Op 6 april vindt in Nederland een raadgevend referendum plaats over de Wet tot goedkeuring van de Associatie-overeenkomst, die in 2014 tussen de Europese Unie en haar Lidstaten enerzijds en Oekraïne anderzijds is gesloten. Dit associatieverdrag beoogt verregaande politieke en economische samenwerking tussen de EU en Oekraïne. Het verdrag is op 1 januari 2016 al gedeeltelijk in werking getreden. In september 2015 mobiliseerde echter het actiecomité GeenPeil voldoende Nederlanders om handtekeningen te zetten voor het houden van een raadgevend referendum over dit verdrag. Sedertdien wordt een fel debat gevoerd. Voorstanders van het verdrag wijzen op de economische voordelen ervan en op de bijdrage die de associatieovereenkomst kan leveren aan de opbouw van de rechtsstaat en politieke stabilisatie in Oekraïne. Tegenstanders benadrukken daarentegen op dat Oekraïne een instabiel land is en dat dit verdrag de relatie tussen de EU en Rusland verder onder druk zet.
We spraken over de situatie in de regio en het referendum met oud-Ambassadeur mr. Pieter Jan Wolthers, die van 2009 tot zijn pensionering in mei 2013 in Kyiv werkzaam was. Hij pleit nadrukkelijk voor een ‘ja’-stem bij het aanstaande referendum.
Vraag: Hoe beoordeelt u het belang van het associatieverdrag met de Oekraïne voor de toekomst van het land? Wat zijn volgens u de kernpunten van de overeenkomst?
Wolthers: Omdat er hardnekkige misverstanden bestaan, wil ik voorop stellen dat de Associatieovereenkomst tussen de EU en haar Lidstaten enerzijds en Oekraïne anderzijds een samenwerkingsverdrag is; dit verdrag gaat dus uitdrukkelijk niet over Oekraïense toetreding tot de EU. De in het verdrag beoogde samenwerking is buitengewoon belangrijk voor de ontwikkeling van Oekraïne, en het is tevens van groot belang voor onszelf.
De kerndoelstelling van de Associatieovereenkomst met Oekraïne is in feite tweeledig: economische integratie en politieke coördinatie. Dit is geen nieuw concept, want de EU heeft al met zo’n 20 landen, op verschillende continenten, associatieverdragen afgesloten. Het samenwerkingsverdrag met Oekraïne neemt in deze reeks echter wel een aparte plaats in, vanwege de omvang en de diepgang van zijn bepalingen. Niet eerder namelijk bestreek een handelsverdrag zoveel sectoren van de economie in een zo hoge mate van detail. Het doel is het creëren van een gelijk speelveld om wederzijdse markttoegang te vergemakkelijken. Het gaat niet alleen om afschaffing van douaneheffingen en andere handelsbarrières, maar – en dat is op termijn veel belangrijker – ook om de geleidelijke aanpassing van Oekraïense producten en productieprocessen aan de standaarden zoals wij die in Europa kennen binnen de Interne Markt. Dit zal geschieden doordat Oekraïne geleidelijk zijn wetgeving aanpast aan de onze. Te denken valt dan bijv. aan voorschriften op het terrein van de veilige omgang met gevaarlijke stoffen, voedselveiligheid, bescherming van consumenten en welzijn van dieren. Bijzonder is dus de gedetailleerdheid van dit samenwerkingsverdrag, maar ook het feit dat het hier gaat om op regels gestoelde, bindende normen, waarvan de naleving zal worden geverifieerd. Certificering en controles maken dus ook deel uit van de verdragsbepalingen.
Ervaringen uit eerdere associatieverdragen met andere landen leren dat van afsluiting van een dergelijk verdrag een krachtige stimulans op de economie uitgaat. Cijfers verzameld door Brussel geven aan dat op middellange termijn een BNP-groei van 6% voor het betrokken land valt te verwachten, op langere termijn doorgaans zelfs zo’n 12-13%. Ook van de Associatieovereenkomst met Oekraïne mag daarom worden verwacht dat deze ten goede zal komen aan de verdere ontwikkeling van de economie van het land, die ernstig heeft geleden onder plundering door oligarchen en onder de Russische agressie, maar die nu, met ondersteuning van o.m. het IMF, langzaam weer opkrabbelt uit het dal.
Naast de bepalingen die betrekking hebben op economische integratie en handel-gerelateerde bepalingen, die veruit het grootste deel van dit verdrag vormen (ca. 440 van de 486 artikelen), voorziet de tekst in bepalingen over versterkte politieke dialoog over thema´s die voor partijen belangrijk zijn. Hiermee wordt o.m. gedoeld op processen waarmee de EU de democratie en de rechtsstaat in Oekraïne verder wil versterken en haar normen en waarden op dit terrein wil overbrengen. Honderdduizenden Oekraïners hebben op Majdan laten zien, wat later in het Oekraïense Parlement en in de vorig jaar gehouden (en ordelijk verlopen) verkiezingen is bevestigd, dat Oekraïne definitief een streep wil zetten onder een verleden dat werd gekenmerkt door een politiek bewind in Sowjet-stijl – zonder transparantie, maar mét nepotisme en corruptie. In plaats daarvan wenst een groeiende meerderheid van het Oekraïense volk niets meer en niets minder dan een beter leven, naar Europees model, met goed bestuur, vrijheid tot zelfontplooiing en minder corruptie.
De versterkte politieke dialoog omvat ook voornemens om de wederzijdse veiligheid te bevorderen, door samenwerking in de bestrijding van terrorisme, grensoverschrijdende criminaliteit, handel in drugs en witwassen. Om illegale migratie tegen te gaan, zullen de EU en Oekraïne gaan samenwerken bij de verbetering van grensbeheer en de bestrijding van mensensmokkel en van smokkel in wapens.
Verder strekt de versterkte politieke dialoog zich ook uit tot buitenlands- en defensiebeleid, bijv. door afstemming van posities die in internationale fora worden ingenomen. Dit wil niet zeggen dat de EU, die immers geen militaire organisatie is, nu met Oekraïne een militaire samenwerking zou willen beginnen zoals die zelfs onder de EU-Lidstaten niet bestaat. Gestreefd wordt wel naar intensivering van de praktische samenwerking in conflictpreventie en crisisbeheersing, waarbij wordt gehoopt op Oekraïense deelname aan EU-geleide civiele en militaire operaties, oefeningen en opleidingen op het terrein van crisisbeheersing.
Al deze vormen van samenwerking hebben dus tot doel de binnen- en buitenlandse stabiliteit van Oekraïne te versterken. Dat is evident in het belang van Oekraïne, maar vanzelfsprekend is e.e.a. ook in ons eigen belang. De EU en wijzelf, als één van haar Lidstaten, zijn immers gebaat bij stabiliteit binnen de EU, maar ook bij de buren van de EU. Alle regeringen en parlementen in de EU-Lidstaten, waaronder in Nederland, hebben daarom, mede uit eigenbelang, besloten deze transitie van Oekraïne naar een pluriforme democratie met een marktgerichte economie te ondersteunen; graag vertrouw ik daarom erop dat ook de Nederlandse kiezers straks met hun ‘ja’ in het referendum tot uitdrukking zullen brengen dat zij stemmen voor Oekraïne én voor Nederland.
Vraag: U heeft zich aangesloten bij een actiecomité dat Nederlanders wil aansporen voor te stemmen. Wat zijn uw belangrijkste beweegredenen zo actief op te treden in dit verband?
Wolthers: Mijn belangrijkste beweegredenen spruiten voort uit mijn ervaringen gedurende vier jaar wonen en werken in Oekraïne. In die periode (2009-2013) heb ik alle 25 provincies van het land bezocht. Ik ben onder de indruk gekomen van het reusachtige potentieel dat Oekraïne biedt. Dit geldt in het bijzonder voor de agrarische sector, waar de Nederlandse expertise hoog staat aangeschreven, maar ook voor de (veelal verouderde) industrie die dringend behoefte heeft aan eigentijdse technologie en andere moderniseringsinvesteringen; voorts is de dienstensector (incl. ICT) veelbelovend, mede dankzij een hoogopgeleide en arbeidzame bevolking. Meer handel met, en meer Europese investeringen in, Oekraïne zullen het land vooruit helpen. Om handel en investeringen te laten opbloeien, is het echter voor de zakengemeenschap allereerst noodzakelijk dat er voorspelbaarheid heerst, en dat het bedrijfsleven het vertrouwen wordt gegeven dat investeringen beschermd zullen zijn; mocht onverhoopt een geschil ontstaan, dan moet men erop kunnen vertrouwen dat rechters onpartijdig en onkreukbaar zijn. Het gaat hier dus om een ingrijpend en alomvattend veranderingsproces, waarvoor de Associatieovereenkomst de leidraad biedt. En zo wordt het verdrag ook door de Oekraïners zelf gezien en gewaardeerd. Omdat ik zelf ten stelligste ervan overtuigd ben dat het Associatieverdrag, als hervormingsagenda voor Oekraïne, dat land grote voordelen zal brengen, wil ik natuurlijk ook graag dat anderen vanuit eenzelfde overtuiging vierkant achter dit samenwerkingsverdrag staan. Daarom heb ik besloten mij sterk te maken voor de ‘ja’-campagne via de Stichting Stem Voor Nederland, waarvan ik een van de mede-oprichters ben.
Vraag: Tegenstanders wordt verweten dat zij van dit Associatieverdrag een soort ‘tevredenheidstest’ over het functioneren van de EU maken. Hebben zij in uw ogen ook terechte zorgpunten? B.v. ten aanzien van de stabiliteit in de relatie met Rusland?
Wolthers: GeenPeil en anderen die vorig jaar campagne hebben gevoerd om een referendum over het samenwerkingsverdrag met Oekraïne te laten houden, hebben er nooit een geheim van gemaakt dat het hun in het geheel niet om Oekraïne te doen is. Op haar website, waar GeenPeil de vraag stelde waarom zij een referendum wilde, gaf zijzelf het onthullende antwoord: “Omdat de EU volstrekt ondemocratisch is. In Brussel luistert niemand naar de kiezer. (…) We willen een referendum afdwingen om een signaal te laten horen.” Elders werd gesproken over het mobiliseren van verzet tegen “uitwassen van het EU-beleid, zoals ongebreidelde uitdijing van de EU.” Die vertekende visie verklaart ook de leuze van GeenPeil: “Redt de democratie en stem tegen!”.
Ik deel de visie als zou de EU democratische legitimiteit missen, absoluut niet. De Europese Unie is immers niet een of ander vreemd extern fenomeen, maar de Europese Unie zijn wijzelf, en burgers hebben allerlei mogelijkheden om het EU-beleid te beïnvloeden, o.a. via nationale en Europese verkiezingen. Ook is er in het geheel geen sprake van een “ongebreidelde uitdijing” van de EU. Uitbreiding van de EU is een belangrijk en zorgvuldig voorbereid proces, waarin iedere Lidstaat op vele niveaus mogelijkheden bezit om beslissingen mee te helpen sturen; iedere Lidstaat heeft bovendien zelfs een vetorecht indien zou worden geoordeeld dat een kandidaat-Lidstaat onvoldoende zijn best heeft gedaan om te voldoen aan de stringente voorwaarden die de EU aan toetreders stelt. Maar ik wil graag nog eens benadrukken dat, anders dan sommigen ons misleidend willen doen geloven, een Oekraïens lidmaatschap van de EU in dit referendum überhaupt niet aan de orde is.
Zeer bedenkelijk vind ik dat het referenduminstrument – dat overigens 30 miljoen Euro kost – wordt gekaapt door lieden die er openlijk voor uitkomen dat zij heel andere doelen najagen en zich totaal niet om Oekraïne bekommeren. Het gevaar dreigt dat de Nederlanders, die zich op deze wijze voor het karretje van GeenPeil hebben laten spannen, straks de Oekraïners in de kou laten staan, terwijl die Oekraïners juist nu bij hun inspanningen ter modernisering van hun staatsinrichting en economie onze steun dubbel en dwars verdienen.
Wat betreft de betrekkingen met Rusland zien we dat tegenstanders van het samenwerkingsverdrag met Oekraïne ons proberen angst aan te jagen met scenario’s als zou het verdrag de relaties met Rusland op scherp zetten, en zelfs tot oorlog kunnen leiden. Ik verwerp deze ongefundeerde bangmakerij. Moskou heeft al bewezen dat het helemaal geen Associatieverdrag nodig had als excuus om, met schending van alle beginselen van internationaal recht en van verdragen waarbij het zelf partij is, de Krim te annexeren. Moskou is in oostelijk Oekraïne vervolgens ook nog begonnen een separatistisch vuurtje op te stoken door het te doen voorkomen alsof daar “een burgeroorlog woedt, waarin mensen die tot ‘de Russische wereld’ behoren het willoze slachtoffer worden van vervolging door de fascistische junta uit Kyiv.” Omdat deze Russische gedragslijn een ernstige inbreuk op de naoorlogse veiligheidsarrangementen in Europa vormt, hebben de EU, de VS en enkele andere staten sancties tegen Rusland afgekondigd. Als de Associatieovereenkomst door Nederlands toedoen niet rond zou komen, zou dit koren op de molen van het Kremlin zijn. Alles pleit dus ervoor om juist wel ‘ja’ te zeggen tegen het Associatieverdrag en daarmee het signaal aan het Kremlin te geven dat de toekomst van Oekraïne in Kyiv wordt beslist, en niet in Moskou.
Vraag: De overeenkomst is gedeeltelijk al in werking getreden. Wat zijn de praktische gevolgen indien er uit het referendum een Nederlands ‘nee’ zou volgen met meer dan 30% opkomst?
Wolthers: Op het eerste gezicht lijken de praktische gevolgen van een onverhoopt negatief uitpakkend Nederlands referendum misschien niet erg groot, maar zij mogen toch ook weer niet worden onderschat.
In de eerste plaats is het zo, dat niet alleen Oekraïne, maar ook het Europees Parlement en 27 van de 28 EU-Lidstaten de Associatieovereenkomst hebben goedgekeurd en bekrachtigd; ook in Nederland hebben de beide Kamers van de Staten-Generaal de wet tot goedkeuring van de Associatieovereenkomst met grote meerderheid aanvaard (in de Tweede Kamer met 119 tegen 31 en in de Eerste Kamer met 54 tegen 19 stemmen), maar de inwerkingtreding van de goedkeuring is nu opgeschort als gevolg van de organisatie van het referendum. Indien ons land als enige EU-Lidstaat – terwijl ons land bovendien juist in deze periode het EU-Voorzitterschap bekleedt – de Associatieovereenkomst met Oekraïne in dit referendum zou afwijzen om redenen die weinig tot niets met Oekraïne te maken hebben, zou dit voor de Nederlandse regering een blamage zijn. Een ‘neen’ als uitslag van dit referendum zal het Nederlands internationaal aanzien schaden, nog afgezien van het feit dat het een volstrekt onverdiende klap in het gezicht van de Oekraïners zou vormen.
In praktisch-juridische zin moet de regering, in geval van een negatieve uitslag van het referendum, in overleg treden met de Tweede Kamer om te bepalen wat haar dan te doen staat. Veel zal afhangen van de stemverhouding tussen ‘voor’ en ‘tegen’ die uit de uitslag van het referendum zal blijken. Het betreft hier weliswaar een raadgevend referendum en dit betekent in theorie dat het een regering vrijstaat te beslissen om de uitkomst te volgen of deze naast zich neer te leggen; in de praktijk zal het echter moeilijk zijn het oordeel van de kiezers te negeren wanneer dit oordeel zou worden gegeven met overtuigende meerderheid bij een eveneens overtuigende opkomst. Ik reken echter graag erop dat de Nederlandse kiezers verstandig zullen zijn en dat zij op 6 april zullen gaan stemmen om een overtuigd ‘vóór’ te kunnen laten horen.
Vraag: Op welke wijze moet volgens u de relatie met de Oekraïne verder worden ontwikkeld?
Wolthers: Het is geen gemakkelijke opgave om een land dat nog tamelijk jong is en dat tot heel recent diep heeft geleden onder repressie, wanbestuur en corruptie, om te vormen tot een volwassen, ‘normale’ democratie met vrijemarkteconomie. Voor deze transformatie heeft Oekraïne om onze hulp verzocht. De Oekraïners, in het bijzonder de jongere generaties die per slot van rekening de toekomst van het land vormen, mogen wij daarom niet in de steek laten. Integendeel, met deze Associatieovereenkomst moeten we de Oekraïners de door hen gevraagde steun in de rug geven.
Maar daarbij moeten we tegelijkertijd duidelijk maken dat wij verwachten dat de Oekraïners ook zelf de handen uit de mouwen steken. Daarmee zijn zij, ondanks de noodzaak prioriteit te geven aan de verdediging van het land tegen externe agressie, al begonnen, en op diverse terreinen – hervorming openbaar bestuur, economische decentralisatie, instelling Anti-Corruptie Aanklager – is voortgang geboekt, ofschoon deze misschien langzamer gaat dan menigeen had gehoopt. Ook het vervolg van dit proces zal ongetwijfeld weerbarstig blijken, maar hier geldt dat er met vereende krachten meer kan worden bereikt dan wanneer ieder alleen voor zich optreedt. Oekraïne, de EU en haar Lidstaten, waaronder Nederland, hebben veel gemeenschappelijk belang bij een geslaagde transitie van Oekraïne; laten we er dus ook samen de schouders onder zetten!