering de Alpen is overgewaaid”, laat zich, hoe onvriendelijk het vast ook is om dat over een andere regeringsleider te zeggen, gezien de permanente protesten in Frankrijk niet helemaal ontkennen.

Daarbij komt dat juist Macron eerder zelf tegenover Rome nogal hoog van de toren geblazen heeft. Toen Rome in juni het aanmeren van een vluchtelingenboot verbood, verweet Macron de Italianen “cynisme en onverantwoordelijkheid”. Dat was, zoals Rome reposteerde, tamelijk hypocriet – Italië vangt al jarenlang (samen met Griekenland, en inmiddels ook Spanje) de bulk van de vluchtelingen op, terwijl Frankrijk ze bij Ventimiglia ijskoud allemaal tegenhoudt.

Er bestaat terecht kritiek op het nul-asylzoekers-beleid van Boedapest, maar bijna alle Europese hoofdsteden wentelen deze last met een beroep op ‘Dublin’ op de mediterrane landen af – Nederland inclusief. Niet alleen Parijs, ook Den Haag blijft, als het om het nakomen van toezeggingen over opvang gaat, uit angst voor eigen populisten totaal in gebreke, en dat maakt de noordelijke kritiek op de Italiaanse populisten onwaarachtig en Dublin op den duur onhoudbaar.

Thomas von der Dunk, 12 februari 2019

Europese BewegingRome heeft helaas meer gelijk dan Parijs lief is. Column door Thomas von der Dunk
read more

Komen de Britten er zelf nog uit? Column door Thomas von der Dunk

Er was dus geen plan B. Er was namelijk eigenlijk zelfs geen plan A. Westminster had vanaf het begin geen flauwe notie wat het wilde, en zo daar al het begin van een flauwe notie van mocht bestaan, of wat het wilde ook kon. Het heeft de afgelopen maanden voortdurend geleid tot een herhaling van zetten. Waar May uit Brussel in Londen mee thuis kwam, bleek onacceptabel, zonder dat men het er over eens kon worden wat dan wel acceptabel zou zijn.

Nu lijkt ze alleen nog te beschikken over plan X: net zo lang heen en weer vliegen over het Kanaal – dat is zolang dat nog, tot de Britten uit de EU tuimelen, op geordende wijze mogelijk is – tot de deadline nadert, en May tegen de Brexiteers kan zeggen: het is dit of de chaos.

Die chaos is er al, althans politiek. Zelden heeft een West-Europees land de afgelopen driekwart eeuw zo’n totaal politiek onvermogen gedemonstreerd. Het begon met een referendum dat vooral bedoeld was om een intern probleem van de Tory’s op te lossen, waarbij de meest fanatieke Brexiteers de kiezers allerlei fantasieën voorspiegelden, en vervolgens na winst de benen namen. Cameron had misgegokt, en May mocht de rommel opruimen.

De actiegroep Led by Donkeys heeft intussen een aantal fraaie toenmalige ‘voorspellingen’ van Brexiteers op grote billboards geplaatst. “De dag nadat we voor de Brexit hebben gestemd, hebben we alle kaarten in handen en kunnen we het pad kiezen dat we willen nemen”. Aldus minister Michael Gove in 2016. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat zo’n beetje elk Lagerhuislid weer een ander pad wil nemen, dus dat schiet niet echt op.

“Het vrijhandelsakkoord dat we met de EU gaan sluiten moet een van de gemakkelijkste uit de geschiedenis zijn”, verkondigde indertijd minister van Internationale Handel Liam Fox. En toenmalig collega-minister David Davis, inmiddels ex, een tijdje terug: “Er zullen geen schaduwzijden aan de Brexit zijn – alleen flinke voordelen”. Eh….ja. Tenminste één schaduwzijde lijkt mij nu al duidelijk: dat het Verenigd Koninkrijk inmiddels onbestuurbaar geworden is.

Dat begint er al mee dat het referendum als een gijzelingsinstrument wordt gebruikt. ‘Het volk’ heeft immers gesproken. Alles wat geen volwaardige Brexit is, heet zo een schoffering van meer dan zeventienmiljoen pro-Brexit-kiezers te zijn. Alleen hebben er bijna net zoveel in 2016 tegengestemd: het was geen landslide, maar een nipte zege, eentje die bij een iets hogere opkomst van jongeren en wat meer bedlegerige ouderen ook net omgekeerd had kunnen uitvallen.

Het grootste probleem met een referendum over een kwestie als deze is niet zozeer dat men ja of nee moet stemmen, zonder de mogelijkheid wijzigingen aan te brengen: dat moeten parlementariërs soms ook – zie de voldongen-feiten-politiek van May in het Lagerhuis.

Moeizamer is al dat er na een referendum als dit ingeval van een patstelling moeilijk een compromis te sluiten valt – dat heet dan verraad aan de kiezer – en ook niet meer dan twee opties voorgelegd kunnen worden, terwijl er evident een handvol bestaan: van NoDeal tot bijna-blijven. Maar het grootste probleem is wel de ‘geldigheidsduur’. Dat is, wat nu in feite de Britten in gijzeling houdt. Een parlement kan namelijk veel makkelijker ingeval van gewijzigde omstandigheden of gebleken obstakels een ouder besluit herroepen. Bij een eerder referendum moet het dan echter opnieuw aan de kiezers worden voorgelegd.

Zo’n nieuw referendum heet in de ogen van de Brexiteers, die de buit binnen meenden te hebben, ondemocratisch te zijn. Waarom het ondemocratisch zou zijn om een belangrijk besluit aan de kiezer voor te leggen als dat de keer daarvoor superdemocratisch was, ontgaat mij. Nog meer democratie is minder democratie?? Wel schuilt er natuurlijk het gevaar in dat je de kiezer net zo lang opnieuw laat stemmen, tot de uitslag bevalt – iets waar de EU bij vorige referenda in Ierland en Denemarken wel eens (met succes) op heeft aangedrongen.

En dat is een cruciaal punt: hoelang blijft de uitslag van een referendum “de uitslag”? Het is duidelijk dat men niet met een beroep op die van honderd jaar terug iets kan tegenhouden – maar ook dat je niet na een week kunt zeggen: laten we het overdoen. Ergens ertussenin ligt wat redelijk is – maar waar? Daar komt men nu in Londen de facto niet uit, omdat de beide kampen belang hebben bij een wezenlijk andere geldigheidsduur.

Wat het echt hopeloos maakt is dat May voor de keuze staat of het landsbelang of het partijbelang de doorslag geven moet. Ze heeft de Brexit-problematiek steeds benaderd als een interne kwestie van de Tory’s, en aan de oppositie geen boodschap gehad. Het is twijfelachtig of zij met haar chantage-politiek jegens de harde Brexiteers succes heeft – en of, als zij het, om hen binnenboord te houden, op een NoDeal kan laten aankomen zonder de pro-Europese Tory’s te verliezen.

Ofschoon ook Labour niet helemaal vrijuit gaat, was het toch May, als eerste zou moeten bewegen: door de terechte eis dat de NoDeal als optie van tafel moet, te honoreren. Maar gaat May in op een aantal cruciale wensen van Labour – zoals blijven in de douaneunie – dan betekent dat een scheuring in haar eigen partij.

Hier wreekt zich, nog afgezien van de persoonlijke afkeer van May en Corbyn die de traditionele partijvijandschap versterkt, het met het kiesstelsel samenhangende polariserende Engelse politieke systeem wat, net als in Amerika, in twee onverzoenlijke kampen resulteert. Samenwerking in het nationaal belang, waarbij desnoods de radicale vleugels afbreken, is zo een onhaalbare kaart. Er valt veel aan te merken op ons poldermodel, maar in een geval als dit werkt dat beter.

Thomas von der Dunk, 22 januari 2019

Europese BewegingKomen de Britten er zelf nog uit? Column door Thomas von der Dunk
read more

An exit from Brexit, an exit from Remain

About Brexit almost everything has been said. The UK political parties are completely dug in, with their positions a million times rehearsed. The deadlock is complete and not easily fixed, since the huge internal party-political divisions have been painfully manifest from the start.  None of the factions seems to be willing to move an inch. On the contrary, everybody seems to become increasingly entrenched.

No outside comment seems to matter either. Economists of all denominations have issued their estimates of the impact of various Brexit scenarios, mostly judged to be deleterious to the British and EU economies. Business and labor organizations have joined the ranks in expressing their anxieties. But none of this is of any avail. Brexiteers keep insisting on the ‘The-People-Have-Spoken’ mantra, a statement which of course is true, but never meant to silence for ever anybody who wishes to argue for a more dynamic democratic model of ‘rethinking’ and ‘revisiting’ complex decisions like moving a complete nation out of decades of multilateral collaboration.

Dynamic democracy, with ever-deepening insight into complex matters? No such luck.

Meanwhile, a whole media industry thrives on the soap opera-like elements of it all. The news- and information value of Brexit talkshows these days is rapidly diminishing, but the show must go on. Every day a cliffhanger has to be concocted. It can be called truly amazing, how a limited number of arguments can be repeated over and over again in a tediously slow Westminster chess game, while ordinary people, businesses and regular citizens everywhere are left in the role of mere spectators, wondering what the next day may bring. So what about ‘democracy’? In what way are ‘the people’s wishes’ really respected?  And who are ‘the people’?

The bitter reality is that two years have passed in which an army of lawyers, top-level civil servants and KPMG consultants have worked overtime as negotiators and advisors and embarked on the unprecedented exercise of disentangling over 40 years of international cooperation and find alternative legal frames. Nobody has dared to issue overall figures, but the cost of preparing for ‘Brexit eventualities’ runs into the billions.  Who benefits? No answer.

We all know that policial processes can be messy and expensive… but this particular political drama has incurred opportunity costs which are immense. According to Brexiteers – invoking ‘the people’  – we are not supposed to point this out too much, since the UK is supposed to gain sovereignty and huge profits in the end. We are not supposed to say that the billions of euros and pounds already sunk into the swampy grounds of Brexit could have been spent better somewhere else, with more relevance to the 500+ million UK and European citizens and their daily lives.

Very urgent programs, which might have gone a long way in addressing some of the fundamentals of today’s unrest have being delayed or overshadowed by all the tumult around Brexit. Money has not been spent on real and urgent reforms in the European region: reforms regarding future employability of our youth, social security, health, climate, technical innovation, addressing security anew or coordinating migration. Instead, billions of pounds and euros have gone to contingency measures, from securing airports to procuring ‘fridges’ meant to keep the vaccines – stuck in corners due to the new borders – cool.

After two years, it there still a way in which European citizens could put a stop to this circus? Who can break the deadlock with some authority? Don’t get me wrong: Justice does need to be done to all those who have justifiable problems with the status quo in Europe and who thought Brexit would improve matters. But justice also needs to be done to all those who think international collaboration is in the end a better answer than retreating into nostalgic nationalism. Who can still steer us towards a new sense of common future for our region, together?

We need an exit from Brexit, but we also need an exit from simple Remain.      We need real reforms, which move ‘beyond’.

Who can bring this about?  ‘We the people’, perhaps… again.

Godelieve van Heteren, 22-01-2018

Europese BewegingAn exit from Brexit, an exit from Remain
read more

Gele hesjes belichamen een Europabrede opstand

‘We hebben allemaal een geel hesje aan’, aldus recent Mark Rutte, die, waar het de zorg van velen hoe het hoofd boven water te houden betreft, twee jaar lang vooral opviel door zijn fanatieke streven om ten behoeve van een handvol bezorgde multinationals de dividendbelasting afgeschaft te krijgen. Zijn poging om de protesten van de lagere middenklasse, die zich feitelijk tegen de effecten keren van een beleidskoers die hijzelf hartstochtelijk verdedigt, op deze wijze politiek te neutraliseren, getuigt van vergaande onnozelheid dan wel brutaliteit. Het een hoeft het ander overigens niet uit te sluiten.

De ridiculiteit van Ruttes uitspraak wordt slechts overtroffen door die van Boris Johnson die, in het aangezicht van de Brexit-chaos die hij – door de belangen van gewone Britten aan zijn eigen spelzucht te offeren – mede heeft helpen veroorzaken, verklaarde “dat hij een diep verantwoordelijkheidsgevoel heeft”. Ook veel Britse kiezers die financieel het water tot de lippen staat, zijn, door hun gele-hesje-sentiment in te palmen, door hem tot een anti-EU-stem verleidt, die, als het aan Opperbrexiteer Jacob Rees-Mogg ligt, niet ten dienste zal staan aan hun bestaanszekerheid, maar aan de creatie van een nog veel hardere neoliberale samenleving met negentiende-eeuws victoriaanse sociaal-economische trekken. Terug naar de periode uit hun feodale dromen waarin Brittannia inderdaad de golven regeerde – ook al zal die droom nu een fantoom blijken te zijn.

In Italië heeft het langdurig noodgedwongen buigen voor de monetaire rigiditeit van Brussel, waaraan ook Den Haag steeds haar steun heeft verleend, de gele hesjes reeds aan de macht gebracht. De huidige populistische coalitie in Rome vormt het directe product van de massale werkloosheid en uitzichtloze armoede van een groot deel van de Italianen als gevolg van de kredietcrisis van 2008, waarvoor men in Noord-Europa te veel blind is gebleven. Banken werden gered, burgers niet. De laatsten zijn electoraal echter met méér.

Daarmee weet Rome dan ook behendig gebruik te maken van het diepgewortelde minderwaardigheidscomplex dat Italië – ofschoon even volkrijk als Groot-Brittannië en Frankrijk – niet als één van de grote landen geldt, en dus niet voor vol wordt aangezien. Dat speelde al na de Eerste Wereldoorlog, toen het in Versailles niet kreeg wat het wilde, en opnieuw na de Tweede. De meewarige houding van Sarkozy en Merkel jegens Berlusconi indertijd stak diep. Want als Parijs en Berlijn de begrotingsregels overtreden wordt dat wèl getolereerd, zo kan Rome op goede gronden argumenteren. En nu de Franse president, geconfronteerd met een volksopstand, al zijn strenge hervormingsvoornemens abrupt opgeeft en net als zijn veelgesmade voorgangers – híj zou het toch echt anders doen! – weer voor de straat buigt, staat Rome binnenkort met haar te grote begrotingsgat inderdaad niet meer alleen.

Hoe Frans, kortom, is het probleem van Macron?

Zijn mandaat was vanaf het begin veel zwakker dan Macron zelf dacht. De helft van de Fransen koos in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen voor radicaal-links of radicaal-rechts; dat hij de tweede ronde glansrijk won, berustte vooral op een tegenstem: in elk geval niet Le Pen. Door de gematigd rechtse en linkse partijen met zijn tegen het politieke establishment gerichte electorale coup op te blazen, wist Macron het Elysée te winnen en was de Franse oppositie een jaar lang volledig verdoofd.

Maar hij staat er nu wel alleen voor, en dan blijkt ook Jupiter het toch niet zonder hulpgoden te kunnen stellen. Bij gebrek aan middenveld staat in Frankrijk de staat namelijk altijd vrij direct tegenover de straat. Driekwart van de Fransen steunt, ondanks de gewelddadige ontsporingen, nog steeds de gele hesjes, en dat valt niet los te zien van de persoon van Macron, zijn politieke beleid en zijn publieke optreden.

Gezien zijn bancaire achtergrond is de afkeer die hij bij de ‘deplorables’ oproept in elk geval veel logischer dan de steun die multimiljardair Trump van hun Amerikaanse soortgenoten kreeg. Als piepjong zondagskind, met een gouden lepel in de mond geboren en zonder veel levenservaring, bleef hij behept met het wereldbeeld van de internationale zakenbankier die hij lang was – als bekend een volledig van de samenleving vervreemde mensensoort; voor Nederlandse lezers volstaat hier het noemen van de namen van Ralph Hamers en Henk Breukink.

Macrons enige fiscale maatregel getuigde daarvan. Wat de afschaffing van de dividendbelasting was bij Rutte, was die van de vermogensbelasting bij hem: een buigen voor de chantage van de bovenste één procent – als we niet onze zin krijgen verkassen we ons bedrijf of kapitaal naar een belastingparadijs – dat door de bevolking niet langer wordt gepikt. Mondiaal bezit deze één procent inmiddels de helft van alle vermogen, terwijl de honderd rijkste miljardairs samen meer hebben dan de armste drie-en-een-half-miljard. Tegen de achtergrond van toenemende onzekerheid voor steeds grotere delen van de bevolking in het Westen begint deze kloof stuitende proporties aan te nemen. Recent onderzoek wees daarbij voor Nederland uit dat burgers stelselmatig minder van politici krijgen dan hun verkiezingsprogramma’s beloven, en bedrijven juist beduidend meer.

Daarbij toont ook de meritocratische ideologie haar harde keerzijde: waar succes als eigen verdienste geldt, is mislukken eigen schuld. Niets erger dan een loser!  Collectieve maatschappelijke vraagstukken worden door de succesvollen zo tot individuele aanpassingsproblemen gereduceerd. ‘Je gewoon moeten invechten’ heette dat bij Rutte, ‘gewoon de straat oversteken voor een baan’ bij Macron: symptomatisch voor een technocratische politieke klasse die geen flauwe notie heeft van de problemen waar de lagere middengroepen tegenaanlopen, en onder het motto ’there is no alternative’ weigert om de eigen, als zogenaamd objectief en ideologisch?neutraal gepresenteerde politieke axioma’s te heroverwegen. Flexibiliteit heet daarbij goed voor Uw vechtlust te zijn.

Het is dit, wat het ‘politieke midden’ nu in heel Europa in de problemen brengt. En daarmee ook de Europese Unie zelf, omdat die met deze eenzijdige marktpolitiek wordt geassocieerd. Haar internationale boodschap verliest daarmee aan overtuigingskracht: zij gaat gepaard met een vergaand verlies aan morele geloofwaardigheid, omdat dezelfde bovenlaag die voor doorsneeburgers de strakke broekriem aanbeveelt, tegelijk zelf gretig uit de bonuspot snoept. Waar de directeur, onder verwijzing naar Amerikaanse concurrentie, voor zichzelf een hoger salaris bedingt, krijgt de monteur, onder verwijzing naar Albanese concurrentie, van deze te horen dat hij het met minder moet doen. Het zijn zodoende de CEO’s zelf die zo de bijl aan de wortels van de markteconomie zetten en daarmee de nationale electorale revoluties op gang brengen die nu ook Europa bedreigen.

Thomas von der Dunk, 19 december 2018

Europese BewegingGele hesjes belichamen een Europabrede opstand
read more

Beyond Brexit: Now!

How will we – thirty years from now – look back at this moment in European history? Hard to tell: the Brexit saga follows its own peculiar dynamics, and currently overshadows almost everything else. While everybody – apart from mrs. May – seems to think this is rapidly turning into a lose-lose situation: the Brexit train moves on!

Attempts to revisit the fundamental questions of whether the original choices around Brexit were smart in light of what we have come to know since, have systematically been countered by two objections: a) the British people have spoken and b) the UK wants its country and sovereignty back, and has all the right to wish so. Frequently, these arguments were accompanied by a series of promises of the glorious futures, which would open up for the UK, once it would have ‘freed itself from the tentacles of the European Union’. End of discussion. End of forty years of dialogue of how people could build something together, step by step.

The Brexit era offers no climate for real innovation either. If anything, Brexit has cost us all a lot of energy. The bulk of efforts have gone to unravelling, dismantling, disconnecting, not to the articulation of a better, common future.
Top-shot negotiators have made overtime in an unprecendented process of deconstruction, of which the end is not yet in sight. And if we are honest: nobody can really tell where this will lead in the coming years, despite the 500-plus ‘Witdrawal Deal’ and the Political declaration about the future of the UK-EU relations, which have now been sent on to the British and EU Parliaments.

The people have spoken’ has turned into a dogmatic mantra, with an unrelenting ‘once-and-for-all’ character. However, ‘the people’ have not contributed much real input into the negotiations since June 23, 2016, the day of the UK Brexit referendum. Nor have they as yet assumed much ownership of the consequences of the Brexit choice or of the collateral damage of turning their back on forty years of painstaking build-up of European relations. And few seem to feel any responsibility for the fact that all the time that has gone into the demolition of much previous work has not been invested into the urgently needed build-up of improved European collaboration.

And all this while time is running out for dealing with many of the big global challenges. Everywhere in Europe (and the world) people ask for a fairer economy, for actions to strengthen social security, for a better future for our younger generations. Everywhere in Europe people worry about the shifting social and physical climate, and are seeking some certainties in a turbulent world. Trust in established institutions is waning. Popular agression is mounting, and regressive movements are on the rise. In many places, people look for scapegoats (today turning on ‘migrants’), or just close off. All these trends are demanding much firmer, more creative responses, to turn the tide.

Therefore, on the day that the EU and UK have reached ‘the deal’, perhaps this is what is most annoying and saddening: that the big questions of our time, the major cross-border issues which require a stepping-up of international collaboration rather than an abandoning of it, have not been served at all by the Brexit process. It is clear that individual nations – however much under the delusion of grandeur – can no longer solve the major global issues single-handedly. Yet the Brexit moment has not been used to fundamentally renovate, to take a big leap forward in the development of better alternatives for the European project that seems under pressure from all sides. The Brexit process has predominantly fostered the distrust and the ‘everyone-for-themselves’ mentality.

The EBN has been focusing for years now on alternatives, on the innovative sides of Europe, manifest in many cross-continent social networks that focus on the big transitions of our time. We have linked to groups and associations of people across our continent (including in the UK) who do believe we need new forms of strong collaboration to face our current global challenges. Those people share a strong sense that more creativity is needed to overcome the current mess.

We live in fierce, fundamentally transformative times. Whoever still has faith in constructive forms of European collaboration (and we do) will have to speak out and act up now. Not tomorrow, but now! Beyond Brexit!

Godelieve van Heteren, EBN Board

Europese BewegingBeyond Brexit: Now!
read more

De erfenis van 1918 gaat ons meer aan dan ooit

Zondag 11 november was het honderd jaar geleden dat om 11 uur de wapenstilstand in Compiègne een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog. Dit feit werd in Parijs en op tal van andere plaatsen in Europa herdacht. In Nederland werd op diezelfde elfde van de elfde om elf minuten over elf de jaarlijkse aftrap gegeven voor carnaval. En hoewel Mark Rutte namens Nederland in Parijs aanwezig was: het contrast tussen een hossende meute hier en herdenkende politici daar, in het Achtuurjournaal tamelijk gedachteloos (?) achter elkaar gepresenteerd, heeft toch iets bizars. Alsof de Eerste Wereldoorlog ons niet echt aangaat.
Dat was in elk geval heel lang de Nederlandse insteek; ons nationale geheugen wordt vrijwel compleet door de Tweede Wereldoorlog in beslag genomen. Zoals Frans Timmermans bij het herdenkingssymposium in het Vredespaleis afgelopen zaterdag stelde: in het Nederlandse geschiedenisonderwijs dat hij genoten had, werd in het Rampjaar 1672 gestopt, om pas met het Nieuwe Rampjaar 1940 (deze laatste term, voor alle duidelijkheid, is van mij) weer verder te gaan.
Of er, als er een Tweede Wereldoorlog was, dan toch ook een Eerste moet zijn geweest, is niet alleen een vraag die wel eens door argeloze scholieren wordt gesteld. Ook het Nederlandse publiek leek zich daar lange tijd amper van bewust, wat gelukkig inmiddels aan het veranderen is.
Met de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog – die om te beginnen immers ook de Tweede baarde – worden wij in elk geval wèl geconfronteerd, en misschien inmiddels zelfs meer dan ooit. Men zou kunnen stellen dat in 1989 de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog – tweedeling van Europa in een Amerikaans en Russisch blok, inclusief die van Duitsland – ongedaan werden gemaakt, en daardoor de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog weer meer zichtbaar werden.
Dat betreft allereerst een reeks van nieuwe staten op de puinhopen van de vier verdwenen imperiale rijken in wat wel ‘Tusseneuropa’ is gedoopt: de hele sliert van kersverse landen van de Balkan tot het Balticum. Met drie euvels kampten velen daarvan toen, en kampen zij nu weer: met een gebrekkige democratische traditie, dus de hang naar autoritaire leiders; met grote minderheden als gevolg van de complexe etnische kaart, dus separatistische en irredentistische tendensen; en, daardoor, soms een sterk nationalisme. Die problemen, die lang onder de dikke deken van de Koude Oorlog waren gesmoord, zijn nu in veel landen weer terug.
Nieuw nationalisme is intussen, mede als gevolg van de ongelijke verdeling van de lusten en lasten van de globalisering, niet alleen aan Oost voorbehouden, maar zien wij eveneens in West. En het keert zich ook daar deels tegen de Europese Unie, dat als gevolg van een eenzijdig neoliberale economische koers als vehikel van die gevreesde globalisering wordt gezien. Op dat punt konden zich in Italië moeiteloos de rechtse en linkse populisten in de huidige regering verenigen.
Afkeer van Europa heeft tevens geleid tot de Brexit. Wat dat betreft was de afwezigheid van Theresa May in Parijs symbolisch: ook bij het herdenken heeft Londen voor splendid isolation gekozen. De verzoening na 1918 en 1945 was vooral een Frans-Duits project – niet toevallig ontving Macron, tegen de normale etiquette in, als laatste Merkel – en de Britten stonden daar mentaal altijd een beetje buiten. Niet alleen de door de Britse boulevardpers in stand gehouden clichés over Teutoonse barbaren voeden die afstand; eind 1989, toen Thatcher Mitterrand kwalijk nam dat hij zo makkelijk met de Duitse Hereniging instemde, bleek dat men aan gene zijde van het Kanaal zelfs de afloop van de Honderdjarige Oorlog geestelijk nog niet helemaal had verwerkt.
Intussen was de internationale herdenking in Parijs ook niet vrij van ongerijmdheden. Allereerst werd die door de Fransen weer op onnavolgbare wijze in het teken van de glorie van het eigen vaderland gezet – in dat opzicht slagen zij er toch altijd weer magistraal in om alle anderen te overtroeven. Natuurlijk: ook de overige oorlogspartijen van toen kregen in zijn lange speech een plekje. Maar verder was het weer Jupiter in Versailles: Hij sprak en Hij ontstak de vlam bij het graf van de onbekende soldaat, alle andere staatslieden waren slechts decor.
Het herinnert aan de wijze waarop Napoleon eens zijn ontvangst in Dresden in het bijzijn van alle Duitse rijksvorsten met hun eeuwenlange stambomen in scène liet zetten. Eén voor één kwamen die de zaal binnen, eerst de graven, dan de hertogen, dan de koningen, en allen werden bij de deur, die steeds iets verder openging, nauwgezet met hun eindeloze reeks van titels en voornamen aangekondigd: de hooggeboren graaf en gravin huppeldepup van zo-en-zo, de hooggeboren hertog en hertogin van dit-en-dat, hunne koninklijke hoogheden etcetera. Tenslotte gingen de deuren helemaal open, en zei de ceremoniemeester slechts: “de keizer”. Daar kunnen noch de Russen, noch de Amerikanen tegenop.
De volgende ongerijmdheid was dat Macron zo nadrukkelijk stelde dat de (althans de Franse) soldaten voor de vrijheid vochten. Ongeacht de clichés in de oorlogspropaganda van de Entente van honderd jaar geleden: dat is een veel te grove versimpeling. Anders dan de Tweede Wereldoorlog waarin het Westen tegen drie totalitaire dictaturen streed – met wel, moreel zeer ongemakkelijk, een vierde grote aan de eigen zijde – laat de Eerste zich niet tot zo’n tegenstelling reduceren. Daarin schuilt nu juist de tragiek: het was geen onontkoombare zwart-wit-strijd tussen Goed en Kwaad. Wilhelm II was geen Hitler. En tsaristisch Rusland als kampioen van de vrijheid? De Revolutie brak daar niet helemáál zonder reden uit.
Wat bovendien – en dat is de derde ongerijmdheid – het benadrukken daarvan toch wat curieus maakt, was de onvermijdelijke aanwezigheid van de nieuwe Russische ’tsaar’ Vladimir I, die met vrijheid en rechtsorde nog minder op heeft.

Thomas von der Dunk, 12 november 2018

Europese BewegingDe erfenis van 1918 gaat ons meer aan dan ooit
read more