My Blog

EU-Poort: Een blauwdruk voor een hechte EMU

Donderdag 17 oktober vond de EU poort “Een blauwdruk voor een hechte EMU: uitholling van soevereiniteit of positieve investering in de toekomst?” plaats. Een jaar na de lancering van de ‘Blauwdruk voor een hechte economische en monetaire unie – aanzet tot een Europees debat’, en een maand na Prinsjesdag 2013 stonden we stil bij een aantal grote vragen en dilemma’s die de voortgaande integratie op financieel-economisch en monetair terrein oproept.

De inleidingen werden verzorgd door Lex Hoogduin (hoogleraar Monetaire Economie en Financiële instellingen aan de UvA en voormalig directeur van de Nederlandsche Bank) en Ben Crum (Universitair hoofddocent Politieke Theorie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam). Marit Maij (Tweede Kamerlid PvdA en woordvoerder Europa) sloot direct na de plenaire stemming in de Tweede Kamer aan.

Inhoudsopgave van deze pagina:

Verslag

Meer over…

1.

Verslag

Lex Hoogduin begon zijn inleiding met de constatering dat we vandaag de dag veel te veel kijken naar de problemen van de laatste jaren. Voor de totstandkoming van de EU moeten we een eeuw terug. De Europese integratie bood een nieuwe manier voor vreedzame samenwerking in een tot dan toe veelvuldig door oorlogen verscheurt continent. Het is nog steeds een zeer succesvol project, zij het dat het proces gepaard gaat met vallen en opstaan. Het is dan ook verstandig om ernaar te streven om deze lijn door te trekken en het integratiemechanisme leidend te laten zijn bij de oplossingen voor de problemen van nu.

We zijn in de grootste crisis ooit verzeild geraakt. Het is niet nuttig om vragen op te werpen als “was de invoering van de euro een goed idee?” aangezien afschaffing niet aan de orde is. Voor de basis van de EMU moeten we terug naar het Verdrag van Maastricht, dat was niet zo’n slecht verdrag. Wel hebben we sinds die tijd veel geleerd en moeten we reparaties aanbrengen, zoals een versterking van de afdwingbaarheid (zoals het sixpack). Misschien moeten we zelfs nog een stap verder gaan en de spelregels op centraal niveau afdwingbaar maken. Bij een meer centraal systeem horen ook een Eurominister van Financiën, een Bankenunie en één zetel van de EU in internationale overleggremia zoals het IMF. Dit vereist een beperkte overheveling van soevereiniteit. Er moet niet langer worden nagedacht over een bail out, of een ESM of ander noodfonds. Deze oplossingen gaat uit van het feit dat dingen mis kunnen gaan, maar dingen kunnen en mogen niet mis gaan en als het mis dreigt te gaan moeten we aan de rem trekken (en de regels afdwingen).

Ben Crum begon zijn inleiding met de constatering dat veel mensen in Nederland crisis moe beginnen te worden. We zitten in een situatie waar we liever niet hadden gezeten en waar dus ook geen makkelijke oplossingen voor zijn.

Kenmerkend voor de Europese lidstaten is een grote sociale diversiteit, die ook nog eens opmerkelijk robuust is. Deze diversiteit heeft een diepere basis en komt tot uitdrukking in de economische structuren in de lidstaten; zo zijn er diensten vs. Industrie economieën, verschillen in inkomen en grote conjunctuur verschillen. Het is dan ook de vraag of alle lidstaten met eenzelfde methode behandeld kunnen worden. De verschillende tradities, (welvaartstaat) modellen en economische omstandigheden geven voeding aan een legitieme diversiteit.

Wanneer we de verschillen doorvertalen naar de huidige crisis kunnen we constateren dat we de Europese Monetaire Unie (EMU) teveel vanuit een monetair en te weinig vanuit een economisch fiscaal perspectief hebben opgezet. De EMU was achteraf geen goed idee, dat hadden we niet moeten doen. Er is vandaag de dag geen politieke wil voor opheffing en het is economisch ook te risicovol. Er dienen dialogen tot stand te komen tussen de EU en de lidstaten om Europese kaders vorm te geven met feedback op nationaal niveau. We moeten de Brusselse top-down realiteit doorbreken. We moeten juist maatwerk leveren. Echter, het ingewikkelde van maatwerk is dat het politiek is.

Nationale parlementen en het Europese parlement staan buiten spel. Parlementen zijn verantwoordelijk voor besluiten op het niveau dat hen aangaat. Juist het Europees semester speelt tussen de het nationale en Europees niveau, waardoor de parlementen slechts het halve verhaal meekrijgen. Daarbij komt dat de ruimte van Commissaris Rehn zeer beperkt is en ook de Europese raad is niet aanspreekbaar.

Het is dan ook van belang om het proces inzichtelijker in te richten. Daartoe doet Ben Crum enkele concrete voorstellen:

Het opheffen euro is geen optie, maar individuele lidstaten moeten eruit kunnen (bijv. Cyprus);

Op nationaal niveau dienen de jaarlijkse EU begrotingsbesprekingen onderdeel te vormen van het politieke debat;

De aanbevelingen dienen naar nationale parlementen te worden opgestuurd voordat ze worden vastgesteld;

Commissaris Rehn dient in nationale parlementen het gesprek aan te gaan over de aanbevelingen;

Er komt een EU minister van financiën -hoge vertegenwoordiger voor Financieel en economisch beleid-, die permanent voorzitter is van de raad en de Commissie;

Er dient een formeel politiek moment te zijn voor de vaststelling van het kader voor begrotingsbeleid (en de speelruimte dient te worden vastgesteld met instemming van het EP);

Nationale en Europese parlementen moeten veel meer gaan samenwerken.

Voor Marit Marij was een belangrijke vraag hoe de Tweede kamer is aangesloten. We kunnen veel beter aangesloten zijn, niet alleen waar het gaat om monetair beleid maar op tal van beleidsterreinen. Het is zaak dat de Tweede kamer eerder in het Europese besluitvormingsproces inhaakt, bijvoorbeeld al in de groen- en witboek fase. Het Europese parlement moet de Europese Raad en Commissie controleren, er is echter weinig ruimte om tussentijds bij sturen. Brussel kent bijvoorbeeld geen moties van wantrouwen, waarmee individuele commissarissen tussentijds naar huis gestuurd kunnen worden.

De inleidingen vormden een mooie basis voor brede discussie, waarin aandacht was voor meer algemene vragen over de democratische legitimiteit en wat dat nu in de praktijk betekent voor burgers. Zo constateerde Bob Molenaar (erelid EBN) dat een Hagenaar geen last heeft van uitholling van soevereiniteit, maar van Brussel. Een belangrijke vraag is dan ook hoe we mensen die tot op heden niet aangehaakt zijn betrekken bij het Europese integratieproces? Ook werd de vraag gesteld of we ons niet veel te veel richten op institutionele oplossingen, terwijl de oorsprong van de crisis veel meer dient te worden gezocht in de meer fundamentele weeffouten in de hedendaagse economieën.

Daarnaast was er volop ruimte voor meer gedetailleerde vragen over de gewenste/ noodzakelijke reparatiescenario’s zoals de vraag of een 3% begrotingsnorm wel voldoende is om de opgebouwde schuldenberg op termijn weer af te breken.

Al met al een zeer geslaagde avond waar onder het genot van een drankje nog uitgebreid werd nagepraat.

verslag: Gera Arts

administrator_ebnEU-Poort: Een blauwdruk voor een hechte EMU