Een democratische schoonheidsprijs verdient het in elk geval niet. En vergeleken met de wijze waarop de vorige keer de voorzitter van de Europese Commissie aan zijn baan kwam, is er duidelijk sprake van een terugval. Het is goed voorstelbaar dat veel kiezers zich door deze uitkomst bekocht voelen. Het systeem van Spitzenkandidaten had duidelijk de opkomst bevorderd. Dat de regeringsleiders geprobeerd hebben dit, door ze allemaal voor de hoogste baan terzijde te schuiven, de nek om te draaien, zal de volgende keer mogelijk menigeen doen thuisblijven.
Interessante paradox, juist met het oog op de forse winst van de anti-Europese nationalistische populisten: die achterkamertjes-gang van zaken is enerzijds koren op hun molen, en slaat hen anderzijds juist een wapen uit handen. Het geeft inderdaad voeding aan hun argument dat het er in Brussel schimmig aan toegaat: de kiezer staat buitenspel. Maar tegelijkertijd wordt hun andere anti-Europese argument ontkracht: dat van een oppermachtige centralistische bureaucratie. De uitkomst is nu juist het gevolg van het feit dat de nationale staten de regie hebben teruggepakt – met de totalitaire superstaat Europa valt het dus wel mee.
Hoe dan ook: de grootste partijen hebben zich intussen bij deze gang van zaken neergelegd, ook omdat er nogal wat waardevolle troostprijzen – voor Timmermans en Verstager – zijn uitgedeeld. Alleen de christen-democratische Spitzenkandidaat Weber is al bijna in het niets verdwenen.
Dat verschil in uitkomst met de vorige keer is mede te wijten aan het feit dat Weber – ofschoon volgens de Spitzenkandidaatformule toch de verkiezingswinnaar, want aanvoerder van de grootste Europese fractie – door teveel regeringsleiders als een vrij zwakke kandidaat beschouwd werd, en met dat argument bij voorbaat terzijde geschoven werd. Waarna vervolgens ook de koppen van de concurrentie rolden, omdat het feit dat Merkel Weber had laten vallen, niet door de EVP werd geaccepteerd, en daardoor gaandeweg een veto tegen alle andere Spitzen werd uitgesproken.
In 2014 was zo’n uitkomst voorkomen doordat de christen-democraat Juncker en de sociaal-democraat Schultz hadden afgesproken dat na de verkiezingen de verliezer van hen beiden zich achter de winnaar zou scharen – waarbij hun beider fracties ook nog tezamen de meerderheid hadden en dus deze regeling konden doordrukken. Doordat er ditmaal minder van een tweestrijd sprake was en die meerderheid weg is, werd het nu veel ingewikkelder, wat de in 2014 door het pact Juncker-Schultz buiten spel gezette nationale regeringsleiders de mogelijkheid gaf om de democratisering terug te draaien. Waarbij naast Webers zwakte ook de met diens onvermoeubare opkomen voor de rechtstaat samenhangende omstredenheid van Timmermans in Polen en Hongarije kwam, die Orban nu over diens ‘val’ victorie deed kraaien.
Heeft hij daarmee gelijk, of toch te vroeg gejuicht? Omdat Timmermans intussen als persoon in Warschau en Boedapest persona non grata was, en ongeveer elke zet zijnerzijds als een rode lap op een stier werkte, kan het verstandig zijn om in personeel opzicht met een schone lei te beginnen. Een nieuwe start in Brussel kan in dat opzicht goed zijn voor de verzuurde verhoudingen. Mits althans de nieuwe commissaris die nu voor de rechtstaat verantwoordelijk is, inhoudelijk dezelfde lijn kiest. De post is aan een Tsjech toebedeeld – dat kan dan een goede strategische zet zijn, omdat dan Orban en de zijnen minder makkelijk kunnen klagen dat zij het slachtoffer zijn van Westeuropese arrogantie.
In dat opzicht lijkt er in meer gevallen van een doortrapt-strategische keuze sprake te zijn: een Ier voor handelsrelaties – met het oog op de Britse Brexitpuinhoop een terecht signaal aan Boris’ bende dat Brussel zich niet door Westminster uit elkaar zal laten spelen, en niet zal toestaan dat deze incompetente opsnijder zijn electorale gelijk over de rug van Dublin behaalt. Vervolgens een Griek voor migratie – ook dat is vast geen toeval.
En een Italiaan voor begrotingsdiscipline – opdat Brusselse oekazes niet meer vanuit Rome als Noordeuropese arrogantie kunnen worden afgedaan. Tegelijk is het, met de nieuwe Italiaanse regering ook zeer wenselijk dat die oekazes zeldzamer worden. Als iets de electorale steun voor de nu buiten spel gezette Salvini heeft gevoed en weer opnieuw kan voeden, zijn het die oekazes en de daarachter schuilgaande onverschilligheid voor het lot van de miljoenen Italianen die de concrete gevolgen van de opgelegde bezuinigingen en hervormingen voelen. Salvini dankt zijn populariteit voor een belangrijk deel aan het feit dat hij, anders dan zijn voorgangers, voor die Brusselse druk niet opzij is gegaan en weerstand heeft durven bieden. Dat maakt hem voor veel Italianen tot een nationale held.
Die druk wordt destemeer door de Italianen als onrechtvaardig beschouwd, omdat bijvoorbeeld Frankrijk enerzijds, als Parijs de regels overtreedt, daar wel altijd mee wegkomt, en anderzijds bij monde van Macron snel een hoge stichtelijke toon aanslaat. Dat laatste geldt ook voor de kwestie van de bootvluchtelingen, waar de rest van Europa zeer weinig solidariteit met Rome heeft getoond, en zich lafhartig achter de Dublinverordening verschuilt. Aan dat laatste bezondigt ook Nederland zich steevast.
Brussel en de Noord-Europese landen zouden een grote fout maken als ze met het aantreden van de Europavriendelijke regering-Conte II menen dat zij nu geen rekening met die Italiaanse sentimenten hoeven te houden. Anders haalt Salvini de volgende keer alsnog de absolute meerderheid. Dat is ook iets dat ook alle Wopkes in Den Haag, altijd vooraan om moralistisch met het monetaire vingertje te zwaaien, eindelijk eens ter harte zouden moeten nemen.
Thomas von der Dunk, 18 september 2019